Reptielen, 1994-2011

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Reptielen zijn sinds 1994 gemiddeld genomen matig vooruit gegaan.

Reptielen gaan vooruit

Sinds 1994 zijn de reptielen in Nederland gemiddeld genomen vooruit gegaan. In deze periode neemt alleen de levendbarende hagedis af. De trend van de gladde slang is onzeker. De andere vijf soorten (zandhagedis, adder, muurhagedis, ringslang en hazelworm) nemen toe. In de laatste 10 jaar verbetert de situatie voor de levendbarende hagedis (stabiel sinds 2001), maar verslechterd de situatie voor de zandhagedis en gladde slang. Beide vertonen een matige afname sinds 2001.

Oorzaken verandering

Een aantal soorten profiteerde van beschermingsmaatregelen en op reptielen gerichte beheersmaatregelen in de natuurgebieden. Ook zijn er soorten in opkomst door de klimaatverandering, bijvoorbeeld de zandhagedis. De achteruitgang van de levenbarende hagedis komt onder andere door de versnippering van het leefgebied.

Levendbarende hagedis

Van alle reptielen gaat alleen de levendbarende hagedis achteruit. Oorzaken van de achteruitgang van de levendbarende hagedis zijn onder andere de versnippering van het leefgebied en de verbossing.

Bronnen

  • Janssen, I. en T. van der Meij (2010). Meetnet Reptielen 2009. Schubben & Slijm nr. 4. Juni 2010, Ravon, Nijmegen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aantalsontwikkeling reptielen
Omschrijving
Ontwikkeling populatie reptielen als groep
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde landelijke index van de volgende 7 reptielensoorten (indexwaarde 2000 = 100 voor elke soort). Het gaat om adder, gladde slang, hazelworm, levendbarende hagedis, muurhagedis, ringslang en zandhagedis. De gegevens zijn ontleend aan het landelijke meetnet reptielen van het Netwerk Ecologische Monitoring. De logistiek en kwaliteitscontrole van het meetnet zijn in 2007 verbeterd, waardoor geringe verschuivingen optreden. De indexen van met name de gladde slang zijn gewijzigd, doordat ook nog extra gegevens uit voorgaande jaren zijn toegevoegd. Voor de muurhagedis is een enigszins gewijzigde indexberekening toegepast. Op de trendbeoordeling hebben deze wijzigingen echter geen invloed.
Basistabel
De index van de betrokken soorten met hun trend staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Creemers, R.C.M. en J.J.C.W. van Delft (red) (2009). De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Leiden, NL.Smit G.F.J. en A. Zuiderwijk (2003). Handleiding voor het monitoren van reptielen in Nederland. Ravon-WM, CBS, Nijmegen (3e druk).Soldaat, L., H. Visser, M. van Roomen en A. van Strien (2007). Smooting and trend detection in waterbird monitoring data using structural time-series analysis and the Kalman filter. Journal of Ornithology. Volume 148, supplement 2: 351-357. DOI.10.1007/s10336-007-0176-7.
Opmerking
De trendbeoordeling (zie tabblad onder download figuurdata) bij deze graadmeter is gebaseerd op de uitkomst van trendspotter.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2012). Reptielen, 1994-2011 (indicator 1384, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.