Nederlandse biodiversiteitsvoetafdrukken, 2010-2021

De biodiversiteitsvoetafdruk van Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 20 procent. De biodiversiteitsvoetafdruk van Nederlandse productie lag in 2021 ongeveer 6 procent lager dan in 2010. De biodiversiteitsvoetafdrukken geven aan hoeveel biodiversiteitsverlies er mondiaal optreedt door milieudruk als gevolg van Nederlandse consumptie of productie.

Trends in de biodiversiteitsvoetafdrukken

De biodiversiteitsvoetafdrukken worden bepaald door de milieudruk over de gehele mondiale toeleveringsketens van de producten (goederen en diensten) die in Nederland worden geconsumeerd dan wel geproduceerd. In die laatste wordt ook milieudruk meegenomen voor producten die worden geëxporteerd. In de berekening van de biodiversiteitsvoetafdrukken zijn de effecten op biodiversiteit van de milieudrukken broeikasgas- en stikstofemissies, landgebruik en infrastructuur opgenomen.

De biodiversiteitsvoetafdruk van de totale Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 20 procent van 22,6 naar 18,0 miljoen MSA-verlies∙ha∙jr. De totale consumptie is gebaseerd op de nationale finale bestedingen zoals gedefinieerd in de Nationale Rekeningen en bestaat uit de bestedingen van burgers en de overheid, de bruto investeringen in vaste activa (uitgaven aan duurzame goederen) door bedrijven, overheid en huishoudens, en de veranderingen in voorraden (CBS, 2024). De grootste daling vond plaats in de periode van 2010 tot 2014, een periode waarin de Nederlandse finale bestedingen ongeveer gelijk bleven (Eurostat, 2023). Van 2014 tot 2018 was er geen daling te zien, daarna daalde de voetafdruk weer verder. 

Na 2014 nam vooral de vraag naar investeringsgoederen (35%) en de overheidsconsumptie (13%) toe (Eurostat, 2023) met als gevolg een lichte stijging in de voetafdruk tot 2018. Consumptie van huishoudens, de categorie die het grootste deel uitmaakt van de finale bestedingen, nam in deze periode met slechts 3 procent toe. Bij de biodiversiteitsvoetafdruk van de consumptie zijn, met uitzondering van infrastructuur, de milieudrukken en bijbehorende effecten gemiddeld jaarlijks tussen de 2 en 3 procent afgenomen. 

De productievoetafdruk omvat de effecten van Nederlandse productie die is bestemd voor zowel de binnenlandse finale vraag als voor export van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten naar bedrijfstakken en consumenten in het buitenland. Die wordt hier onderverdeeld in de bijdragen van Nederlandse bedrijfstakken die vanuit de Nederlandse productie gezien als laatste in een toeleveringsketen zitten, de zogenaamde eindsectoren. Deze produceren of voor de Nederlandse finale vraag of voor de export. De productievoetafdruk is in 2021 ongeveer de helft hoger dan die van de consumptie, en is met 30,4 miljoen MSA-verlies∙ha∙jr ongeveer 6 procent lager dan in 2010 (32,5 miljoen MSA-verlies∙ha∙jr). Deze daling vond met name plaats tussen 2012 en 2014, en verder na 2018. De gestegen productie voor export, die in de periode 2010-2018 ook nog eens met meer dan 50 procent in waarde is toegenomen, zorgde ervoor dat de productievoetafdruk veel minder afnam dan de consumptievoetafdruk. Vanwege efficiëntieverbeteringen, dat is een lager verlies aan biodiversiteit per eenheid van productie, in productieregio’s en toeleveringsketens is de productievoetafdruk ondanks de sterke stijging in de totale vraag naar producten uit Nederland niet verder gestegen. Er zijn echter niet voldoende gegevens beschikbaar om deze veranderingen in efficiëntie meer gedetailleerd in kaart te brengen, en uit te splitsen naar regio’s en bedrijfstakken. 

