Energielabels voor huishoudelijke apparaten, 2000-2009
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Bij witgoed en CV-ketels is hoge energie-efficiëntie de norm geworden. Het aandeel energiezuinige verlichting in huishoudens (spaarlampen en TL lampen) is toegenomen tot bijna dertig procent in 2009.
Marktaandeel energiezuinig witgoed sterk toegenomen
Na de invoering van het Europese energie-etiketteringssysteem in 1995 zijn de marktaandelen van producten die voorzien zijn van energielabels A en B sterk gestegen, ten koste van de relatief energie-onzuinige apparaten (klasse C en hoger). Bij de meeste apparatuur heeft na enkele jaren het A-segment een dominante positie op de markt bereikt. Uitzondering hierop zijn de wasdrogers. Bij de wasdrogers wordt het A-segment gevormd door de nog relatief dure warmtepompdrogers. Bij koel- en vriesapparatuur en wasmachines bestaan sinds 2004 de nog zuiniger klassen A+ en A++. Deze zijn in bovenstaande figuur in de A-Klasse ingedeeld.
Aandeel HR-ketels in huishoudens neemt nog steeds toe
Bij centrale verwarmingketels heeft de afgelopen 10 jaar een grote verschuiving plaatsgevonden van onzuinige CR-ketels (conventioneel rendement) en VR-ketels (verbeterd rendement) naar HR-ketels (hoog rendement). In 2009 heeft 71% van de huishoudens een HR-ketel.
Aandeel energiezuinige lampen in huishoudens bijna dertig procent
Voor lichtbronnen geldt sinds 1998 eveneens een etiketteringplicht. Uit de bovenstaande figuur blijkt dat bij de huishoudens het aandeel van de onzuinige gloeilampen en halogeenlampen (C- t/m G-labels) nog steeds erg hoog is. De energiezuinige TL- en spaarlampen (A- en B-labels) maken samen minder dan 30% uit. Wel is binnen de onzuinige typen een verschuiving richting halogeen opgetreden, en binnen de zuinige typen een verschuiving richting spaarlampen. Met de opkomst van LED verlichting en het onlangs van kracht geworden gefaseerde verbod op onzuinige lampen zal dit aandeel naar verwachting toenemen.
Beleid
Sinds 1995 moet op witgoed in Europese winkels een energielabel aanwezig zijn. Vanaf 2001 is het energielabel ook verplicht voor lichtbronnen en personenauto's. Per 1 september 2009 is een gefaseerde EU regelgeving met betrekking tot onzuinige lampen van start gegaan.
De Europese commissie werkt momenteel aan een revisie van het energie-etiketteringsysteem voor huishoudelijke apparaten. Nu geldt dit systeem alleen voor witgoed, lichtbronnen, aircoapparatuur en elektrische ovens. Voor bruingoed (TV, video, audio) worden afspraken gemaakt met producenten, en wordt het vrijwillige 'GEEA' keurmerk gehanteerd voor zuinige apparatuur. Voor grijsgoed (computerapparatuur en beeldschermen) wordt het vrijwillige 'energy star' keurmerk gehanteerd voor zuinige apparatuur.
Relevante informatie
Bronnen
- Energiened (2007). Energie in Nederland. Energiened, Arnhem.
- Agentschap.nl (SenterNovem), KOMPAS energiecijfers woningbouw, 2009
- GfK (2009).Verkoopcijfers diverse apparaten. GfK Marketing Services B.V. Dongen.
Relevante informatie
- Doelen energiezuinige verlichting nog niet evalueerbaar
- MNP (2007). Milieubalans 2007 Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Milieubalans 2008. Planbureau voor de Leefomgeving.
- www.energielabel.nl
- Ministerie VROM. Dossier energielabel.
- Mileucentraal. Elektrische apparaten. Milieu-informatie voor consumenten.
- EU regelgeving met betrekking tot onzuinige lampen NR 245/2009
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2010). Energielabels voor huishoudelijke apparaten, 2000-2009 (indicator 0536, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.