Visserijdruk in de Noordzee, 1947-2023

In 2023 werden de bestanden van haring, schol en tong op duurzaamheidsniveau bevist. Dit betekent dat de visserijsterfte – het aantal vissen dat stierf door de visserij – lager was dan het gestelde duurzaamheidsdoel. Voor het kabeljauwbestand lag de visserijsterfte lager dan de limiet- en voorzorggrens, maar boven het duurzaamheidsdoel.

Visserijsterfte als beheerdoel

Visserijsterfte is een indicator van de visserijdruk, en kan gedefinieerd worden als het deel van de vispopulatie dat wordt gevangen. Een hogere visserijdruk betekent een lagere overlevingskans voor de vissen die groot genoeg zijn om in de netten terecht te komen. 

Het Gemeenschappelijke visserijbeleid van de EU legt voor het beheer van visbestanden grenzen op aan de visserijsterfte. Deze grenzen omvatten een limietgrens, een voorzorgsgrens, en een duurzaamheidsdoel (Europese Commissie, 2014). Als de visserijsterfte de voorzorgsgrens overschrijdt, zijn er maatregelen nodig om verdere afname van de visbestandsgrootte door overbevissing te voorkomen. Wanneer de visserijsterfte de limietgrens overschrijdt, komt de voortplanting in gevaar omdat er weinig volwassen vissen overblijven om voor de voortplanting te zorgen. Het duurzaamheidsdoel stelt een visserijdruk vast die leidt tot een maximaal duurzame oogst, waarbij de visbestanden niet overbevist worden en de omvang van de bestanden naar verwachting stabiel blijven. Vanuit de EU wordt gestuurd om de visserijsterfte op een niveau te handhaven dat leidt tot een maximaal duurzame oogst (duurzaamheidsdoel), waarbij het bestand van volwassen vissen gezond blijft. Dit gebeurt door de totale toegestane vangst (TAC) per soort vast te stellen, aangevuld met een maximum aantal dagen op zee en technische maatregelen, zoals voorschriften voor de maaswijdte.

Haring

Sinds 1947 zijn er twee perioden (1965-1977 en 1984-1995) geweest waarin de visserijsterfte in het bestand haring voornamelijk boven de voorzorgsgrens en het duurzaamheidsdoel lag. Vooral tussen 1965 en 1976 was de visserijdruk extreem hoog, met een visserijsterfte die in de meeste jaren ver boven de limietgrens lag. In deze periode is het haringbestand dan ook volledig ingestort. Ondanks dat de vangst in een deel van deze periode werd stilgelegd om het haringbestand te laten herstellen, werd er toch nog te veel haring gevangen (o.a. als bijvangst). Hierdoor bleef de visserijsterfte toch hoog. Verdergaande maatregelen hebben geleid tot een daling van de visserij-inspanning, een verlaging van de visserijsterfte en daarmee een herstel van het haringbestand. Sinds 1996 ligt de visserijsterfte onder het duurzaamheidsdoel en in 2023 lag de visserijsterfte van het haringbestand met 0,23 ruim onder het duurzaamheidsdoel van 0,32. Dit betekent dat het haringbestand de afgelopen twee decennia duurzaam wordt bevist. 

Kabeljauw 

Sinds 2024 wordt het kabeljauwbestand beheerd in drie afzonderlijke deelbestanden: het zuidelijke bestand (zuidelijke Noordzee), het noordwestelijke bestand (noordwestelijke Noordzee en ten westen van Schotland) en het Viking-bestand (noordoostelijke Noordzee). De deelbestanden verschillen in biologische kenmerken zoals groei en geslachtsrijpheid, en hebben elk hun eigen paaigronden. Hoewel deze deelbestanden zich vermengen en samen worden gevangen, wordt aangenomen dat er in het voortplantingsseizoen geen vermenging plaatsvindt. 

