Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per werkzame stof, 2012-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Tussen 2012 en 2016 is het totale gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw licht gedaald. Het gebruik van middelen voor onkruidbestrijding en loofdoding is fors verminderd, terwijl het gebruik van middelen voor schimmel- en bacteriebestrijding in beide jaren nagenoeg gelijk is.

Ontwikkelingen per toepassingsgroep

Het totale gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw is tussen 2012 en 2016 licht gedaald van 5,9 naar 5,7 miljoen kg werkzame stof. De aandelen van de toepassingsgroepen in het totale gebruik zijn voor beide jaren vrijwel gelijk. Ongeveer de helft van de gewasbeschermingsmiddelen wordt toegepast bij de schimmelbestrijding, ruim een kwart bij de onkruidbestrijding, en bijna een kwart door de overige middelen (middelen voor slakkenbestrijding, plantengroeiregulatie en andere middelen). De omvang van insectenbestrijding is met ongeveer 2 procent beperkt, maar deze middelen krijgen vanwege hun effect op de milieukwaliteit wel veel aandacht.

Ontwikkelingen per werkzame stof

Bij de schimmel- en bacteriebestrijding kent mancozeb veruit het hoogste totaal gebruik over alle gewassen. Met 1,4 miljoen kg werkzame stof neemt dit middel ongeveer een kwart van het totale gewasbeschermingsmiddelengebruik in 2016 in. Bij de onkruidbestrijding en loofdoding domineren glyfosaat en diquatdibromide. En bij insectenbestrijding heeft ethoprofos het hoogste gebruiksvolume in 2016. Minerale olie heeft het grootste totaal gebruik bij de overige middelen, en neemt in 2016 met 1,1 miljoen kg werkzame stof bijna een vijfde deel van het totale gewasbeschermingsmiddelengebruik in de landbouw in.
Meer informatie over het gebruik van werkzame stoffen tussen 2012 en 2016, inclusief de ontwikkelingen in het gebruik van werkzame stoffen in de belangrijkste gewassen, kan worden bekeken in een tabel die kan worden aangeroepen door het aanklikken van "Download data" onder de grafieken.

Vergelijking gebruik en afzet

Bij een vergelijking van de gebruiks- en afzetcijfers valt op dat het gebruik in de onderzochte land- en tuinbouwgewassen in 2012 en 2016 ongeveer 53 procent van de afzet bedraagt. Per toepassingsgroep verschilt het percentage van het gebruik in de afzet:

  • schimmel- en bacteriebestrijders: gebruik ongeveer 61 procent van de afzet
  • onkruidbestrijders en loofdoders: gebruik ongeveer 58 procent van de afzet
  • insecten- en mijtenbestrijders: gebruik ongeveer 56 procent van de afzet
  • slakkenbestrijders: gebruik minder dan 25 procent van de afzet
  • middelen voor plantengroeiregulatie en kiemremming: gebruik minder dan 60 procent van de afzet
  • 'andere gewasbeschermingsmiddelen': gebruik ongeveer 46 procent van de afzet.


Bij het verklaren van de bovengenoemde verschillen tussen gebruik en afzet moet rekening worden gehouden met het feit dat de gebruikscijfers exclusief natte grondontsmetting met metam-natrium zijn en de afzetcijfers inclusief deze stof, alsmede dat de gebruikscijfers inclusief biopesticiden zijn en de afzetcijfers exclusief deze stoffen.

Duurzame gewasbescherming

Het gewasbeschermingsmiddelen beleid richt zich op een duurzaam gebruik van deze middelen in 2023 (PBL, 2012; EZ, 2013). Een belangrijke doelstelling is het verminderen van de milieueffecten. Minder gebruik van een zelfde stof betekent bijna altijd minder milieubelasting. Een vermindering van de milieubelasting kan ook samengaan met een toename van het gebruik, als er bijvoorbeeld een verschuiving plaats heeft naar laag-risico middelen. Om te kunnen bepalen of de milieubelasting afneemt is het noodzakelijk de gebruiksontwikkeling per middelengroep en/of per werkzame stof te kennen.

Indicatoren voor verduurzaming

Voor het vaststellen van de milieubelasting van een bepaald volume gebruikte gewasbeschermingsmiddelen zijn door het CBS drie voorlopige indicatoren voor verduurzaming ontwikkeld:

  • Percentage EU low risk stoffen van het totaal gebruik (EU, 2018)
  • Percentage inputs voor biologische landbouw in het totaal gebruik (SKAL, 2018)
  • Percentage laag risico in risicolijst Natuur en Milieu (Visser, et al., 2016).


Een berekening door het CBS laat zien dat voor 2016 de indicator "EU low-risk" uitkomt op minder dan 0,1 procent, de indicator "Inputs voor bio" op bijna 22 procent, en de indicator "Laag risico Natuur en Milieu" op 18 procent. Globaal kan de verduurzaming op ongeveer 20 procent worden gesteld, terwijl het beschikbaar komen van low risk stoffen binnen Europa stagneert. In het WEnR model Nationale Milieu Indicator wordt de milieubelasting van gewasbeschermingsmiddelen exacter beschreven (NMI, 2011).

Maatregelen ter vermindering gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw kan worden verminderd door een groter gebruik van alternatieve bestrijdingsmethoden zoals mechanische bestrijding en de toepassing van biologische bestrijders als sluipwespen en roofmijten.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw zijn te vinden op StatLine (CBS).

Technische toelichting

Referentie van deze webpagina

CLO (2019). Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per werkzame stof, 2012-2016 (indicator 0560, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.