Zwarterookconcentratie, jaargemiddelde, 1990-2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
De jaargemiddelde concentraties van zwarte rook liggen op een historisch laag niveau. Sinds 1990 zijn de concentraties met 50% gedaald.
Zwarte rook
Zwarte rook is een stofvormig bestandddeel van luchtverontreinging. Het is echter geen fysisch duidelijk gedefinieerde grootheid zoals fijn stof. In feite is zwarte rook datgene dat wordt gemeten met de zwarterookmethode. De zwarterookmethode levert in essentie een empirische maat voor het deel van het primair aerosol dat als een zwarte substantie op een filter wordt waargenomen. Zwarte rook (en daarvoor standaardrook) is in de jaren vijftig geïntroduceerd als simpel te bepalen maat voor stofvormige luchtverontreinging (OECD, 1964). Aanvankelijk kon deze fractie als representatief voor het totaal aan zwevende deeltjes worden gezien, omdat de emissie van stofvormige luchtverontreiniging grotendeels voor rekening kwam van het gebuik van kolen bij de energieopwekking. Later is dit veranderd door een verschuiving van brandstofgebruik naar aardolie en aardgas.
Concentraties
De concentraties van zwarte rook liggen op regionale stations tegenwoordig tussen de 5 en 10 µg/m3. De concentraties op straatstations zijn duidelijk verhoogd en liggen op een niveau van 15-20 µg/m3. Dit weerspiegelt de bijdrage van lokale bronnen, met name het verkeer.
Trend
De concentraties van zwarte rook zijn sinds 1990 zowel op regionale stations als op straatstations met ongeveer 50% gedaald. Dit past in het beeld op langere termijn waarbij de concentraties van zwarte rook sinds 1965 een gestaag dalende trend te zien geven. De spectaculaire daling aan het eind van de jaren zestig en in het begin van de jaren zeventig is grotendeels toe te schrijven aan de omschakeling van kolen op aardgas voor de verwarming van huizen. Vooral in de stedelijke leefomgeing leidde dit tot een opvallende verbetering van de luchtkwaliteit.
Bronnen
Emissie van zwarterookdeeltjes vindt tegenwoordig voornamelijk plaats door wegverkeer en industrie, als gevolg van onvolledig verlopende verbrandingsprocessen. Aan de deeltjes, die grotendeels bestaan uit elementair koolstof (EC), kunnen andere stoffen, waaronder polycyclische aromatische koolwaterstoffen, zijn geadsorbeerd.
Effecten
Zwarte rook wordt in studies naar de effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van de mens gerelateerd aan van verbrandingsprocessen, vooral van verkeer (diesel) (Fischer et al., 2009). Concentraties zwarte rook zijn geassocieerd met nadelige effecten op de gezondheid en het bestanddeel zwarte rook in het PM-deeltje wordt als extra gezondheidsrelevant beschouwd (Janssen et al., 2011). Er is een sterke correlatie tussen de zwarterookmetingen en EC-metingen aangetoond (Schaap en Denier van der Gon, 2007); de verhouding van zwarte rook en elementair koolstof blijkt ongeveer 10:1 te zijn. Recent onderzoek in de regio Rotterdam heeft deze bevindingen bevestigd (Keueken et al., 2011).
Historische achtergrond van de normstelling
Ter bescherming van de bevolking tegen de nadelige effecten zijn in het verleden grenswaarden gesteld aan de concentraties van zwarte rook in de lucht. Zo kende de vroegere Europese luchtkwaliteitsregelgeving grenswaarden voor het 98-percentiel (90 μg/m3) en het 50-percentiel (30 μg/m3) van daggemiddelde concentraties. Deze werden gehanteerd als norm voor kortstondige respectievelijk langdurige blootstelling.
In 2001 zijn in het Besluit Luchtkwaliteit de normen voor zwarte rook vervangen door normen voor fijn stof (PM10). Gezien de samenhang van zwarte rook met fijn stof, deels door dezelfde bronnen, en gezien de veronderstelde relatie met nadelige effecten voor de volksgezondheid worden de resultaten van zwarterookmetingen hier gepresenteerd.
Bronnen
- Buijsman, E. (2008/2009) Meten waar de mensen zijn. Tijdschrift Lucht. Ook beschikbaar op de website van het Planbureau voor de Leefomgeving onder 'Meten waar de mensen zijn'.
- EU (2008). Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- Fischer, P., Ameling, C., Marra, M. & Cassee, F. (2009) Absence of trends in relative risk estimates for the association between Black Smoke and daily mortality over a 34 years period in the Netherlands. Atmospheric Environment 43, 481-485.