Verlies aan biodiversiteit door consumptie het grootst voor voedsel

Het biodiversiteitverlies is relatief groot als gevolg van de consumptie van voedsel. Voor zowel plantaardig voedsel als voor het maken van dierlijke eiwitten wordt veel gebruik gemaakt van intensieve landbouwmethoden, waarbij de oorspronkelijke natuur is omgevormd tot productiegrond met nog maar weinig ongestoorde biodiversiteit. Ook de uitstoot van niet-CO2 broeikasgassen in de veehouderij draagt bij aan het biodiversiteitsverlies. Daarnaast zorgen intensieve productiemethoden voor milieudruk buiten de productiegebieden zelf, door onder andere stikstofemissies en door effecten van de voor productie benodigde infrastructuur. Voor de productie van hout en papierpulp gaat relatief iets minder biodiversiteit verloren, doordat in beheerde en half-natuurlijke bossen het verlies aan oorspronkelijke soorten minder sterk is dan in landbouwgebieden (Alkemade et al., 2009). 

In 2020 was voedsel de productgroep met de grootste bijdrage (37 procent) aan de biodiversiteitsvoetafdruk van consumptie. Wonen en infrastructuur had met bijna een kwart (23 procent) ook een substantiële bijdrage in deze voetafdruk. Het gaat bij deze productgroep zowel om broeikasgasuitstoot gerelateerd aan huishoudelijk energiegebruik, als om verlies van biodiversiteit als gevolg van de winning en teelt van grondstoffen zoals hout voor bouw en infrastructuur. Het biodiversiteitsverlies als gevolg van de consumptie van consumptiegoederen (13 procent) wordt vooral veroorzaakt door landgebruik voor de productie van grondstoffen voor kleding en meubels. 

Veel verlies van biodiversiteit als gevolg van export

Bij de productievoetafdruk worden milieudrukken en biodiversiteitsverlies toegerekend aan de eindsectoren; dit zijn de bedrijfstakken die produceren voor binnenlands geconsumeerde eindproducten en voor de export van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten. Het zijn dus eindsectoren gezien vanuit Nederlandse productie. In 2020 waren de producenten van voedsel, dus de landbouw en voedingsmiddelenindustrie, voor een derde (33 procent) verantwoordelijk voor de effecten van productie op biodiversiteit. Met name het aandeel van de voedingsmiddelenindustrie in de totale Nederlandse productievoetafdruk voor biodiversiteit is in de periode 2010-2021 toegenomen (met 4 procentpunten). Biodiversiteitsverlies in de keten van de landbouw dat al bij de voedingsmiddelenindustrie is meegeteld wordt niet meer meegeteld bij de landbouw zelf om dubbeltellingen te voorkomen. De overige industrie, inclusief de basisindustrie, was verantwoordelijk voor bijna een kwart (23 procent) van de productievoetafdruk. In 2010 was 78 procent van het biodiversiteitsverlies door de landbouw en industrie gerelateerd aan de productie van goederen voor de export. Door de relatief sterke groei van de export was dit in 2021 toegenomen tot 84 procent.

Ongeveer de helft (51 procent) van de productievoetafdruk voor biodiversiteit betreft de uitstoot van broeikasgassen en ongeveer 40 procent landgebruik. De uitstoot van stikstof in binnen- en buitenland is voor de overige 9 procent verantwoordelijk voor biodiversiteitsverliezen door Nederlandse productie. Vanwege het ontbreken van een gedetailleerde toekenning van het gebruik van wegen aan bedrijfstakken en consumenten zijn de verliezen door fragmentatie van wegen en verstoring door wegverkeer in de berekeningen volledig aan de finale bestedingen toekend. Deze verliezen maken daarom geen deel uit van de productievoetafdruk. Bij toerekening van deze verliezen aan zowel bedrijven als consumenten zou de productievoetafdruk ongeveer een half procent hoger uitkomen.

