Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, 1947-2016
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In 2016 werden de bestanden van haring en schol duurzaam bevist. De visserijsterfte lag onder het duurzaamheidsdoel. Voor het kabeljauwbestand lag de visserijsterfte boven het duurzaamheidsdoel maar onder de voorzorgsgrens, en voor het tongbestand lag de visserijsterfte net boven het duurzaamheidsniveau.
Haring
Sinds 1947 zijn er twee perioden (1965-1977 en 1984-1995) geweest waarin de visserijsterfte in het bestand haring boven het duurzaamheidsdoel lag. Vooral tussen 1968 en 1976 was de visserijdruk extreem hoog. In deze periode is het haringbestand dan ook volledig ingestort. Ofschoon in een deel van deze periode de vangst werd stilgelegd om het haringbestand zich te laten herstellen, werd er toch nog te veel haring gevangen (o.a. als bijvangst). Hierdoor bleef de visserijsterfte toch hoog. Verdergaande maatregelen hebben tot een daling van de visserijinspanning, een verlaging van de visserijsterfte en daarmee een herstel van het haringbestand geleid. Sinds 1996 ligt de visserijsterfte onder het duurzaamheidsdoel. Dit betekent dat het haringbestand de afgelopen twee decennia duurzaam wordt bevist.
Kabeljauw
De visserijsterfte in het bestand kabeljauw ligt sinds het begin van de metingen (1963) tot 2014 boven de duurzaamheidsdoel (0,31). Door verlaging van de TAC sinds 1999 en het instellen van herstelprogramma's is de visserijsterfte flink gedaald. In 2016 bevond de visserijsterfte zich met 0,35 nog net boven het duurzaamheidsdoel.
Schol
De visserijsterfte in het scholbestand bevindt zich sinds het begin van de metingen (1957) tot 2009 boven het duurzaamheidsdoel (0,21). Tussen 1971 en 2005 boven de voorzorgsgrens, en van 1979 tot 2004 zelfs boven de limietgrens. Door beheersmaatregelen is de visserijsterfte rond 2003 scherp afgenomen, en sinds 2009 ligt zij voor het eerst sinds ruim vijftig jaar weer onder het duurzaamheidsdoel. In 2016 wordt het scholbestand duurzaam bevist: de visserijsterfte voor dat jaar bedraagt 0,20.
Tong
Het tongbestand wordt al sinds het begin van de metingen (1957) overbevist. De visserijsterfte ligt in deze periode steeds boven het duurzaamheidsdoel (0,20). Na 1997 neemt de visserijsterfte langzaam af. In 2016 ligt de visserijsterfte (0,22) vrijwel op het niveau van het duurzaamheidsdoel.
Visserijsterfte als beheerdoel
In het nieuwe Gemeenschappelijke visserijbeleid (van kracht sinds 1 januari 2014) stelt de EU voor het beheer van de visbestanden grenzen voor de visserijsterfte: limietgrens, voorzorgsgrens en duurzaamheidsdoel (Europese Commissie, 2014). De visserijsterfte gebruiken als beheerdoel in plaats van de bestandsgrootte heeft als voordeel dat zij minder afhankelijk is van omgevingsfactoren die mede de bestandsgrootte bepalen. De EU stuurt via een aantal visserijmaatregelen op de visserijsterfte en daarmee indirect op de omvang van het bestand volwassen vis. Dit gebeurt via de totale toegestane vangst (TAC) per soort, aangevuld met een maximaal aantal zeedagen en met technische maatregelen als maaswijdtevoorschriften.
Duurzaamheidsdoel, voorzorgsgrens en limietgrens
Stijgt de visserijsterfte boven de voorzorgsgrens, dan moeten maatregelen genomen worden om te voorkomen dat de omvang van het visbestand door overbevissing verder daalt. Boven de limietgrens komt de voortplanting in gevaar en is de kans op natuurlijk herstel nog maar gering omdat er nog maar weinig volwassen vis is om voor de voortplanting te zorgen. Het duurzaamheidsdoel geeft een visserijdruk met een maximale duurzame oogst, waarbij de visbestanden niet overbevist worden en de bestandsomvang naar verwachting stabiel blijft.
