Energie: inleiding en beleid
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Energiedragers
De economie van Nederland en andere geïndustrialiseerde landen is gebaseerd op een grote inzet van energie. Aardolie, aardgas en steenkool zijn voor Nederland de belangrijkste primaire energiedragers. Deze fossiele brandstoffen leveren de energie voor onze maatschappij. In Nederland wordt aardgas en in mindere mate aardolie gewonnen. Steenkool is in ons land economisch niet meer winbaar; de steenkoolmijnen in Limburg zijn in de jaren zeventig gesloten. Voor steenkool en aardolie is Nederland aangewezen op import uit het buitenland.
Een deel van de aardolie, aardgas en steenkool wordt in elektriciteitscentrales en warmtekrachtinstallaties omgezet in elektriciteit. De productie van elektriciteit in de enige Nederlandse kerncentrale (Borssele) draagt slechts voor een klein deel (4,1% in 2005) bij aan de totale binnenlandse elektriciteitsproductie. Behalve dat aardolie en aardgas een belangrijke rol spelen in de energievoorziening, worden deze stoffen in vooral de industrie ook niet-energetisch gebruikt als grondstof voor de productie van bijvoorbeeld plastics en kunstmest.
Milieudruk energievoorziening
Winning, transport en verbruik van fossiele energiedragers, als ook de productie van elektriciteit veroorzaken een aanzienlijke milieudruk:
- bij winning, transport en distributie van aardgas en aardolie ontstaan emissies naar de lucht, met name methaan;
- elektriciteitscentrales verbruiken grote hoeveelheden koelwater.
- bij de productie van elektriciteit ontstaan belangrijke luchtemissies (onder andere kooldioxide en stikstofoxiden), en vaste afvalstoffen;
- het verbruik van aardgas, aardolie en steenkool veroorzaakt belangrijke emissies van stoffen naar de lucht.
De energiegerelateerde emissies naar de lucht dragen vooral bij aan de milieuthema's Klimaatverandering en Verzuring.
Nederlands energiebeleid: op naar een duurzame energiehuishouding
Al vanaf de Derde Energienota (1996) is het energiebeleid van de overheid gericht op liberalisering van de energiemarkt (elektriciteit en gas) en het stimuleren van een duurzame energiehuishouding. Met betrekking tot de duurzame energiehuishouding zijn drie aspecten belangrijk: economische efficiëntie, milieukwaliteit en de voorzieningszekerheid van energiebronnen.
Economische efficiëntie
Ter vergroting van de economische efficiëntie is binnen de energiesector marktwerking gecreëerd. De taak van de overheden verschuift daarbij van een actieve rol, als onder andere aandeelhouder en investeerder, naar de borging van de publieke belangen door het opstellen van regels en het handhaven van spelregels voor de markt. Daarbij krijgt de internationale context steeds meer aandacht. Voor de afnemers van energie betekent marktwerking keuzevrijheid: zij krijgen de mogelijkheid om zelf te kiezen waar zij hun energie inkopen. Als gevolg van het instellen van de keuzevrijheid voor de grote afnemers van energie is sinds 1999 de import van elektriciteit sterk toegenomen.
Milieukwaliteit: beperken broeikasgas-emissies
In verband met de milieukwaliteit is het van belang de kooldioxide-emissie, die het gevolg is van conventionele, fossiele energieproductie te beperken. Het Energierapport 2005 (EZ, 2005) beschrijft hoe Nederland het Kyoto-protocol (6% emissiereductie van broeikasgassen na 2010 ten opzichte van 1990) denkt te realiseren. Aan energiebesparing en duurzame energie is een belangrijke rol toegekend.
Energiebesparing
Voor energiebesparing is in de Derde Energienota (Tweede Kamer, 1996) een verbetering van de energie-efficiëntie geformuleerd van 1,6% per jaar voor de periode 1995-2020. Naar aanleiding van het Kyoto-protocol in de Energiebesparingsnota 2010 moet het mogelijk zijn het besparingstempo te verhogen naar circa 2% per jaar in de periode 1998-2010. Volgens het Protocol Monitoring Energiebesparing (Boonekamp, P.G.M., et al., 2001) bedraagt deze doelstelling na herberekening volgens een zo zuiver mogelijke definitie 1,8%.