Biodiversiteitseffecten van consumptie ontstaan voor bijna de helft in de EU

Doordat de broeikasgasuitstoot en het landgebruik voor de Nederlandse consumptie en productie grotendeels in het buitenland plaatsvindt, is dat ook het geval wat betreft het biodiversiteitsverlies: in 2020 lag 72 procent van de consumptievoetafdruk en 73 procent van de productievoetafdruk buiten Nederland, met name in andere EU-landen (bijna 20 procent van het totale verlies). Voor een aantal andere wereldregio’s ligt dat rond de 5% (rest Europa, Zuid-Amerika, Noord-Amerika, Azië). Voor ruim een kwart van de buitenlandse effecten zijn de landen waar die verliezen optreden niet verder gespecificeerd. Deze liggen buiten de grote economieën zoals de VS, China en India, en over die landen zijn geen gedetailleerde gegevens in het MRIO-model opgenomen. 

Bijna de helft (48 procent in 2020) van de biodiversiteitseffecten door Nederlandse consumptie ontstaat in Nederland en andere EU-landen. Deze effecten zijn vooral het gevolg van broeikasgasemissies direct door Nederlandse consumenten en bij productie in de EU voor Nederlandse consumptie. Biodiversiteitseffecten van landgebruik treden vooral op buiten Europa vanwege het importeren van grondstoffen voor voedselproductie en veevoer, onder andere vanuit Centraal- en Zuid-Amerika.

De verdeling over wereldregio’s bij de productievoetafdruk komt praktisch overeen met die van de consumptievoetafdruk. De bijdrage van Brazilië en Argentinië is iets hoger bij de productievoetafdruk vanwege de Nederlandse productie voor de export van landbouwproducten en voedingsmiddelen. Uit China worden relatief veel consumptiegoederen geïmporteerd voor consumptie in Nederland. Het hieraan gerelateerde biodiversiteitsverlies is vooral het gevolg van de broeikasgasuitstoot bij de productie van deze spullen inclusief de daarvoor benodigde elektriciteit.

De biodiversiteitsvoetafdrukken zijn iets lager vergeleken met andere EU-landen

In 2020 is de Nederlandse consumptievoetafdruk 1,0 MSA-verlies∙ha∙jr per inwoner, iets lager (2 procent) dan het gewogen gemiddelde voor de hele EU. Vooral landen in Scandinavië en de Baltische staten hebben een relatief hoge biodiversiteitsvoetafdruk per inwoner. Het gebruik van veel hout in de woningbouw draagt hieraan bij, hoewel het gebruik van steen en beton ook biodiversiteitsverlies veroorzaakt vanwege de broeikasgasuitstoot bij de productie van deze materialen. Landen in Oost-Europa hebben binnen de EU een relatief lage consumptievoetafdruk per inwoner vanwege een lager welvaartsniveau.

De Nederlandse productievoetafdruk ligt (per euro BBP) 12 procent hoger dan het EU-gemiddelde. Hierbij is het BBP met koopkrachtpariteiten gecorrigeerd voor prijsverschillen tussen landen. Het EU-gemiddelde is relatief laag (slechts 7 van de 27 EU-landen onder het gemiddelde) en wordt in belangrijke mate bepaald door de grote economieën Duitsland, Frankrijk en Italië. Net als bij de consumptievoetafdruk hebben ook nu Scandinavische landen en de Baltische staten een hoog biodiversiteitsverlies per euro. Ook Oost-Europese landen scoren relatief hoog vanwege een hoge energie-intensiteit en daarmee veel verliezen als gevolg van hun broeikasgasuitstoot.