- Janssen, N..A.H., Hoek, G., Lawson-Simic, M., Fischer P., Van Bree, L., Van Brink, H., Keuken, M.P., Atkinson, R., Brunekreef, B. & Cassee F. (2011) Black carbon as an additional indicator of the adverse health effects of combustion particles compared to PM10 and PM2.5. Environmental Health Perspectives.
- Keuken, M., Zandveld, P, Van den Elshout, S., Janssen, N.A.H. & Hoek, G. (2011) Air quality and health impact of PM10 and EC in the city of Rotterdam, the Netherlands in 1985-2008. Atmospheric Environment 45 (30) 5294-5301.
- OECD (1964) Methods of measuring air pollution, Parijs.
- Schaap, M. & Denier van der Gon, H.A.C. (2007) On the variability of Black Smoke and carbonaceous aerosols in the Netherlands. Atmospheric Environment 41, 5908-5920.
- Velders, G.J.M., Aben, J.M.M., Jimmink, B.A. Van der Swaluw, E. & De Vries, W.J. (2011) Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapportage 2011. Rapport 680362001, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Wet Milieubeheer (2007) Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Staatsblad 414. [Zoek in Staatsblad op '11 oktober 2007']
- WHO (2006a). WHO Air quality guidelines for particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfur dioxide: global update 2005: summary of risk assessment. World Health Organization, Geneva.
- WHO (2006b). Health risks of particulate matter from long-range transboundary air pollution. Document number: EUR/05/5046028, WHO Regional Office for Europe, Copenhagen.
Relevante informatie
- Fijnstof (PM10) in lucht, 1992-2023
- Fijn stof in lucht, jaargemiddelde, 1992-2012
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten
- Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid
- Gezondheidseffecten van fijn stof en ozon, 1992 - 2013
- Nationale luchtkwaliteit: beleid
- Nationale luchtkwaliteit: overzicht normen
- Onderzoeksprogramma ter verkleining onzekerheden fijn stof (BOP)
- Voor een nadere uitleg over de implementatie van de Europese regelgeving voor lucht in de Nederlandse wetgeving zie Handboek Implementatie milieubeleid EU in Nederland.
- EU (2008). Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- Wet Milieubeheer (2007) Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Staatsblad 414. [Zoek in Staatsblad op 'Luchtkwaliteitseisen']
- Mooibroek, D., Berkhout, J.P.J. & Hoogerbrugge, R. (2011) Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2010. Rapport 680704013, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Infomil > Luchtkwaliteit: wettelijk kader en toelichting.
- EU > Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie.
- RIVM > Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit is te vinden in Balans van de Leefomgeving 2010 en Nationale Milieuverkenning 2006-2040.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Jaargemiddelde concentratie van zwarte rook in lucht
- Omschrijving
- Concentratie van fijn zwarte rook in Nederland op basis van meetgegevens.
- Verantwoordelijk instituut
- Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
- Jaargemiddelde concentraties berekend uit uurwaarden. Voor de berekening van een geldig jaargemiddelde is het criterium gehanteerd dat er minimaal 75% van het maximaal mogelijke aantal uurwaarden in een jaar beschikbaar moet zijn.
- Basistabel
- Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM.
- Geografische verdeling
- Niet van toepassing.
- Andere variabelen
- Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als ammoniak, koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Opmerking
- 1) De trendfiguur 1990-2010 voor de regionale stations is gebaseerd op meetgegevens van zeven regionale stations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Het gemiddelde is berekend op basis van meetgegevens van stations die gedurende de gehele periode operationeel zijn geweest. 2) De trendfiguur 1990-2010 voor de straatstations is gebaseerd op de mediaan van de meetgegevens van in een bepaald jaar operationele stations. Het aantal stations kan per jaar verschillen; het aantal wisselt van drie tot vijf. Ter vergelijking zijn ook de meetwaarden van alleen het straatstation Vlaadringen weergegeven. Dit is het enige meetstation dat gedurende de gehele periode in bedrijf is geweest. 3) De trendfiguur 1964-2010 is gebaseerd op meetgegevens een zwaar belast stedelijk station van DCMR Milieudienst Rijnmond ('Schiedam') en, ter vergelijking, een straatstation van het Landelijk Meetnet Luchtkwalitiet ('Vlaardigen'). Deze combinatie is gemaakt, omdat de meetreeks van het station in Schiedam eindigt in 1999.
- Betrouwbaarheidscodering
- Trend 1990-2010 (stad- en straatstations): D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake). Trend 1964-2010: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake)
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2012). Zwarterookconcentratie, jaargemiddelde, 1990-2010 (indicator 0569, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.