Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2023
In 2023 is de Europese grenswaarde voor het jaargemiddelde PM2,5 (25 µg/m3) nergens in Nederland overschreden. De advieswaarde van de Wereldgezondheidsorganisatie (5 µg/m3) werd wel in het hele land overschreden.
Jaargemiddelde concentratie PM2,5
De gemeten regionale achtergrondconcentraties PM2,5 lagen in 2023 gemiddeld rond de 8 µg/m3. Op stedelijke achtergrondlocaties en verkeersbelaste locaties waren de concentraties ook rond 8 µg/m3. In de jaren 2020-2022 lijken deze jaargemiddelde PM2,5 waarden tamelijk constant (zie afbeelding ‘Jaargemiddelde’). Daarna volgde een afname van de jaargemiddelde concentratie in 2023.
Emissiebeperkende maatregelen en implementatie van nieuwere en schonere technieken door industrieën, vervoer en scheepvaart kunnen de daling in de PM2,5 concentraties verklaren. In 2020 en 2021 hebben ook de maatregelen ter voorkoming van het verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 bijgedragen aan deze daling. In 2022 was er een klein toename, vermoedelijk door verhoogde verkeersintensiteit en economische activiteiten. De PM2,5 concentraties werden, net als bij de PM10 concentraties, beïnvloed door meteorologische fluctuaties.
Ruimtelijke verdeling PM2,5
De afbeelding ‘Kaart 2023’ geeft voor dat jaar de ruimtelijke verdeling van grootschalige, jaargemiddelde PM2,5 concentraties weer zonder lokale verhogingen langs drukke verkeerswegen en straten (Grootschalige Concentratiekaarten Nederland, GCN). Deze ruimtelijke verdeling is vergelijkbaar met die van PM10. In de buurt van industrie en gebieden met intensieve veehouderij zijn de lokale PM2,5-bijdragen echter aanzienlijk kleiner dan die van PM10. De berekende jaargemiddelde concentraties (op basis van GCN) voor 2023 liggen onder de Europese grenswaarde (25 µg/m3), maar liggen wel boven de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) advieswaarde van 5 µg/m3.
Chemische samenstelling
PM2,5 bestaat uit verschillende stoffen. In 2007/2008 is op het regionale achtergrondstation Cabauw de chemische samenstelling van PM2,5 gemeten (Schaap, 2010). Sinds 2012 is, voor dezelfde locatie en aan de hand van vergelijkbare meetmethode, data beschikbaar vanuit het RIVM. De figuur ‘Chemische samenstelling’ laat de resultaten van de verschillende meetcampagnes zien.
Zoals in de figuur weergegeven, bestaat PM2,5 uit een scala van stoffen uit verschillende bronnen. Afhankelijk van de bron verdeelt men fijn stof in een primaire en een secundaire fractie:
- De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct in de lucht komen door uitstoot van onder meer verkeer, houtstook, scheepvaart en industrie.
- De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer ontstaan door chemische reacties tussen gassen (NH3, NOx, SO2, vluchtige organische stoffen (VOS)) en/of al aanwezige deeltjes. Landbouwemissies in binnen- en buitenland spelen hierbij een belangrijke rol.
De belangrijkste bijdrage aan PM2,5 komt van secundair anorganisch aerosol (voornamelijk ammoniumsulfaat en ammoniumnitraat) en organisch koolstof (OC) o.a. van houtstook.
Voor meer informatie over het bepalen van de indicatieve chemische samenstelling van PM2,5, zie de ‘Technische toelichting’ onderaan deze pagina.
Fracties fijn stof
Fijn stof is een verzamelbegrip en duidt op zwevende deeltjes in de lucht (in de regel zijn het deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer; PM10, zie CLO indicator Fijn stof (PM10) in lucht). De fijnere fractie van fijn stof noemen we PM2,5 en bestaat uit deeltjes met een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. Nog kleinere deeltjes fijn stof, kleiner dan 100 nanometer, worden ultrafijnstof genoemd. Hier is een aparte indicator voor geschreven: Ultrafijnstof in de lucht.
Voor een volledige definitie zie ‘opmerkingen’ in ‘Technische toelichting’.
Grenswaarden, advieswaarden en gemiddelde-blootstellingsindex
De WHO stelt dat blootstelling aan PM2,5 schadelijker is dan blootstelling aan PM10. De kleinere deeltjes van PM2,5 dringen dieper in de longen door (WHO, 2006a; zie ook PDF bestand Gezondheidswinst van fijn stof) dan PM10, die vooral in de slijmvliezen in de bovenste luchtwegen terechtkomen. In de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit zijn daarom sinds 2008 grens- en richtwaarden voor PM2,5 opgenomen. Voor PM2,5 geldt nu een Europese grenswaarde van 25 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie. De WHO beschouwt deze grenswaarde als interimdoelstelling op weg naar een advieswaarde van 5 µg/m³ (WHO, 2021).