Er zijn verschillende handelingsopties voor de voetafdruk

Er zijn allerlei opties mogelijk om iets te doen aan de biodiversiteitseffecten van de voetafdrukken. We onderscheiden drie algemene categorieën van opties waarmee verschillende actoren in de productketens kunnen bijdragen aan het verkleinen van de biodiversiteitsvoetafdruk. Dat zijn: het beperken van de milieueffecten van productieprocessen (met name emissies); het efficiënter produceren van consumptiegoederen en exportproducten met minder land, grondstoffen of energiegebruik; en, het maken van andere keuzes in consumptiepatronen in binnen- en buitenland. Het kan dan gaan om het beperken van het totale gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de uitstoot van broeikasgassen en stikstof, door bijvoorbeeld verbeterde productieprocessen en door circulair gebruik van grondstoffen. Dat zou kunnen resulteren in minder uitstoot, minder gebruik van materialen en minder landgebruik. Voor landgebruik is een andere mogelijkheid het verminderen van de lokale ecologische effecten die met productie en verwerking van goederen samenhangen (duurzaam en natuur-inclusief produceren). Daardoor worden de effecten van het landgebruik op de biodiversiteit kleiner, maar daar kan een minder hoge opbrengst tegenover staan.

Beleid voor de biodiversiteitseffecten van de voetafdruk

Het Kabinet heeft in de nota Biodiversiteit werkt - Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008-2011 al het doel opgenomen om de aantasting van biodiversiteit in de voetafdruk te beperken, door onder andere het bevorderen van een duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Het verduurzamen van de handelsketens van hout, soja, palmolie, biomassa, en vis vormde toen een belangrijk onderdeel van de aanpak. (LNV, OS en VROM, 2008).
In 2019 heef het kabinet in een kamerbrief zijn ambities voor het natuurbeleid in de komende jaren uiteengezet (LNV 2019). Daarin is ook een streefdoel opgenomen om de ecologische voetafdruk van de Nederlandse consumptie te halveren in 2050. Deze ambitie is een reactie op de oproep van het VN-panel voor biodiversiteit (IPBES 2019) om productiestructuren en consumptiepatronen te veranderen, omdat de huidige patronen een belangrijke onderliggende oorzaak vormen van het mondiaal optredende biodiversiteitsverlies. De ambitie is toen opgepakt in het interdepartementaal beleidsprogramma Versterken Biodiversiteit, waarin een verbinding werd gelegd met de transities in de beleidsdomeinen voor voedsel, energie en materialen (LNV 2020). In meerdere kamerbrieven is gemeld dat de uitwerking hiervan opgenomen wordt in het Nederlandse strategische actieplan (de zogenoemde NBSAP) voor de doelen van de Biodiversiteitsconventie (CBD). In het CBD-raamwerk voor mondiale doelen voor 2030 is een concreet doel voor de voetafdruk opgenomen, onder streefdoel 16: “In 2030 moet de mondiale voetafdruk van consumptie op billijke wijze worden teruggedrongen, onder meer door de mondiale voedselverspilling te halveren, overconsumptie aanzienlijk te verminderen en het produceren van afval aanzienlijk terug te dringen, zodat alle mensen een goed leven kunnen hebben in harmonie met Moeder Natuur.” De Nederlandse NBSAP zal later in 2024 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. 

