Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2012-2020
In 2020 zijn plaaginsecten en spintmijten in negen glastuinbouwgewassen op 95 procent van het areaal op biologische wijze bestreden, door bijvoorbeeld sluipwespen of roofmijten. In 2016 was dit 92 procent, in 2012 nog 78 procent. Voor elk van de onderzochte gewassen geldt dat in 2020 op ten minste 75 procent van de teeltoppervlakte biologische bestrijding werd toegepast. Per soort bestrijder zijn de percentages met toepassing doorgaans lager.
Totaal tuinbouw onder glas, totaal bestrijders
Over alle negen gewassen van de glastuinbouw gemeten is de oppervlakte met toepassing van biologische bestrijders in 2020 toegenomen met 777 hectare naar bijna 6360 hectare. Dat is bijna 95 procent van het areaal. In 2016 was dit 92 procent, in 2012 nog 78 procent. Voor groentegewassen is de toepassing van biologische bestrijders in de teelt van komkommers, paprika's en tomaten 100 procent. Ook in de aardbeien onder glas worden met bijna 98 procent nagenoeg overal biologische bestrijders ingezet. Eerder was dat minder dan 70 procent. Ook in de bloemen en sierteelt zien we in een gewas als rozen 100 procent biologische bestrijding. Nu ook de toepassing in chrysanten en gerbera's toenam, naar meer dan 90 procent, is alleen nog een verdere toename denkbaar in de potplanten.
Bestrijders per hoofdgroep
Voor de bestrijding van plagen in de glastuinbouw worden vier hoofdgroepen biologische bestrijders onderscheiden: A roofmijten en -tripsen; B sluipwespen en galmuggen; C roofwantsen, gaas- en zweefvliegen en roofkevers en D aaltjes. De toepassing varieert per groep en per gewas.
Soorten biologische bestrijders per groep
Er is een grote verscheidenheid aan biologische bestrijders op de markt die tegen één of meerdere plagen ingezet worden. In de grafieken bij deze indicator worden drie biologische bestrijders als voorbeeld uitgewerkt, de roofmijt Phytoseiulus persimilis, de sluipwesp Encarsia formosa en de roofwants Macrolophus pygmaeus. Deze bestrijders worden in de glastuinbouw in diverse gewassen toegepast. Ook zijn deze soorten stabiele factoren in de verscheidenheid aan bestrijders waaraan regelmatig nieuwe soorten worden toegevoegd en oude soorten verdwijnen. De publicatie omvat 21 soorten.
Phytoseiulus persimilis (roofmijt tegen spint)
In 2020 is de roofmijt Phytoseiulus persimilis met een inzet op bijna 52 procent van het areaal een belangrijke biologische bestrijder van spint in de tuinbouw onder glas. Vergeleken met 2016 en 2012 neemt het gebruik van de soort gestaag toe. De toepassing is met ruim 90 procent het grootst in de paprika's en chrysanten. Ook in komkommers en rozen wordt deze bestrijder op driekwart of meer van het areaal toegepast. In tomaten en potplanten (bloei) is de bestrijder met percentages onder de 20 niet erg belangrijk.
Encarsia formosa (sluipwesp tegen witte vlieg)
In 2020 is de sluipwesp Encarsia formosa met een inzet van 33 procent een belangrijke bestrijder van witte vlieg. Vergeleken met 2016 en 2012 is het gebruik van de soort stabiel. Bij tomaat en gerbera's is het percentage toepassing met ongeveer 80 procent het hoogst. In komkommer en rozen zien we een gebruik van ongeveer 45 procent, terwijl de inzet in potplanten, paprika's en aardbeien beperkt is.
Macrolophus pygmaeus (roofwants tegen witte vlieg)
In 2020 is de roofwants Macrolophus pygmaeus met een inzet van bijna 37 procent een belangrijke bestrijder van witte vlieg. Vergeleken met 2016 en 2012 is het gebruik van de soort wat toegenomen. Bij tomaten is de toepassing met ruim 90 procent veruit het hoogst. In paprika's neemt het gebruik toe naar ruim 45 procent. In de andere gewassen wordt de soort beperkt of geheel niet toegepast.
