Trend van reptielen, 1990-2015
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Reptielen zijn sinds 1994 gemiddeld genomen met 87% vooruit gegaan in aantallen en 11% in verspreidingsgebied.
Reptielen gaan vooruit
Sinds 1994 zijn de reptielen in Nederland als groep vooruit gegaan, zowel in populatie-aantallen (eerste tabblad) als in verspreidingsgebied (tweede tabblad). Vier soorten (zandhagedis, muurhagedis, ringslang en hazelworm) zijn namelijk in aantal toegenomen terwijl slechts één soort (levendbarende hagedis) in deze periode is afgenomen. Deze soort is de laatste tien jaar stabiel in aantallen. De overige twee soorten (adder en gladde slang) zijn stabiel in aantallen sinds 1994, maar de gladde slang wordt inmiddels wel op meer plaatsen waargenomen dan in 1994.
Rode Lijst Reptielen
Al gaan reptielen sinds 1994 vooruit, zes van de zeven soorten staan nog steeds op de Rode Lijst van bedreigde reptielen in Nederland, alleen de hazelworm heeft geen bedreigde status. In 2007 is de levendbarende hagedis op de Rode Lijst gezet vanwege zijn achteruitgang. De ernst van de bedreiging van reptielen als groep nam daarmee toe sinds 1995 (derde tabblad). In 2013 nam de ernst van de bedreiging echter weer af vanwege de verbetering van de toestand van de gladde slang (zie RLI-kleur).
Oorzaken verandering
Een aantal soorten profiteerde van beschermingsmaatregelen en op reptielen gerichte beheersmaatregelen in de natuurgebieden. Voor ringslangen worden bijvoorbeeld broedhopen aangelegd en voor de muurhagedis zijn nieuwe muurtjes gemaakt ter compensatie van verlies aan leefgebied. Ook klimaatverandering lijkt een positieve invloed te hebben op sommige soorten. De achteruitgang van de levendbarende hagedis komt vermoedelijk mede door de versnippering van het leefgebied.
Bronnen
- Janssen, I. en M. de Zeeuw (2016). Resultaten Meetnet Reptielen 2015. Schubben & Slijm nr. 28. Juli 2016. Ravon, Nijmegen.
- Strien, A. van, R. Verweij, M. de Zeeuw, L. van Duuren en L. Soldaat (2014). Voorzichtig herstel van de biodiversiteit in Nederland? De Levende Natuur (115) 5.
- WWF (2014). Living Planet Report 2014, Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Trend van reptielen
- Omschrijving
- Ontwikkeling populatie-aantal en verspreiding reptielen
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- Soortselectie en data
Alle zeven inheemse soorten reptielen zijn in de indicator opgenomen: adder, gladde slang, hazelworm, levendbarende hagedis, muurhagedis, ringslang en zandhagedis.
Indexberekening per soort
Per soort zijn jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM).
Indicator
De trendlijn en het betrouwbaarheidsinterval zijn berekend met een twee-staps Monte Carlo-methode (Soldaat et al. subm.). Eerst zijn 1000 datasets gesimuleerd op basis van de indexen en standaardfouten van de individuele soorten. Ontbrekende indexen zijn in iedere gesimuleerde dataset bijgeschat met behulp van een ketting-indexmethode. Na standaardiseren op het basisjaar zijn de indexen meetkundig gemiddeld tot Soortgroep Trend Indexen (STI) met standaardfouten. Op basis van deze dataset zijn 1000 STI's gesimuleerd en door elke STI is een gesmoothde trend berekend. Het gemiddelde van de 1000 trends is de lijn in de grafiek. Met de standaardfout van de 1000 trends is het betrouwbaarheidsinterval berekend. Door deze aanpak zijn de betrouwbaarheidsintervallen van de indicator gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten.
Vergelijking methode trendberekening met LPI internationaal
De gebruikte methode komt grotendeels overeen met die van de internationale Living Planet Index (LPI) van WWF (WWF, 2014). Ook bij de LPI worden indexcijfers van de afzonderlijke soorten meetkundig gemiddeld. En net als bij de LPI wordt de invloed van sterk fluctuerende soorten gereduceerd door indexcijfers die meer dan een factor 10 verschillen van die in het voorgaande jaar niet mee te nemen (pers. comm. Loh & McRae, 2014). Er zijn echter ook enkele statistische verschillen tussen de Nederlandse en de internationale LPI: (1) De statistische methode om indexcijfers per soort te bepalen is anders. Bij de Nederlandse LPI wordt een GLM toegepast, bij de WWF-LPI een GAM. Daarmee wordt de WWF-LPI al op het niveau van de afzonderlijke soorten "gesmoothd" (gladgestreken). Bij de NL-LPI gebeurt dat pas nadat de indexen van de soorten gemiddeld zijn. (2) Bij de NL-LPI wordt het laatste jaar van sterk toenemende soorten en het eerste jaar van sterk afnemende soorten op 100 gezet. De jaren waarvoor de index vervolgens onder de 1 komt, worden vastgezet op 1. Dit beperkt de invloed van de beginjaren van een sterk toenemende en de eindjaren van een sterk afnemende soort. (3) De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator verschillen. Bij de Nederlandse LPI wordt ook de onzekerheid van de indexen per soort meegenomen zoals hierboven beschreven; bij de WWF-LPI is dat niet het geval.
De Rode Lijst Indicator
De Rode Lijst Indicator is gebaseerd op het aantal soorten op de Rode Lijst per jaar (RLI-Lengte). De variant RLI-kleur telt ook de verschuivingen tussen de categorieën op de Rode Lijst mee. - Basistabel
- De indexcijfers van de afzonderlijke soorten met hun trendklasse staan op het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Strien, A.J. van, C.A.M. van Swaay en T. Termaat (2013). Opportunistic citizen science data of animal species produce reliable estimates of distribution trends if analysed with occupancy models. Journal of Applied Ecology 50, 1450-1458.
- Betrouwbaarheidscodering
- B. Schattingen van trends in populatie-aantallen zijn gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.C. Schattingen van trends in verspreiding zijn gebaseerd op niet-gestandaardiseerde metingen die met een geavanceerde statistische methode zijn geanalyseerd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2016). Trend van reptielen, 1990-2015 (indicator 1384, versie 14, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.