PM2,5 een nieuwe indicator voor deeltjesvormige luchtverontreiniging

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In mei 2008 wordt de nieuwe EU-richtlijn luchtkwaliteit van kracht. De nieuwe richtlijn is een samenvatting van de bestaande Europese luchtkwaliteitsregelgeving met onder andere grenswaarden voor fijn stof (PM10). Daarnaast legt de nieuwe richtlijn nieuwe normen vast voor de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5).

Wat is PM2,5?

PM of particulate matter is de term voor deeltjes in de lucht. PM is een verzamelbegrip. Het bestaat uit een scala van stoffen die op verschillende wijze in de buitenlucht terechtkomen. Veel antropogene en natuurlijke bronnen stoten rechtstreeks PM uit. Industriële processen en allerlei soorten van verbrandingsprocessen, in gemotoriseerde voertuigen, energiecentrales en bij houtverbranding zijn belangrijke antropogene bronnen van PM. Ook worden deeltjes chemisch gevormd uit gassen zoals zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), ammoniak (NH3) en vluchtige organische verbindingen. Ook kun deeltjes groeien door condensatie van gassen.
PM10 en PM2,5 zijn een goede benadering voor deeltjes met een diameter kleiner dan 10 respectievelijk 2,5 micrometer. PM2,5 is de fijnere fractie van PM10. PM10 bevat naast PM2,5 ook een grove fractie. Dit zijn de deeltjes die groter dan 2,5 en kleiner dan 10 µm. De grove fractie bestaat hoofdzakelijk uit deeltjes die op een mechanische wijze in de lucht zijn gekomen. Voorbeelden zijn bodemstof en zeezout.

Waarom normen voor PM2,5?

Nieuwe inzichten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geven aan dat PM2,5 schadelijker is voor de mens dan PM10. De oorzaak hiervan is onder andere dat PM2,5 dieper in de longen doordringt (WHO, 2006; Brunekreef and Forsberg, 2005). Daarnaast is PM2,5 beter hanteerbaar voor het beleid, omdat het meer dan PM10 door menselijk handelen in de lucht wordt gebracht. Er zijn normen voor PM2,5 afgesproken, maar de normen voor PM10 blijven ongewijzigd van kracht.

Wat zijn de normen voor PM2,5?

De nieuwe richtlijn luchtkwaliteit bevat grens- en streefwaarden voor PM2,5.
De grenswaarde voor de jaargemiddelde PM2,5-concentratie is 25 µg/m3. Hieraan moet vanaf 2015 worden voldaan; de grenswaarde is overal van toepassing. Er is een Indicatieve waarde voor de jaargemiddelde PM2,5-concentratie van 20 µg/m3 vanaf 2020. In 2013 wordt deze waarde geëvalueerd met als doel na te gaan of hij kan worden omgezet in een grenswaarde die vanaf 2010 overal van toepassing is.
Nieuw is de aanpak bij PM2,5 om de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie te beperken met de zogenoemde Blootstellings Concentratie Verplichting en te verminderen met de zogenoemde Verminderingsdoelstelling van de Gemiddelde Bloostellings Index. Deze aanpak is gericht erop om de blootstelling van mensen aan fijn stof grootschalig terug te dringen. Dit komt in plaats van de beperking van lokale hoge concentraties langs bijvoorbeeld straten en wegen. De EU-maat voor de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie is de Gemiddelde Blootstellings Index (GBI). Dit is de gemiddelde van de gemeten concentraties op stedelijke achtergrondlocaties in Nederland, via middeling over een periode van drie jaar.

  • Jaargemiddelde grenswaarde voor de GBI. Deze grenswaarde, de zogenoemde BlootstellingsConcentratieVerplichting (BCV), van 20 µg/m3 geldt vanaf 2015.
  • Verminderingsdoelstelling voor de GBI in 2020 ten opzichte van 2010 (Blootstellings Veminderings Doelstelling, BVD). Deze doelstelling is een streefwaarde en is 15% bij een GBI van 13-18 µg/m3 in 2010. Bij een GBI van 8,5-13 µg/m3 geldt een doelstelling van 10% en bij een GBI groter dan 18 µg/m3 van 20%. In 2013 wordt deze doelstelling geëvalueerd met als doel na te gaan of hij kan worden omgezet in een grenswaarde. De GBI's voor 2010 en 2020 zijn gedefinieerd als het gemiddelde over 3 jaar (2008-2010 en 2018-2020).