Definitie
De visserijsterfte wordt bepaald op basis van de verhouding van de jaarlijkse vangst en het bestand volwassen vis. Voor meer informatie zie de technische toelichting.
Bronnen
- Densen, W.L.T. van, en N.T. Hintzen (2010). Kernbegrippen visserijbeheer en overzicht toestand visbestanden in Europa. Rapport C006/10. IMARES, institute for Marine Resources and Ecosystem Studies, Wageningen.
- Europese Commissie (2014). Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Brussel, Commissie van de Europese Gemeenschappen.
- ICES (2017a). Herring (Clupea harengus) in Subarea 4 and Divisions 3.a and 7.d, autumn spawners (North Sea, Skagerrak, Kattegat, and eastern English Channel). 19 p. 31 May 2017. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
- ICES (2017b). Cod (Gadus morhua) in Subarea 4, Division 7.d and Subdivision 3.a.20 (North Sea, eastern English Channel, Skagerrak). 14 p. 30 juni 2017. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
- ICES (2017c). Plaice (Pleuronectes platessa) in Subarea 4 (North Sea) and Subdivision 20 (Skagerrak). 11 p. 30 June 2017. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
- ICES (2017d). Sole (Solea solea) in Subarea 4 (North Sea). 8 p. 30 June 2017. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
Relevante informatie
- Meer informatie over visbestanden en visvangst is te verkrijgen via de website van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee
- Omschrijving
- Ontwikkeling van de visserijsterfte in de bestanden volwassen haring, kabeljauw, schol en tong in de Noordzee tussen 1947 en 2016. De visserijsterfte wordt afgezet tegen de gedefinieerde limietgrens, voorzorgsgrens en het duurzaamheidsdoel.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van gegevens van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).
- Berekeningswijze
- ICES berekent de visserijsterfte (F) op basis van de verhouding tussen de jaarlijkse vangst en het bestand volwassen vis. Als voorbeeld: bij een visserijsterfte F=0,5 per jaar geldt dat in een jaar (1-exp(-0.5)) x 100 = 39 procent van een visbestand wordt weggevangen.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Haring: Noordzee (ICES IV), inclusief Skagerrak, Kattegat (ICES IIIa) en het oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId);
Kabeljauw: Noordzee (ICES IV), inclusief Skagerrak (ICES IIIa West) en oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId);
Schol: Noordzee (ICES IV), inclusief Skagerrak (ICES IIIa West);
Tong: Noordzee (ICES IV). - Andere variabelen
- ICES publiceert voor een aantal commerciële vissoorten en visgebieden de volgende gegevens: bestandsomvang volwassen vis, aanwas nieuwe rekruten (eenjarige vis), Total Allowable Catch (TAC), vangst (totale vangst en vangst per land), quotum per land, visserijsterfte.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Herring (Clupea harengus) in Subarea 4 and Divisions 3.a and 7.d, autumn spawners (North Sea, Skagerrak, Kattegat, and eastern English Channel) (ICES, 2017a);
Cod (Gadus morhua) in Subarea 4, Division 7.d and Subdivision 3.a.20 (North Sea, eastern English Channel, Skagerrak) (ICES, 2017b);
Plaice (Pleuronectus platessa) in Subarea 4 (North Sea) and Subdivision 20 (Skagerrak) (ICES, 2017c);
Sole (Solea solea) in Subarea 4 (North Sea) (ICES, 2017d). - Opmerking
- In vergelijking met de vorige versie van deze indicator zijn voor kabeljauw en schol de voorzorgsgrens, limietgrens en duurzaamheidsdoel aangepast aan de nieuwste inzichten.
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2017). Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, 1947-2016 (indicator 0578, versie 06, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.