Draagvlak voor natuur en natuurbeleid, 2017
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Bijna alle Nederlanders vinden het belangrijk dat bestaande natuurgebieden worden beschermd. Ongeveer 90% van de Nederlanders vindt de achteruitgang van natuur en biodiversiteit een zeer tot tamelijk ernstig probleem. De overheid neemt maatregelen om de achteruitgang te stoppen. De meerderheid van de Nederlanders vindt deze maatregelen belangrijk, hoewel een aantal mensen ook vindt dat natuur de economie niet mag belemmeren.
Maatregelen voor natuur worden belangrijk gevonden
Het overgrote deel van de Nederlanders vindt bescherming van bestaande natuurgebieden en zeldzame flora en fauna belangrijke maatregelen. Ook het draagvlak om de biodiversiteit te beschermen, is fors en is ten opzichte van 2013 gestegen. Dit betekent overigens niet automatisch dat een even groot percentage een positieve visie heeft op beleidsmaatregelen van de overheid voor natuur en biodiversiteit. De overheid werkt aan de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland om het biodiversiteitsverlies te stoppen, waarbij nieuwe natuur wordt aangelegd en natuurgebieden met elkaar worden verbonden. De steun voor de aanleg van nieuwe natuurgebieden was in 2013 gedaald, terwijl de steun voor het verbinden van natuurgebieden juist is toegenomen. In 2017 is draagvlak voor de aanleg van nieuwe natuur weer terug op het niveau van de periode 1996 en 2006. Het draagvlak om natuurgebieden met elkaar te verbinden is in 2017 verder gestegen. Een meerderheid van de Nederlanders vindt de realisatie van het nationale natuurnetwerk nog steeds belangrijk.
Een groeiend aantal Nederlanders vindt dat natuur economische vooruitgang niet mag belemmeren
Het aantal mensen dat vindt dat de aandacht voor natuur overdreven is, is sinds 2001 een kleine stabiele groep (7-10%). Een meerderheid van de respondenten vindt al 'die aandacht voor natuur niet overdreven'. Uit de Europese enquête blijkt dat circa 90% van de Nederlanders de achteruitgang van natuur en biodiversiteit (verlies aan habitat en het afnemen en verdwijnen van plant- en diersoorten) zelfs een zeer of tamelijk ernstig probleem vindt. Echter vergeleken met het Europees gemiddelde vindt een groter deel van de Nederlanders de achteruitgang van natuur en biodiversiteit een minder ernstig probleem.
Uit de draagvlak-enquête in 2017 valt op dat een groter deel van de Nederlanders het belangrijk vindt dat de overheid geld uitgeeft aan natuurbehoud en niet vindt dat we ons te veel zorgen maken over de toekomst van natuur in Nederland. In een afweging tussen natuur- en economiebelangen vindt ongeveer een derde (29%) van de burgers dat de natuur geen belemmering mag vormen voor economische vooruitgang. Andersom is het aandeel Nederlanders dat in 2017 vindt dat de natuur wel een belemmering mag zijn voor economische vooruitgang met 33% iets groter dan het aandeel dat dat niet vindt. Dit aandeel is sinds 2006 ongeveer even groot gebleven.
Het Rijk wil betrokkenheid van burgers bij het natuurbeleid vergroten
Uit de draagvlak-enquête in 2017 blijkt dat de meerderheid van de Nederlanders de overheid als hoofdverantwoordelijke beschouwt voor de natuur in Nederland. Dit aandeel is tussen 2013 en 2017 licht toegenomen: van 60 naar 63%. Veel mensen vinden het niet vanzelfsprekend dat burgers meer verantwoordelijkheid dienen te nemen voor natuur en landschapszorg. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) wil dit veranderen en heeft zich als beleidsdoel gesteld meer burgers en organisaties te betrekken bij de zorg voor natuur en landschap. Het Rijk stelt in haar natuurbeleid de energieke samenleving centraal en wil aansluiten bij de groeiende betrokkenheid van burgers bij natuur (Rijksnatuurvisie 2014). In haar visie is de samenleving steeds meer zelf in staat om natuurdoelen dichterbij te brengen. Daarom wil ze zich terughoudend opstellen en vooral een voorwaardenscheppende en stimulerende rol op zich te nemen.
Bronnen
- Bakker, E. de & C.S.A. van Koppen (2009). Lichte verschuivingen en het belang van nabijheid: de draagvlakenquêtes van 1996, 2001 en 2006. In: Burgers, beleid en natuur: tussen draagvlak en betrokkenheid. B.H.M. Elands & E. Turnhout (red.). WOt-studie 9, Wageningen, WOT Natuur & Milieu, WUR
- Boer, T.A. de, A.T. de Blaeij, B.H.M Elands, H.C.M. de Bakker, C.S.A. van Koppen & A.E. Buijs (2014). Maatschappelijk draagvlak voor natuur en natuurbeleid in 2013. WOt-rapport 126, Wageningen, WOT Natuur & Milieu, WUR.
- Boer, T.A. de & F.L. Langers (2017). Maatschappelijk draagvlak voor natuurbeleid en betrokkenheid bij natuur in 2017. WOt-technical report 102. Wageningen, WOT Natuur & Milieu, WUR.
- European Commission (2015). Special Eurobarometer 436. Attitudes of Europeans towards biodiversity. Directorate-General for Communication, European Union.
- Ministerie van Economische Zaken (2014). Natuurlijk verder. Rijksnatuurvisie 2014. Den Haag.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Draagvlak voor natuur en natuurbeleid
- Omschrijving
- Enquête onder Nederlanders over draagvlak
- Verantwoordelijk instituut
- Wageningen ResearchAuteur: Marlies Sanders (Wageningen Environmental Research)
- Berekeningswijze
- Zie de Boer & Langers (2017)
- Basistabel
- Zie tabblad figuurdata onder Download figuurdata
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Geen
- Verschijningsfrequentie
- Onregelmatig
- Achtergrondliteratuur
- Boer, T.A. de & F.L. Langers (2017). Maatschappelijk draagvlak voor natuurbeleid en betrokkenheid bij natuur in 2017. WOt-technical report 102. Wageningen, WOT Natuur & Milieu, WUR..
- Betrouwbaarheidscodering
- C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2019). Draagvlak voor natuur en natuurbeleid, 2017 (indicator 1619, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.