In 2011 zal voor het eerst moeten worden gerapporteerd over de PM2,5-concentraties in het jaar 2010. Als vanaf 2011 aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan dan wordt naar verwachting ook aan de grenswaarde voor PM2,5 voldaan. De nieuwe grenswaarden voor PM2,5 zullen dus zeer waarschijnlijk niet leiden tot nieuwe plaatsen waar grenswaarden voor PM worden overschreden. Om de streefwaarden voor PM2,5 te halen is mogelijk extra fijnstofbeleid nodig. Matthijsen en ten Brink (2007) hebben een verkenning gemaakt rond PM2,5.

Wat zijn de huidige concentratieniveaus van PM2,5?

Metingen van PM2,5 zijn nog beperkt in aantal; de concentraties zijn daarom erg onzeker. Ook de schattingen van PM2,5-concentraties met modellen bevatten nog aanzienlijke onzekerheden. Op basis van de huidige inzichten liggen de gemiddelde achtergrondconcentraties van PM2,5 in Nederland tussen de 13 en 16 µg/m3. In het stedelijk gebied zijn de PM2,5-concentraties hoger, namelijk 15-19 µg/m3. Lokaal in straten en langs snelwegen zijn de concentraties verhoogd door de bijdrage van verkeer aan de PM2,5-concentraties. PM2,5-concentraties in straten zijn berekend op 19-35 µg/m3. Het beperkte aantal metingen van PM2,5 langs straten en wegen in Nederland en nabijgelegen regio's in België en Duitsland geven een range van 18-28 µg/m3.

Wat zijn de belangrijkste bronnen van PM2,5?

De grootste bronbijdrage aan de emissies van primair PM2,5 in Nederland komt van het verkeer gevolgd door de zeescheepvaart op het Nederlands continentaal plat. In de emissieregistratie is een inventarisatie beschikbaar van de emissies van primair PM2,5 in Nederland. De emissies van PM2,5 worden berekend op basis van de verhoudingen in emissies van primair PM2,5 en primair PM10 per sector en deelsectoren. Voor 2004 bedraagt de emissie van primair PM2,5 in Nederland ongeveer 22 miljoen kg. De grootste bijdrage aan PM2,5 bestaat uit ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat, deeltjes die worden gevormd uit de gassen zwaveldioxide, stikstofoxiden die vrijkomen bij verbrandingsprocessen en ammoniak, dat vooral vrijkomt uit mest in de landbouw.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
Nederland moet aan de richtlijn gaan voldoen. De meetverplichting voor PM2,5 die volgt uit de nieuwe richtlijn, is nog niet vastgesteld. Het RIVM anticipeert op basis van het meest recente richtlijnvoorstel op de mogelijke vormgeving van PM2,5-metingen in het landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML). Zo worden in samenwerking met locale meetnetten afspraken gemaakt om PM2,5 zoveel mogelijk op de zelfde wijze te meten. Harmonisatie van de meetnetten leidt tot een verbetering in de onderlinge vergelijkbaarheid van de metingen. Automatische metingen van PM10 blijken namelijk vaak moeilijk vergelijkbaar, omdat er in Nederland een aantal verschillende typen meetinstrumenten werden toegepast met elk een eigen verdampingskarakteristiek en bijkomende verschillen in correctiefactoren. Correctiefactoren voor automatische metingen van PM2,5 zijn in Nederland nog niet bepaald. Als gevolg van de onzekere correctiefactoren is een onzekerheidsmarge van 2,5 µg/m3 geschat in de gemiddelde grootschalige PM2,5-concentratie. Onzekerheden in de emissies en de modellering kunnen extra onzekerheden introduceren in de ruimtelijke verdeling en in de bijdrage van verschillende bronnen aan de concentratie. Als de gegevensbasis van PM2,5 groter wordt door additioneel onderzoek, onder andere in het kader van het BOP (MNP, 2007), kunnen de onzekerheden worden verkleind.
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CLO (2008). PM2,5 een nieuwe indicator voor deeltjesvormige luchtverontreiniging (indicator 0532, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.