Risico's en kansen van klimaatverandering voor soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijn

Voor 15% van de in Nederland beschermde soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) is klimaatverandering gerapporteerd als drukfactor in de periode 2013-2018. Dit wordt vooral veroorzaakt door temperatuurstijging en extreme droogte. In de toekomst kan klimaatverandering een drukfactor worden voor meer dan 60% van de soorten en habitattypen. Voor circa 20% van de soorten en habitattypen kan klimaatverandering ook een kans bieden.

Invloed van klimaatverandering op soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijn

Voor 15% van de in Nederland beschermde soorten en habitattypen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) is klimaatverandering een drukfactor op de staat van instandhouding in de periode 2013-2018. Dit blijkt uit een expertbeoordeling in de VHR-rapportage. In de jaren na 2018 zijn er meer perioden met extreme droogte geweest, waardoor in de volgende rapportage (2019-2024) het aandeel soorten en habitattypen met klimaatverandering als drukfactor waarschijnlijk groter zal zijn dan 15%. Deze planten- en diersoorten en habitattypen ondervinden met name negatieve effecten als gevolg van temperatuurstijging en perioden met extreme droogte. Daarnaast zijn ook negatieve effecten gerapporteerd door perioden met extreme natheid, zeespiegelstijging en overige klimaateffecten. Een voorbeeld van overige klimaateffecten is de afhankelijkheid tussen soorten. Een vlindersoort kan bijvoorbeeld achteruitgaan doordat de waardplant, waar de vlinder de eitjes op afzet, achteruitgaat als gevolg van klimaatverandering. Experts verwachten dat de druk van klimaatverandering op de staat van instandhouding van veel soorten en habitattypen in de toekomst verder zal toenemen. 

Voor circa 20% van de soorten en habitattypen kan klimaatverandering juist een kans bieden, bijvoorbeeld voor warmteminnende, veelal zuidelijke soorten, waarvoor het klimaat in Nederland geschikter kan worden. Door klimaatadaptatiemaatregelen, zoals het verbinden, vergroten en verbeteren van leefgebieden kunnen VHR-soorten en habitattypen zich beter aanpassen aan klimaatverandering.  

Temperatuurstijging

In de VHR-rapportage is aangegeven dat voor ruim 6 procent van de VHR-soorten en habitattypen temperatuurstijging een drukfactor is. De temperatuurstijging zorgt voor een noordwaartse verschuiving van de verspreidingsarealen van planten- en diersoorten. Hierdoor hebben noordelijke, koudeminnende soorten het in de afgelopen decennia minder goed gedaan dan zuidelijke, warmteminnende soorten. Een ander gevolg van temperatuurstijging betreft de achteruitgang van de kwaliteit van het leefgebied, zoals de oppervlaktewaterkwaliteit van het opwarmende water in de vele vennen, poelen, beken, rivieren, meren en kustwateren. Een ander effect van temperatuurstijging is dat het groeiseizoen eerder begint en later stopt. Door deze verschuiving in tijd kan er voor soorten een mismatch ontstaan tussen voedselbehoefte en voedselbeschikbaarheid. De populaties van bijna de helft van de VHR-soorten en habitattypen in Nederland kunnen afnemen bij een verdere toename in temperatuur en bij een toename van het aantal hittegolven. 

De realisatie van het NNN (Natuurnetwerk Nederland) faciliteert de migratie van de warmte- en koudeminnende soorten naar meer geschikte klimaatgebieden en kan eraan bijdragen dat het leefgebied voldoende robuust en veerkrachtig is om klimaatinvloeden op te vangen. Toch kunnen daarmee niet alle risico’s worden gemitigeerd, bijvoorbeeld risico’s die plaatsvinden buiten Nederland. Zo ondervinden vogels die in Nederland overwinteren, zoals de drieteenstrandloper, negatieve gevolgen van de sterke temperatuurstijging en toename van extreem weer in hun broedgebied rond de Noordpool. Grensoverschrijdende risico’s zijn één van de redenen waarom mondiaal gestreefd wordt naar het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen.

Extreme droogte

Uit de VHR-rapportage over de periode 2013-2018 blijkt dat extreme droogte als gevolg van klimaatverandering voor bijna 6 procent van de soorten en habitattypen een drukfactor is. Naar verwachting zullen perioden van extreme droogte in de toekomst vaker gaan voorkomen, wat een risico vormt voor ruim 60% van de VHR-soorten en habitattypen. 

