Transport en verwerking van mest, 2000-2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Ongeveer 60 procent van de getransporteerde dierlijke mest blijft binnen de Nederlandse landbouw. Het overige deel wordt geëxporteerd of verwerkt door mestverwerkingsbedrijven.

Export en verwerking van dierlijke mest toegenomen

Om aan de wettelijke normen te kunnen voldoen voeren bedrijven die teveel mest produceren dit overschot af. Dit gebeurt naar bedrijven die nog plaatsingsruimte hebben om de mest te gebruiken, naar mestverwerkingsbedrijven en naar het buitenland. Daarnaast wordt een klein deel van de mest afgezet bij hobbyboeren en particulieren. De getransporteerde mest wordt uitgedrukt in hoeveelheden stikstof (exclusief gasvormige verliezen uit stal en opslag) en fosfaat.
Circa 60 procent van de in Nederland door landbouwbedrijven afgevoerde stikstof en fosfaat in dierlijke mest wordt getransporteerd naar andere Nederlandse landbouwbedrijven.
De export van dierlijke mest naar het buitenland is de laatste jaren toegenomen. In 2010 is de export vrijwel gelijk aan die in 2008 en 2009. De verwerking van mest is door de verbranding van pluimveemest in 2010 verder toegenomen.

Wettelijke normen

Door voortschrijdende normstelling daalt het wettelijk toegestane gebruik van dierlijke mest. Bedrijven kunnen daarop reageren door mineralenarmer voer te gebruiken, minder dieren te houden of een groter deel van de mestproductie af te voeren.

Toelichting bij de grafieken

Het totaal van de in de grafieken vermelde bestemmingen (afvoer naar Nederlandse landbouwbedrijven, export, verwerkingsbedrijven) komt niet overeen met het totaal van de op landbouwbedrijven geproduceerde mest plus geïmporteerde mest. Naast de in de grafieken vermelde bestemmingen wordt een klein deel van de mest afgevoerd naar particulieren, hobbyboeren en natuurterreinen. De afzet naar deze bestemmingen wordt pas sinds enkele jaren door het CBS waargenomen en wordt daarom niet in de grafieken over de bestemming van de mest getoond.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over transport en verwerking van mest is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Transport en verwerking van mest
Omschrijving
Herkomst (Nederlandse landbouwbedrijven, buitenland) en bestemming (Nederlandse landbouwbedrijven, mestverwerkingsbedrijven, buitenland) van getransporteerde dierlijke mest.
De hoeveelheid stikstof in dierlijke mest is exclusief de gasvormige verliezen uit stal en opslag. De hoeveelheid verwerkte mest is berekend als het saldo van de aanvoer en afvoer door verwerkingsbedrijven.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Het artikel Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS, 2006) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek.
Geografische verdeling
Er zijn diverse regionale indelingen: totaal Nederland, landsdelen, provincies, COROP-gebieden, landbouwgebieden en groepen van landbouwgebieden, concentratiegebieden, stroomgebieddistricten en gemeenten.
Andere variabelen
Transport van dunne en vaste mest per diercategorie, oppervlakte bemestbare landbouwgrond, plaatsingsruimte, resterende plaatsingsruimte, benuttingsgraad.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
D (schatting op basis van door het CBS berekende gegevens over de productie van dierlijke mest en mineralen, een externe registratie van het Ministerie van LNV (Dienst Regelingen) over de hoeveelheden getransporteerde mest en een enquête over de verwerking van de mest)

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
23
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
08
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2012). Transport en verwerking van mest, 2000-2010 (indicator 0403, versie 13, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.