Naast grenswaarden voor jaargemiddelde concentraties staat in de EU richtlijn ook een aanpak om de blootstelling van bevolking aan fijn stof generiek terug te dringen. Om dit te bereiken heeft de EU voor PM2,5 een grenswaarde voor de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie (blootstellingsverplichting; 20 µg/m3) vastgesteld en een verminderingsdoelstelling voor de gemiddelde-blootstellingsindex (GBI, Eng.: AEI). Deze index is het gemiddelde over drie jaar van de gemeten concentraties op stedelijke achtergrondlocaties in Nederland.
Voor 2010 en 2020 zijn de GBI's gedefinieerd als het gemiddelde over 2009-2011 respectievelijk 2018-2020. De GBI voor 2011 is voor Nederland vastgesteld op 17,0 µg/m3. Voor 2020 was hieraan de reductiedoelstelling van 15% (2,6 µg/m3) gekoppeld. Die doelstelling is gehaald. De GBI bleef ook de jaren na 2020 dalen. Ten opzichte van de periode 2009-2011 liet de periode 2021-2023 een GBI daling zien van 8,3 µg/m3.
Glijdend driejaarsgemiddelde voor PM2,5-concentratie op stedelijke achtergrondlocaties.
Periode |
GBI |
µg/m3 | |
| |
2009-2011 | 17,0 |
2010-2012 | 15,7 |
2011-2013 | 14,6 |
2012-2014 | 13,6 |
2013-2015 | 13,2 |
2014-2016 | 12,3 |
2015-2017 | 11,4 |
2016-2018 | 11,2 |
2017-2019 | 10,8 |
2018-2020 | 10,0 |
2019-2021 | 9,3 |
2020-2022 | 8,9 |
2021-2023 | 8,7 |
doelstelling: |
|
2018-2020 | 14,4 |
| |
|
Strengere EU-grenswaarde voor PM2,5 vanaf 2030
Vanaf 2030 gaan strengere Europese grenswaarden gelden voor luchtkwaliteit. In april 2024 zijn de EU-landen en het Europees Parlement het daarover eens geworden. Vanaf 2030 geldt de nieuwe grenswaarde van 10 µg/m3 PM2.5 voor de jaargemiddelde concentratie. In 2023 lagen sommige meetwaarden voor stedelijke achtergrondstations boven die nieuwe grenswaarde.
Samen meten aan luchtkwaliteit
Naast het bestaande meetnet van het RIVM en partners zijn in Nederland meer ontwikkelingen om PM2,5 en luchtkwaliteit te meten. Een overzicht van deze meetprojecten met sensortechnologie en mede door burgers is te vinden op het kennisportaal 'Samen meten'.
Bronnen
- EU (2008). Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. Publicatieblad van de Europese Unie L 152/1.
- Hoogerbrugge, R., Nguyen, L., Wesseling, J., Van den Elshout, S., Willers, S., Visser, J. & Van der Zee, S. (2016) Trends in PM10- en NO2-concentraties. Tijdschrift Lucht nummer 3, juni 2016, 13-16.
- Hoogerbrugge, R., Hazelhorst, S., Huitema, M., Siteur, K., Smeets, W., Soenairo, I., Visser, S., de Vries, W.J., Wichink Kruit, R.J., Grootschalige concentratiekaarten Nederland. Rapportage 2023, RIVM rapport 2023-0113, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Janssen, N.A.H., Gerlofs-Nijland, M.EW., Lanki, T., Salonen, R.O., Cassee, F., Hoek, G., Fischer, P., Brunekreef, B. & Krzyzanowski, M. (2012) Health effects of black carbon. WHO, Regional Office for Europe, Kopenhagen.
- Matthijsen, J., Jimmink, B.A., De Leeuw, F.A.A.M. en Smeets, W.L.M. (2009) Attainability of PM2.5 air quality standards, situation for the Netherlands in a European context, Rapport 500099015, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag.
- Matthijsen, J, en Koelemeijer, R.B.A. (2010) Beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof. Resultaten op hoofdlijnen en beleidsconsequenties, Rapport 500099013, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven/Den Haag
- Schaap M, Weijers EP, Mooibroek D, Nguyen L, Hoogerbrugge R (2010) Composition and origin of Particulate Matter in the Netherlands. Rapport 500099007, Planbureau voor de leefomgeving, Bilthoven
- WHO (2006a). WHO Air quality guidelines for particulate matter, ozone, nitrogen dioxide and sulfur dioxide: global update 2005: summary of risk assessment. document number: WHO/SDE/PHE/OEH/06.02., World Health Organization, Geneva.
