Energieverbruik per energiedrager, 1990-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het Nederlandse energieverbruik is in 2016 0,7 procent hoger dan in 2015. Ten opzichte van 1990 is het energieverbruik met 9,3 procent gestegen.

Ontwikkeling 1990-2016

Het energieverbruik is tussen 1990 en 2004 langzaam toegenomen. In 2004 was het energieverbruik 20 procent hoger dan in 1990. Na 2004 daalde het verbruik weer met nog wel een piek in 2010 als gevolg van een hoger aardgasverbruik door de strenge winter. In 2016 is het energieverbruik 9,3 procent hoger dan in 1990.

Energieverbruik in 2016 met 0,7 procent gestegen

In 2016 bedraagt het totale verbruik van energiedragers in Nederland 3 155 petajoule. Dat is 0,7 procent meer dan in 2015 (3 134 petajoule). Het verbruik nam toe van aardolieproducten en grondstoffen (+ 1,6 procent), aardgas (+ 3,5 procent), hernieuwbare energie (+ 2,9 procent) en energie uit huishoudelijk afval en reststoom (+ 6 procent). Daarnaast nam het verbruik af van steenkool en steenkoolproducten (- 7,3 procent), kernenergie (- 2,0 procent), elektriciteit (invoersaldo) (- 32 procent) en energie uit overige bronnen (- 25 procent).

Energieverbruik 2016 naar wijze van inzet

Het energieverbruik in 2016 kan worden verdeeld in de volgende vijf componenten:

  • 58 procent bestaat uit finaal energetisch verbruik. Dit is het energieverbruik waarna geen nuttig bruikbare energiedrager resteert (bijvoorbeeld: verbranden van aardgas in een warmteketel).
  • 18 procent bestaat uit niet-energetisch finaal verbruik. Hierbij wordt de energiedrager gebruikt voor het maken van een product dat geen energiedrager is. De voor het productieproces gebruikte energie blijft daarbij in het product aanwezig (bijvoorbeeld: het gebruik van olie als grondstof voor plastic of aardgas voor kunstmest).
  • 17 procent wordt verbruikt voor de productie van andere energiedragers, zoals elektriciteit. Het omzettingssaldo is de inzet minus de productie bij de omzetting van de ene energiedrager in de andere.
  • 6 procent is energieverbruik door de energiesector bij de winning en productie van energie.
  • 0,7 procent omvat de verliezen in de distributienetten voor elektriciteit en warmte.

Toelichting revisie

In 2015 en 2016 zijn de cijfers van de Energiebalans voor de periodes 1990 t.e.m. 1994 en 1995 t.e.m. 2013 gereviseerd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor waren (1) een trendbreuk in de tijdreeks voor de bedrijfstak petrochemie, (2) de mogelijkheid klantenbestanden van netwerkbedrijven te gebruiken voor het bepalen van het finaal verbruik van aardgas en elektriciteit en (3) het beschikbaar komen van nieuwe broninformatie over het verbruik van brandstoffen voor vervoer en mobiele bronnen. Meer informatie is te lezen in de artikelen Revisie energiebalans 1995-2013 (CBS, 2015) en Revisie energiebalans 1990 tot en met 1994 (CBS, 2016).

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over het Nederlandse energieverbruik is opgenomen in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energieverbruik per energiedrager
Omschrijving
Ontwikkeling van het energieverbruik in Nederland per energiedrager. Voor het meest recente jaar is het energieverbruik uitgesplitst naar wijze van inzet.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Berekening op basis van enkele maand- en kwartaalenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. Het artikel Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2015) geeft een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Er zijn gegevens per energiedrager voor een groot aantal energiebalansposten (zoals winning, invoer, verbruik, verbruikssaldo energiebedrijven, verbruikssaldo energieafnemers, uitvoer, bunkers).
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks; publicatie van nieuwe cijfers in de CBS database StatLine gebeurt 3x per jaar: Voorlopige cijfers:
- maart / april van het jaar volgend op het verslagjaar.
Nader voorlopige cijfers:
- juni / juli van het jaar volgend op het verslagjaar.
Definitieve cijfers:
- november / december van het tweede volgende jaar op het verslagjaar.
Opmerking
In 2015 en 2016 zijn de cijfers van de Energiebalans voor de periodes 1990 t.e.m. 1994 en 1995 t.e.m. 2013 gereviseerd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor waren (1) een trendbreuk in de tijdreeks voor de bedrijfstak petrochemie, (2) de mogelijkheid klantenbestanden van netwerkbedrijven te gebruiken voor het bepalen van het finaal verbruik van aardgas en elektriciteit en (3) het beschikbaar komen van nieuwe broninformatie over het verbruik van brandstoffen voor vervoer en mobiele bronnen. Meer informatie is te lezen in de artikelen Revisie energiebalans 1995-2013 (CBS, 2015b) en Revisie energiebalans 1990 tot en met 1994 (CBS, 2016).
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
24
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16

Referentie van deze webpagina

CLO (2018). Energieverbruik per energiedrager, 1990-2016 (indicator 0054, versie 21, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.