Vóór de indeling in deelbestanden werd kabeljauw als één bestand beheerd. Sinds het begin van de metingen in 1963 lag de visserijsterfte in het totale kabeljauwbestand boven de duurzaamheidsdoelen. Voor de meeste jaren tot ongeveer 2010 lag de visserijsterfte zelfs flink boven de voorzorgs- en limietgrens. Dit wijst op een te hoge visserijdruk. Na een verlaging van de Totale Toegestane Vangst (TAC) in 1999 en de implementatie van herstelprogramma’s was er een dalende trend in de visserijsterfte zichtbaar in het eerste decennium van deze eeuw. Na enkele jaren met een visserijsterfte rond 0,7 (2011-2016), nam in 2017 en 2018 de visserijsterfte echter weer aanzienlijk toe. Na 2018 werd de visserijdruk weer flink verminderd en in 2024 lag de visserijsterfte voor alle drie de deelbestanden onder de voorzorgs- en limietgrens, maar nog steeds boven het duurzaamheidsdoel. De visserijdruk op het kabeljauwbestand is dus nog steeds te hoog. Het huidige advies voor kabeljauw is gericht op voorzorgsmaatregelen ter bescherming van het zuidelijke deelbestand, dat zich in de slechtste toestand bevindt. 

Schol 

Tussen 1963 en 2006 lag de visserijsterfte in het scholbestand boven het duurzaamheidsdoel (0,152), wat aangeeft dat de visserijdruk te hoog was. Binnen deze periode lag vanaf 1970 de visserijsterfte boven de voorzorgsgrens (0,182) en tussen 1979-2003 flink boven de limietgrens (0,270). 
Dankzij beheersmaatregelen nam de visserijsterfte na 2003 scherp af, en ligt sinds 2007 onder het duurzaamheidsdoel. Vanaf 2019 is de visserijsterfte zelfs nog verder afgenomen en in 2023 lag de visserijsterfte met 0,065 ver onder het duurzaamheidsdoel van 0,152. Het scholbestand is in de afgelopen jaren dus op een duurzame manier bevist. 

Tong

Het tongbestand wordt al sinds het begin van de metingen (1957) overbevist. De visserijsterfte lag in de periode van 1967-2019 boven de voorzorgsgrens en het duurzaamheidsdoel van 0,157. Binnen deze periode lag in de meeste jaren de visserijsterfte zelfs boven de limietgrens van 0,265, met uitzondering van enkele jaren en de periode van 1987-1992. Na de eeuwwisseling nam de visserijsterfte langzaam af. Vanaf 2020 lag de visserijsterfte voor het eerst sinds 1966 onder het duurzaamheidsdoel en nam in de opvolgende jaren verder af. In 2024 is de bestandschatting van tong herzien in een zogenoemde benchmark. Na deze herziening zijn er nieuwe referentiepunten vastgesteld, en is de perceptie van het bestand veranderd. Het duurzaamheidsdoel van de visserijsterfte ligt nu op 0,186. In 2023 lag de visserijsterfte met 0,061 ver onder het duurzaamheidsdoel van 0,186 en de limietgrens van 0,30. 

Definitie

De visserijsterfte wordt bepaald op basis van de verhouding van de jaarlijkse vangst en het bestand volwassen vis. Voor meer informatie zie de technische toelichting.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Visvangst in de Noordzee

Omschrijving

Ontwikkeling van de vastgestelde TAC (= totale toegestane vangst) en de vangst van haring, kabeljauw, schol en tong in de Noordzee tussen 2002 en 2023. De TAC en vangst hebben betrekking op alle landen die in de Noordzee mogen vissen. 

Verantwoordelijk instituut

Wageningen Marine Research (WMR) op basis van gegevens van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).

Berekeningswijze

ICES berekent de vangst op basis van de hoeveelheden officieel aangelande vis en een schatting voor niet-toegewezen vangsten en verkeerd gerapporteerde aanlandingen. Daarnaast maakt ICES een schatting voor de hoeveelheden overboord gezette vis. De website van ICES geeft meer informatie over de gebruikte onderzoeksmethoden en computermodellen waarmee bijschattingen gemaakt worden.

Basistabel

-

Geografische verdeling

Haring: Noordzee (ICES IV), inclusief Oostelijk Kanaal (ICES VIId);
Kabeljauw: Noordzee (ICES IV), inclusief Oostelijk Kanaal (ICES VIId) en Skagerrak (ICES IIIa West); 
Schol: Noordzee (ICES IV), inclusief Skagerrak (ICES IIIa West);
Tong: Noordzee (ICES IV).

Andere variabelen

ICES publiceert voor een aantal commerciële vissoorten en visgebieden de volgende gegevens: bestandsomvang volwassen vis, aanwas nieuwe rekruten (eenjarige vis), Total Allowable Catch (TAC), vangst (totale vangst en vangst per land), quotum per land, visserijsterfte.

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur
Betrouwbaarheidscodering

D.        Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Referentie van deze webpagina

CLO (2025). Visserijdruk in de Noordzee, 1947-2023 (indicator 0578, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.