Extreme droogte heeft vooral effect op natuur op de hoge zandgronden, en voor de kleine wateren. De zandgronden houden van nature al weinig water vast en zijn veelal afhankelijk van vocht uit neerslag. Kleine wateren zoals vennen, poelen en beken kunnen relatief snel opdrogen bij het langdurig uitblijven van neerslag, waardoor de planten en dieren het moeilijk krijgen of doodgaan. De gevolgen kunnen heel groot zijn, omdat extreme droogte veelal plaatsvindt op Europees schaalniveau, zodat uitwijkmogelijkheden naar gunstiger leefgebied beperkt zijn. Het negatieve effect van extreme droogte wordt versterkt door de toename van wateronttrekking in droge perioden ten behoeve van landbouw en drinkwater. Tegelijkertijd kan 2% van de VHR-soorten en habitattypen baat hebben bij droge perioden, zoals soorten van droge duinen en zandverstuivingen die baat hebben bij stuivend zand. 

Aanpassingen in het waterbeheer zoals water vasthouden en minder water onttrekken, zijn de belangrijkste maatregelen om het effect van droogte op de natuur in Nederland te beperken.

Extreme natheid

Extreme natheid heeft tot nu toe een beperkte en lokale negatieve impact op natuur in Nederland gehad, zo is voor circa 1% van de VHR-soorten en habitattypen extreme natheid in de periode 2013-2018 een drukfactor. Extreme natheid door hoosbuien of overstromingen kan bij planten in het groeiseizoen leiden tot zuurstofstress en uiteindelijk afsterven, afkalving van oevers, erosie van beek- en rivierbodems, vaker overlopen van riolen in het oppervlaktewater, en daarbij het vrijkomen van nutriënten, met effecten op natuur. Risico’s zijn er vooral voor zeldzame habitattypen en soorten in en langs beken en rivieren die door extreem natte perioden zouden kunnen verdwijnen. Daarnaast kan extreme natheid tijdens het broedseizoen leiden tot een lager broedsucces van vogels. Kansen zijn er vooral voor habitattypen in overstromingsvlakten langs beken en rivieren.

Zeespiegelstijging 

Ook zeespiegelstijging heeft tot nu een beperkt negatief effect; voor zo’n 2% van de VHR-soorten en habitattypen is dit in de periode 2013-2018 als drukfactor gerapporteerd. Het verwachte toekomstige effect van zeespiegelstijging is groter. Het zijn vooral habitattypen zoals wad- en zandplaten die kunnen ‘verdrinken’. De huidige natuurlijke opslibbing lijkt de zeespiegelstijging nog te kunnen bijhouden, maar of dat bij de verwachte versnelde zeespiegelstijging in combinatie met bodemdaling ook nog zo is, blijft de vraag. Hierdoor kunnen soorten die afhankelijk zijn van de zandplaten het moeilijk krijgen. Denk daarbij aan de vele foeragerende wadvogels, strandbroeders en rustplaatsen van zeehonden. Het stimuleren van de slib-invang door bijvoorbeeld het stimuleren van kweldervorming en de aanleg van zeegrasvelden, eventueel in combinatie met zandsuppleties, kunnen belangrijke adaptieve maatregelen zijn. 

Verzilting

Toekomstige zeespiegelstijging, eventueel in combinatie met verdere bodemdaling als gevolg van droogte en wateronttrekking, kan zorgen voor een toename van de verzilting van het oppervlaktewater. Het toekomstige effect van verzilting wordt in ruim 4% van de VHR-soorten en habitattypen als een risico beschouwd en voor 0,5% van de VHR-soorten en habitattypen is het een kans. Dat is relatief gering vergeleken met de andere invloeden. Dit komt vooral omdat verzilting in Nederland waarschijnlijk beperkt blijft tot een (brede) kustzone. Hoewel duinen pal aan zee liggen, is verzilting hier naar verwachting niet aan de orde, omdat het zoute water de zoetwaterlens optilt, waardoor zoete kwel kan ontstaan. Kansen zijn er met name voor habitattypen die baat hebben bij zout en brak water, zoals binnendijkse schorren en zilte graslanden. Het is wel van belang om die zoetwaterlens ook voor de toekomst te behouden. Peilverhoging van de verziltingsgevoelige gebieden kan ervoor zorgen dat het zoute water het oppervlaktewater niet kan bereiken. Peilverhoging van waterbergingsgebieden kan ervoor zorgen dat voldoende zoetwater beschikbaar is om verziltingsgevoelige gebieden door te spoelen.