Aantal behandelingen per jaar
In 2020 is niet meer bekend in welk deel van het jaar de bestrijders zijn ingezet. Wel is het aantal behandelingen opgevraagd. De frequentie van de behandelingen blijkt op te kunnen lopen tot wekelijks.
Relevantie
Biologische bestrijding is het bestrijden van vooral plagen met nuttige organismen, veelal natuurlijke vijanden. Doordat veel biologische bestrijders zich kunnen verspreiden vinden de meeste toepassingen plaats in afgesloten ruimten (kassen) in de glastuinbouw. Bij de teelt van groenten, bloemen en sierplanten onder glas maken tuinders voor de bestrijding van de plagen spint, trips, witte vlieg en luizen vaak gebruik van biologische bestrijders.
De toepassing van biologische bestrijding heeft diverse voordelen. Door de inzet van biologische bestrijders kan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen verminderen, en daarmee de milieubelasting van deze middelen. In voedingsartikelen als komkommers, tomaten en paprika's heeft de toepassing van biologische bestrijding bovendien het voordeel dat deze bestrijdingsmethode geen chemische residuen op deze voedingsartikelen achterlaat. Verder stelt het combineren van biologische bestrijding met chemie eisen aan de chemische middelen die nog kunnen worden toegepast.
Bronnen
- CBS (2018). Biologische bestrijding in glasgroenteteelt. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2022c). Biologische bestrijding op 95 procent areaal glastuinbouwgewassen (cbs.nl) CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2022a). https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/85218NED/table?dl=6CF13
- CBS (2022b). Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2022d). https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/85130NED/table?dl=7588C
Relevante informatie
- Meer gegevens over bestrijdingsmethoden van ziekten en plagen (chemisch, mechanisch, biologisch) is te vinden in de database StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw
- Omschrijving
- Ontwikkeling van de biologische bestrijding van plaaginsecten en -mijten in de teelt van groenten, bloemen en sierplanten onder glas. De indicator geeft per gewas het percentage oppervlakte waarop biologische bestrijders worden ingezet om plagen te bestrijden.
In de indicator wordt niet ingegaan op de bestrijding van ziekten en plagen met behulp van micro-organismen als schimmels, bacteriën en virussen. Deze vormen van bestrijding vallen volgens de wet onder de gewasbeschermingsmiddelen, waarbij het micro-organisme als actieve stof moet worden gezien. Micro-organismen zijn hierdoor voor de wet vergelijkbaar met chemische bestrijdingsmiddelen en zijn verboden voor gewasbescherming tenzij toegelaten. Voor biologische bestrijders volstaat een ontheffing. In de indicator wordt ook niet ingegaan op de aantallen bestrijders die zijn ingezet. Deze aantallen staan wel in de onderliggende StatLine tabel. - Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- De basisgegevens worden verzameld als onderdeel van een enquête naar het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw. Er wordt een steekproef getrokken onder de bedrijven in de Landbouwtelling. De uitkomsten zijn op basis van een bruikbare respons van ongeveer zeven honderd glastuinbouw bedrijven. Meer informatie over de onderzoeksmethode geeft de publicatie Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw (CBS, 2022b).
- Basistabel
- https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/85218NED/table?dl=6E03A (CBS, 2022a)
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Aantal bedrijven (per gewas) met toepassing biologische bestrijding, percentage bedrijven (per gewas) met toepassing biologische bestrijding, areaal (per gewas) in hectare met toepassing biologische bestrijding, aantal ingezette biologische bestrijders per bestrijder (groep) en per gewas, aantallen totaal en per hectare,.
- Verschijningsfrequentie
- Eens per 4 jaar
- Achtergrondliteratuur
- Biologische bestrijding op 95 procent areaal glastuinbouwgewassen (cbs.nl) (CBS, 2022c)
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2023). Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw, 2012-2020 (indicator 0567, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.