Bronnen

  • Alkemade, R., Van Oorschot, M., Miles, L., Nellemann, C., Bakkenes, M. en ten Brink, B. (2009) GLOBIO3: A Framework to Investigate Options for Reducing Global Terrestrial Biodiversity Loss. Ecosystems 12, 374.
  • CBS (2024) Wat zijn de nationale rekeningen?, https://www.cbs.nl/nl-nl/economie/macro-economie/wat-zijn-de-nationale-rekeningen-
  • Eurostat (2023) FIGARO tables (2023 edition): annual EU inter-country supply, use and input-output tables. Last accessed 25 April 2023, https://ec.europa.eu/eurostat/web/esa-supply-use-input-tables/database 
  • IPBES (2019) Global assessment report on biodiversity and ecosystem services of the Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services. IPBES secretariat, Bonn, Germany.
  • LNV (2019) Appreciatie IPBES-rapport en aankondiging interdepartementaal programma Versterken Biodiversiteit. Kamerbrief DGNVLG/19223509. Ministerie van LNV. Te vinden op nl.chm-cbd.net.
  • LNV (2020) Kamerbrief programma Versterken Biodiversiteit Ministerie van LNV. 
  • LNV, OS en VROM (2008) Biodiversiteit werkt, voor natuur voor mensen voor altijd. Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008-2011. Ministeries van LNV, Ontwikkelingssamenwerking en VROM, Den Haag.
  • Schipper, A. M., et al. (in voorbereiding) Intactness-based impact factors for quantifying regionalized terrestrial biodiversity footprints (IBIF).
  • Schipper, A. M., et al. (2020) Projecting terrestrial biodiversity intactness with GLOBIO 4.  Global Change Biology 26(2): 760-771.

Relevante informatie

  • Oorschot, M. van, H. Wilting, D. Nijdam en H. Bredenoord (2021) Halveren van de Nederlandse voetafdruk: reflectie op een nieuwe ambitie voor het Nederlandse nationale en internationale natuurbeleid. PBL Publicatienummer 4270
  • Wilting, H. (2021) Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Wilting, H.C., van Oorschot, M.M.P. (2017) Quantifying Biodiversity Footprints of Dutch Economic Sectors: A Global Supply-Chain Analysis, Journal of Cleaner Production, 156, 194-202.
  • Wilting et al. (in voorbereiding) Unravelling the biodiversity impacts of Dutch consumption; a production layer decomposition analysis
  • Wilting, H.C., A.M. Schipper, M. Bakkenes et al. (2017) Quantifying biodiversity losses due to human consumption: a global-scale footprint analysis. Environmental Science & Technology, 51(6), 3298–3306

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Nederlandse biodiversiteitsvoetafdrukken, 2010-2021

Omschrijving

Trendmatig verloop van het biodiversiteitsverlies veroorzaakt door Nederlandse consumptie en productie. De biodiversiteitsvoetafdrukken omvatten zowel de verliezen in Nederland zelf, maar ook die in andere landen op basis van hun export van goederen en grondstoffen voor Nederlandse consumptie en productie.

Verantwoordelijk instituut

Planbureau voor de Leefomgeving.

Berekeningswijze

De voetafdrukken zijn berekend met EE-MRIO (‘Environmentally-extended multiregional input-output’) modellen van het PBL en het CBS. EE-MRIO modellen kennen lokale milieudrukken en -effecten in landen en regio’s toe aan consumptie en productie in andere landen. Dit gebeurt op basis van internationale handelsstromen waarmee toeleveringsketens in kaart worden gebracht (Wilting, 2021). 

 

Voor de voetafdrukberekeningen voor 2020 is daarbij gebruik gemaakt van de gedetailleerde PBL-FIGARO database (In ’t Veld en Wilting, 2024), waarna de resultaten voor Nederland met het SAMCA-model consistent zijn gemaakt met CBS gegevens over invoer en uitvoer (CBS, 2024). Aangezien voor andere landen deze consistentiestap niet is gedaan, zijn voor de EU-vergelijking de PBL-FIGARO resultaten gebruikt. 

De trend is berekend op basis van de FIGARO input-outputtabellen van Eurostat (2024), aangezien de PBL-FIGARO database nog niet voor andere jaren beschikbaar was. De FIGARO tabellen zijn minder gedetailleerd dan de PBL-FIGARO data, maar voldoende geschikt om op hoofdlijnen veranderingen in de tijd weer te geven. De trends zijn geschaald naar de SAMCA-uitkomsten voor 2020.