Bronnen

  • Henkens, R.J.H.G., Cormont, A., Van Swaay, C.A.M., Wamelink, G.W.W. en F.G.W.A. Ottburg (2024). Risico’s en kansen van klimaatverandering voor de Nederlandse natuur; Invloed van temperatuurstijging, extreme droogte of natheid, zeespiegelstijging en verzilting op de doelen voor VHR, KRW, ecosysteemdiensten en algemene biodiversiteit. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOT-technical report 260.
  • Van Gaalen, F., R. Franken, F. Kirkels, S.I. Ibrahim, J. van Minnen, A. Bouwman, M. Vonk (2024). Klimaatrisico’s in Nederland: De huidige stand van zaken. PBL, Den Haag.
  • EEA (2022). Conservation status of habitat types and species: datasets from Article 17, Habitats Directive 92/43/EEC reporting (2013-2018) – European Environmental Agency Conservation status of habitat types and species: datasets from Article 17, Habitats Directive 92/43/EEC reporting (europa.eu).
  • EEA (2022). Population trend of bird species: datasets from Article 12, Birds Directive 2009/147/EC reporting (2013-2018) - PUBLIC VERSION - Apr. 2021GDBGeopackageESRI:RESTOGC:WMS - European Environmental Agency Population trend of bird species: datasets from Article 12, Birds Directive 2009/147/EC reporting (europa.eu).
  • Adams, A. et al. (2019). Vogel- en Habitatrichtlijnrapportage 2019. WOT brochure.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Risico's en kansen van klimaatverandering voor soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijn

Omschrijving

Deze indicator is gebaseerd op de studie van Henkens et al. 2024 en door PBL ontwikkeld als graadmeter voor het effect van klimaatsverandering op de soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijn in het kader van de studie naar klimaatrisico’s in Nederland (Van Gaalen et al. 2024)

Verantwoordelijk instituut

PBL

Berekeningswijze

Op 14 april 2025 is de tekst in deze CLO-indicator aangepast om de inhoud te verduidelijken.

 

Voor deze indicator wordt gebruik gemaakt van de gerapporteerde drukfactoren van klimaatverandering uit artikel 12 en artikel 17 rapportages van de Vogel- en Habitatrichtlijn van de periode 2013-2018. De beoordeling van de drukfactoren heeft plaatsgevonden op basis van expertbeoordeling. Uit de rapportages is het aantal VHR-soorten en -habitattypen gehaald waarvoor een ‘climate pressures’ gerapporteerd was. Er worden 9 verschillende climate pressures onderscheiden. De pressures ‘temperature changes’, ‘desynchronisation of biological/ecological processes’ en ‘change of species distribution’ zijn samengevoegd tot effecten van temperatuurstijging. Voor extreme droogte hebben we gebruik gemaakt van de pressure ‘droughts and decreases in precipitation’, voor extreme natheid was dat ‘increases or changes in precipitation’ en voor zeespiegelstijging ‘sea level and wave exposure changes’. Voor de overige klimaateffecten hebben we de pressures ‘change of habitat location, size, and/or quality’, ‘decline or extinction of related species’ en ‘other climate related changes in abiotic conditions’ samengevoegd. De beoordeling van de verwachte drukfactoren en kansen van VHR-soorten en habitattypen is gebaseerd op een literatuurreview aangevuld met een expertbeoordeling. Deze beoordeling is gereviewd door onafhankelijke experts van o.a. PGO’s. 

Basistabel

Bijlage 1 t/m 4 uit Henkens et al. 2024

Geografische verdeling

Nederland

Verschijningsfrequentie

6-jaarlijks, vanaf 2025

Achtergrondliteratuur

Henkens, R.J.H.G., Cormont, A., Van Swaay, C.A.M., Wamelink, G.W.W. en F.G.W.A. Ottburg (2024). Risico’s en kansen van klimaatverandering voor de Nederlandse natuur; Invloed van temperatuurstijging, extreme droogte of natheid, zeespiegelstijging en verzilting op de doelen voor VHR, KRW, ecosysteemdiensten en algemene biodiversiteit. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOT-technical report 260.

Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Risico's en kansen van klimaatverandering voor soorten en habitattypen van de Vogel- en Habitatrichtlijn (indicator 3014, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.