Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, 1947-2013
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In 2013 werden de bestanden van schol en haring duurzaam bevist; de visserijsterfte lag onder het duurzaamheidsdoel. Voor kabeljauw en tong lag de visserijsterfte boven het duurzaamheidsdoel, maar onder de voorzorgsgrens.
Haring
Sinds eind jaren veertig van de vorige eeuw zijn er twee perioden geweest waarin de visserijsterfte in het bestand haring boven het duurzaamheidsdoel lag: 1953-1977 en 1984-1995. Vooral in de jaren tussen 1968 en 1975 was de visserijdruk extreem hoog. In deze periode is het haringbestand dan ook volledig ingestort. Ofschoon in een deel van deze periode de vangst werd stilgelegd om het haringbestand zich te laten herstellen, werd er toch nog te veel haring gevangen (o.a. als bijvangst). Hierdoor bleef de visserijsterfte toch hoog. Verdergaande maatregelen hebben tot een daling van de visserijinspanning, een verlaging van de visserijsterfte en daarmee een herstel van het bestand aan haring geleid. In 2013 lag de visserijsterfte onder het duurzaamheidsdoel, hetgeen betekent dat het haringbestand maximaal duurzaam werd bevist.
Kabeljauw
De visserijsterfte van kabeljauw lag in de periode 1971-2006 boven de voorzorgsgrens van 0,65 per jaar. Gedurende deze periode werd elk jaar een groot deel (48-63 procent) van de kabeljauw in de leeftijd van 2-4 jaar weggevist. Door verlaging van de TAC sinds 1999 en het instellen van herstelprogramma's is de visserijsterfte flink gedaald. In 2013 bevond de visserijsterfte zich daarmee nog steeds boven het duurzaamheidsdoel, maar al wel onder de voorzorgsgrens.
Schol
De visserijsterfte in het bestand schol bevindt zich sinds het einde van de jaren vijftig van de vorige eeuw tot 2010 boven het duurzaamheidsdoel. In de jaren tachtig en negentig zelfs boven de voorzorgsgrens met enkele pieken tot boven de limietgrens (in 1997 en 2001). Door beheersmaatregelen is de visserijsterfte rond 2003 scherp afgenomen, en sinds 2009 ligt zij voor het eerst sinds ruim vijftig jaar weer onder het duurzaamheidsdoel. In 2013 wordt het scholbestand duurzaam bevist: de visserijsterfte voor dat jaar bedraagt 0,21 en ligt daarmee onder het duurzaamheidsdoel.
Tong
Het bestand tong wordt sinds begin jaren zestig van de vorige eeuw in de meeste jaren overbevist. De visserijsterfte ligt steeds boven het duurzaamheidsdoel en in de meeste jaren ook boven de voorzorgsgrens. In 2013 bedroeg de visserijsterfte 0,23 en ligt daarmee onder de voorzorgsgrens, maar nog net niet onder het duurzaamheidsdoel.
Visserijsterfte als beheerdoel
In het nieuwe Gemeenschappelijke visserijbeleid (van kracht sinds 1 januari 2014) stelt de EU voor het beheer van de visbestanden grenzen voor de visserijsterfte: limietgrens, voorzorgsgrens en duurzaamheidsdoel (Europese Commissie, 2014). De visserijsterfte gebruiken als beheerdoel in plaats van de bestandsgrootte heeft als voordeel dat zij minder afhankelijk is van omgevingsfactoren die mede de bestandsgrootte bepalen. De EU stuurt via een aantal visserijmaatregelen op de visserijsterfte en daarmee indirect op de omvang van het bestand volwassen vis. Dit gebeurt via de totale toegestane vangst (TAC) per soort, aangevuld met een maximaal aantal zeedagen en met technische maatregelen als maaswijdtevoorschriften.
Duurzaamheidsdoel, voorzorgsgrens en limietgrens
Stijgt de visserijsterfte boven de voorzorgsgrens, dan moeten maatregelen genomen worden om te voorkomen dat de omvang van het visbestand door overbevissing verder daalt. Boven de limietgrens komt de voortplanting in gevaar en is de kans op natuurlijk herstel nog maar gering omdat er nog maar weinig volwassen vis is om voor de voortplanting te zorgen. Het duurzaamheidsdoel geeft een optimale visserijdruk met een maximale duurzame oogst, waarbij de visbestanden niet overbevist worden en de bestandsomvang naar verwachting stabiel blijft.
Definitie
De visserijsterfte wordt bepaald op basis van de verhouding van de jaarlijkse vangst en het bestand volwassen vis. Voor meer informatie zie de technische toelichting.
Bronnen
- Densen, W.L.T. van en N.T. Hintzen (2010). Kernbegrippen visserijbeheer en overzicht toestand visbestanden in Europa. Rapport C006/10. IMARES, institute for Marine Resources and Ecosystem Studies, Wageningen.
- Europese Commissie (2014). Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). Brussel, Commissie van de Europese Gemeenschappen.
- ICES (2014a). Herring in Subarea IV and Divisions IIIa and VIId (North Sea autumn spawners). 21 p. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
- ICES (2014b). Cod in Subarea IV (North Sea) and Divisions VIId (Eastern Channel) and IIIa West (Skagerrak). 19 p. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
- ICES (2014c). Plaice in Subarea IV (North Sea). 12 p. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
- ICES (2014d). Sole in Subarea IV (North Sea). 11 p. Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, Kopenhagen.
Relevante informatie
- Meer informatie over visbestanden en visvangst is te verkrijgen via de website van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee
- Omschrijving
- Ontwikkeling van de visserijsterfte in de bestanden volwassen haring, kabeljauw, schol en tong in de Noordzee. De visserijsterfte wordt afgezet tegen de gedefinieerde limietgrens, voorzorgsgrens en het duurzaamheidsdoel.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van gegevens van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES).
- Berekeningswijze
- ICES berekent de visserijsterfte (F) op basis van de verhouding tussen de jaarlijkse vangst en het bestand maatse vis. Als voorbeeld: bij een visserijsterfte F=0,5 per jaar geldt dat in een jaar (1-exp(-0.5)) x 100 = 39 procent van een visbestand wordt weggevangen.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Noordzee (ICES IV) plus Skagerrak, Kattegat (ICES IIIa) en het oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId) voor haring.
Noordzee (ICES IV) plus Skagerrak (ICES IIIa West) en oostelijk deel van het Kanaal (ICES VIId) voor kabeljauw.
Noordzee (ICES IV) voor schol en tong. - Andere variabelen
- Bestandsomvang, aanwas nieuwe rekruten (eenjarige vis), Total Allowable Catch (TAC), quotum per land, totale vangst, vangst per land, visserijsterfte voor diverse commerciële vissoorten en zeegebieden.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Herring in Subarea IV and Divisions IIIa and VIId (North Sea autumn spawners) (ICES, 2014a).
Cod in Subarea IV (North Sea) and Divisions VIId (Eastern Channel) and IIIa West (Skagerrak) (ICES, 2014b).
Plaice in Subarea IV (North Sea) (ICES, 2014c).
Sole in Subarea IV (North Sea) (ICES, 2014d). - Opmerking
- In de vorige versie van deze indicator is abusievelijk een niet geheel juiste definitie voor visserijsterfte gebruikt. Voor de juiste berekeningswijze van de visserijsterfte op basis van het visbestand en de hoeveelheid gevangen vis zie bij 'Berekeningswijze' in deze technische toelichting.
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Visserijsterfte bij visbestanden in de Noordzee, 1947-2013 (indicator 0578, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.