- WHO (2021), WHO global air quality guidelines: particulate matter (PM2.5 and PM10), ozone, nitrogen dioxide, sulfur dioxide and carbon monoxide. World Health Organization. https://apps.who.int/iris/handle/10665/345329. License: CC BY-NC-SA 3.0 IGO
Relevante informatie
- EU > Informatie over het luchtkwaliteitsbeleid van de Europese Unie.
- EU > Air Quality (europa.eu)
- EU > Informatie over strengere EU-grenswaarden voor luchtkwaliteit vanaf 2030
- UN/ECE > Protocol to Abate Acidification, Eutrophication and Ground-level Ozone | UNECE
- CLO > Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2023 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl)
- CLO > Ultrafijnstof in de lucht | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl)
- CLO > Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021 | Compendium voor de Leefomgeving (clo.nl)
- Rijksoverheid > Normen luchtkwaliteit | Luchtkwaliteit | Rijksoverheid.nl
- RIVM > https://www.rivm.nl/lucht
- RIVM > Luchtmeetnet.nl
- Teletekst > Smog
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in lucht
- Omschrijving
Concentraties van de fijnere fractie van fijn stof in Nederland op basis van meetgegevens van het RIVM, GGD Amsterdam en DCMR.
- Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
- Berekeningswijze
Jaargemiddelde concentraties berekend uit gemeten dagwaarden. Voor de berekening van een geldig jaargemiddelde is het criterium gehanteerd dat er minimaal 75% van het maximaal mogelijke aantal dagwaarden in een jaar beschikbaar moet zijn. Voor de gespecificeerde jaren (2009-2023) moet een station minstens op 75% van de jaren een geldig jaargemiddelde hebben (dat voortkomt uit de eerste selectie). Dit zijn de criteria die gebruikt worden voor het maken van trendfiguren. Alleen binnen de jaarreeks 2009-2023 wordt gefilterd op twee criteria. Voor alle andere jaren worden alle stations meegenomen die 75% in een jaar gemeten hebben.
- Basistabel
Gegevens Luchtkwaliteit (GELUK) van het Centrum Milieukwaliteit (MIL) van het RIVM. Met daarin gegevens van de GGD Amsterdam en de DCMR.
- Geografische verdeling
1. De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
2. De trendfiguren 2008-2023 zijn gebaseerd op meetgegevens van één tot zeven regionale achtergrondstations, negen tot zestien stedelijke achtergrondstations en drie tot dertien verkeersbelaste stations van het RIVM, GGD Amsterdam en DCMR (aantal stations kan per jaar verschillend zijn).
3. De chemische samenstelling wordt bepaald op het regionale achtergrondstation Cabauw.
- Andere variabelen
Het RIVM, GGD Amsterdam en DCMR leveren ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen zoals fijn stof, koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
- Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
1) Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapportage 2023 (Hoogerbrugge, et al. zie bij ‘Referenties’).
2) Chemische samenstelling PM2,5: Mooibroek D, van der Swaluw E, Hoogerbrugge R (2013c) A reanalysis of the BOP dataset : Source apportionment and mineral dust 680356001 (rivm.nl). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
- Opmerking
1) De volledige (en juiste) definitie van PM2,5 luidt: ‘Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM2,5 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 2,5 μm’.
2) Regionale achtergrondstations zijn meetpunten die op enige afstand van bebouwing en industrie staan. Stedelijke achtergrondstations zijn meetpunten die binnen de bebouwde kom staan, wel op afstand van belangrijke uitstootbronnen.
3) De meetgegevens van de fijnere fractie van fijn stof zijn verkregen met metingen volgens of vergelijkbaar met de referentiemethode.
4) De chemische samenstelling is indicatief omdat deze enkel op meetstation Cabauw bepaald wordt en de bemonstering per type samenstelling om de vier dagen plaats vindt.
5) In de zomerperiode van het jaar 2015 was een beperkt aantal metingen beschikbaar op regionale achtergrond en verkeersbelaste meetstations door technische problemen met de meetinstrumenten. Dit is in afbeelding ‘Jaargemiddelde’ weergegeven met een stippellijn.
6) De balk zware metalen (ZM) geeft in het figuur de som weer van As (Arseen), Ca (Calcium), Cd (Cadmium), K (Kalium), Mg (Magnesium), Ni (Nikkel), Pb (Lood) en Zn (Zink). Deze zware metalen zijn, in vergelijking met de andere specifiek genoemde metalen, beperkt aanwezig en worden om grafische redenen dus als groep weergegeven. Onder ‘overig’ worden de restante componenten meegenomen die niet specifiek in het figuur genoemd worden.
7) AEI = Average Exposure Index
- Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Trend 2008 – 2023: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Chemische samenstelling: D (Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2024). Fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) in lucht, 2009-2023 (indicator 0532, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.