Duurzame energie
Onder duurzame energiebronnen worden hernieuwbare energiebronnen verstaan. Dit wil zeggen bruikbare energie uit stromingsbronnen, zon, biomassa of omgeving. Duurzame energie speelt echter in Nederland nog een beperkte rol. In 2005 (voorlopig cijfer) was 2,4% van het totale binnenlandse energieverbruik uit duurzame binnenlandse bronnen afkomstig. In het Energierapport 2005 wordt de doelstelling voor 2020 gehandhaafd om dan 10% van het totale binnenlandse energieverbruik duurzaam op te wekken.
MEP-regeling
Door verschillende instrumenten, waaronder de Energiebelasting (voorheen: Regulerende Energiebelasting, tot 2004) en MEP-regeling (Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie, vanaf 1 juli 2003) worden energiebesparingsmaatregelen en duurzame energie-opties gestimuleerd.
Voorzieningszekerheid
Voorzieningszekerheid houdt in de mate van zekerheid die er is over de beschikbaarheid van voldoende energiebronnen nu en in de toekomst. In het verleden werd het energieprobleem vooral in verband gebracht met schaarste: de fossiele energiedragers steenkool, aardolie en aardgas zouden binnen afzienbare tijd uitgeput raken. Het energiebeleid in de jaren zeventig en tachtig was hierdoor met name gericht op de besparing van energie. Inmiddels is duidelijk dat de energievoorraden op aarde groot genoeg zijn voor een lange periode van intensief energieverbruik waarmee de aandacht binnen dit thema verschoven is naar het schoon, veilig, betaalbaar en tijdig kunnen inzetten van de beschikbare energiebronnen.
Begrippen en definities
Binnenlands verbruik | Winning + invoer + voorraadmutaties - uitvoer - bunkers. |
Bunkers | Leveringen van olieproducten voor grensoverschrijdend verkeer. |
Duurzame energie | Energie verkregen uit natuurlijke invloed zoals zonlicht, wind, biomassa, omgeving (o.a. warmtepompen) en ook de hernieuwbare fractie uit verbranding van afval. |
Energiedragers | Brandstoffen zoals aardolie, aardgas, kolen, elektriciteit, stoom en vormen van duurzame energie. |
Energiedragersbalans | De balans van een brandstof die leidt tot het binnenlands verbruik. |
Joule | De energie-inhoud van de diverse energiedragers wordt uitgedrukt in joules. Veel gebruikte energie-eenheden zijn TJ (terajoule = 1012 Joule) en PJ (petajoule = 1015 Joule). Een petajoule komt overeen met 23,4 miljoen kg aardolie of 31,6 miljoen m3 aardgas of 277,8 miljoen kWh elektriciteit. |
Primaire energie | Energie gewonnen uit de natuur zoals aardolie, aardgas en steenkool. |
Bron: CBS. | CBS/MNC/sept05/0050 |
Bronnen
- Boonekamp, P.G.M., et al. (2001). Protocol Monitoring Energiebesparing. ECN, Petten, Novem, Utrecht, RIVM, Bilthoven en CPB, Den Haag.
- EZ (1998). Energiebesparingsnota 2010. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
- EZ (2005). Nu voor later - Energierapport 2005. Ministerie van Economische Zaken, Den Haag.
- Tweede Kamer (1996). Derde Energienota. Tweede Kamer, vergaderjaar 1995-1996, 24525, nrs. 1-2, Den Haag.
- VROM (2001). Een wereld en een wil; werken aan duurzaamheid; Nationaal Milieubeleidsplan 4. Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Den Haag.
Relevante informatie
- In het Energierapport 2005 (EZ, 2005) wordt meer specifiek ingegaan op de voorzieningszekerheid van de Nederlandse energiehuishouding en de rol die Nederland speelt in de gasvoorziening van Europa.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2006). Energie: inleiding en beleid (indicator 0050, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.