 

Het biodiversiteitsverlies geeft de effecten van milieudrukken weer op mondiale biodiversiteit. In de berekening is gebruik gemaakt van de milieudrukken en de effect-relaties uit het mondiale biodiversiteitsmodel GLOBIO (Schipper et al., 2020). Dat zijn landgebruik (in land-, bos- en mijnbouw), broeikasgasemissies en stikstofdepositie. Daarnaast zijn er effecten die met infrastructuur (wegen) samenhangen, namelijk fragmentatie en verstoring. Het biodiversiteitsverlies in het GLOBIO-model wordt uitgedrukt in de Mean Species Abundance (MSA) indicator, die wordt uitgedrukt in een kwaliteit gewogen oppervlakte (MSA-areaal = areaal x biodiversiteitskwaliteit; Alkemade et al. (2009)). De biodiversiteitskwaliteit is een maat (tussen 0 en 1) die de nog in een areaal aanwezige biodiversiteit uitdrukt ten opzichte van een ongestoorde, natuurlijke situatie.

 

Bij het berekenen van voetafdrukken gaat het om het bepalen van de toekomstige effecten van de huidige broeikasgasemissies op biodiversiteit. Deze zijn gemodelleerd voor een tijdschaal van 100 jaar. Hierdoor is in de maat voor biodiversiteitsvoetafdrukken een tijdseenheid opgenomen: MSA-verlies∙ha∙jr. Voor stikstof is er een relatie gelegd tussen emissies (in de voetafdrukken) met depositie (in het GLOBIO model) met ‘source-receptor’-matrices. De relaties tussen drukfactoren en verlies aan biodiversiteit zijn vastgelegd in zogenaamde BIFs (Biodiversity Impact Factors; Schipper et al., in voorbereiding). Deze zijn toegepast in de berekeningen.

Basistabel

N.v.t.

Geografische verdeling

Nederland en EU

Verschijningsfrequentie

2-jaarlijks

Achtergrondliteratuur
  • CBS (2024), SAMCA model.
  • Eurostat (2023) FIGARO tables (2023 edition): annual EU inter-country supply, use and input-output tables. Last accessed 25 April 2023, https://ec.europa.eu/eurostat/web/esa-supply-use-input-tables/database,
  • In ’t Veld, D. en Wilting, H. (2024) Notitie PBL-FIGARO?, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
  • Schipper, A. M., et al. (2020) "Projecting terrestrial biodiversity intactness with GLOBIO 4." Global Change Biology 26(2): 760-771.
  • Schipper, A. M., et al. (in voorbereiding) "Intactness-based impact factors for quantifying regionalized terrestrial biodiversity footprints (IBIF)."
  • Wilting, H. (2021) Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.
  • Wilting, Harry, Aldert Hanemaaijer, Mark van Oorschot en Trudy Rood (2015) Trends in Nederlandse voetafdrukken, 1995-2010. PBL-publicatienr. 0707, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag.
Opmerking

Met het SAMCA-model van het CBS zijn gedetailleerde voetafdrukken berekend voor 2020 die consistent zijn met de aanbod- en gebruikstabellen en internationale handelsdata voor Nederland. De trends (2010-2021) zijn berekend op basis van de FIGARO database en geschaald naar de SAMCA-totalen. De vergelijking van voetafdrukken met andere EU-landen is gebaseerd op basis van PBL-FIGARO voor 2020.

Het CBS en het PBL hebben het plan om op termijn voetafdrukken voor Nederland voor alle relevante jaren met SAMCA-PBL-FIGARO te berekenen.

Betrouwbaarheidscodering

E. Schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen.

 

De biodiversiteitsvoetafdrukken zijn gebaseerd op input-output analyse van milieudrukcijfers. Deze berekeningen zijn modelmatig en afhankelijk van zowel nationaal als internationaal beschikbare data. Dit brengt onzekerheid in de resultaten met zich mee. 

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2025). Nederlandse biodiversiteitsvoetafdrukken, 2010-2021 (indicator 1464, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.