Watergebruik in de land- en tuinbouw, 2001-2016
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Het watergebruik was in 2015 en 2016 ongeveer gemiddeld voor de periode vanaf 2001 tot 2014. Irrigatie en het drenken van vee vragen het meeste water op de land- en tuinbouwbedrijven.
Gemiddeld watergebruik in 2015 en 2016
Het watergebruik in de land- en tuinbouw was in 2015 en 2016 ongeveer gemiddeld vergeleken bij de periode 2001-2014. De hoeveelheid water die wordt gebruikt in een bepaald jaar wordt voor een belangrijk deel bepaald door de hoeveelheid neerslag en dan met name in het groeiseizoen. Gemiddeld viel in het voorjaar van 2016 meer neerslag dan in het voorjaar van 2015, hetgeen verklaart waarom het watergebruik in 2016 lager is dan in 2015. Regionaal kunnen er dan ook nog eens aanzienlijke verschillen optreden. In 2015 geldt dat met name in het Zuidelijke deel van het land de laagste neerslaghoeveelheden zijn gemeten. In 2016 was dat met name in de Noordoostelijke helft van Nederland.
Veehouderij gebruikt meeste leidingwater
De veehouderij gebruikt het meeste leidingwater per bedrijf. Leidingwater voorzag in 2016 voor ruim 45 procent in de totale waterbehoefte van veeteeltbedrijven. Het leidingwater wordt met name gebruikt voor het drenken van vee en schoonmaakactiviteiten.
Het leidingwatergebruik door de gehele landbouwsector is door de tijd heen veel constanter dan bijvoorbeeld het gebruik van grondwater. Grond- en oppervlaktewater wordt onder andere gebruikt voor irrigatie. Bij hogere neerslagsommen, met name in het groeiseizoen is er vanzelfsprekend ook minder irrigatiewater nodig.
Beregening: belangrijke vorm van gebruik
Beregening is een belangrijke vorm van gebruik van water in de land- en tuinbouw. Beregening vindt plaats op grasland, in de akkerbouw (aardappelen, suikerbieten en snijmaïs), tuinbouw op de open grond en in de glastuinbouw. Verder wordt water gebruikt als reinigingswater en als drinkwater voor de landbouwhuisdieren.
Droge perioden in het groeiseizoen zorgen voor hoger watergebruik
Beregening wordt toegepast in perioden wanneer de vochtvoorraad in de bodem onvoldoende wordt aangevuld door neerslag of vanuit het grondwater.
Hoge jaar verbruiken van water zijn over het algemeen toe te schrijven aan droge groeiseizoenen. Voorbeelden hiervan waren 2003 (met alleen mei aan de natte kant; februari, maart, juni, juli en augustus waren te droog) en 2006 (met februari, maart, mei en vooral augustus aan de natte kant; april en vooral juni en juli waren te droog). Door de droge zomer in 2013 werd ruim 300 duizend ha beregend; in 2016 was dit 162 duizend ha in totaal.
Bronnen
- WEcR (2018). Bedrijven-Informatienet. Wageningen Economic Research, Wageningen.
- Meer, R.W. van der (2013). Waterverbruik in de agrarische sector 2001-2011, naar stroomgebied. Rapport 13-092, Landbouw-Economisch Instituut, Den Haag.
- Meer, R.W. van der (2016). Watergebruik in de agrarische sector 2013 en 2014. Nota 2016-081. Wageningen Economic Research, Wageningen.
- Meer, R.W. van der (2018). Watergebruik in de land- en tuinbouw 2015 en 2016. Nota 2018-105. Wageningen Economic Research, Wageningen.
Relevante informatie
- Waterwinning en watergebruik in Nederland, 1976-2021
- Meer informatie vindt u in het Bedrijven informatienet van Wageningen Economic Research.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Watergebruik in de land- en tuinbouw
- Omschrijving
- Het jaarlijks watergebruik (leidingwater, gietwater, grondwater en oppervlaktewater) door bedrijven in de land- en tuinbouw (akkerbouw, tuinbouw, fruitteelt, veehouderij en gemengde bedrijven).
- Verantwoordelijk instituut
- Wageningen Economic Research (WEcR)
- Berekeningswijze
- Met ingang van 2010 is de NGE (Nederlandse Grootte Eenheid) komen te vervallen. In plaatst daarvan wordt nu uitgegaan van de SO (Standaard Output). Was de NGE een genormeerd saldo, de SO is een genormeerde omzet uitgedrukt in euro's. Kosten (toegerekende) worden dus niet meer in ogenschouw genomen. Voor de berekeningen rondom het watergebruik heeft dit tot gevolg dat bedrijven een andere typering kunnen krijgen in 2010 dan voorheen zonder dat de bedrijfsopzet daadwerkelijk is veranderd, en bedrijven een andere genormeerde bedrijfsomvang krijgen zonder dat de daadwerkelijke bedrijfsomvang is veranderd. Hierdoor kunnen bedrijven die voorheen te klein waren om binnen het steekproefkader te vallen in 2010 wel binnen dit kader vallen en andersom.
De gehele reeks is herberekend op basis van de SO. Voor een beschrijving van de gevolgde methodiek wordt verwezen naar Meer, R.W. van der (2013). - Basistabel
- Watergebruik in de land- en tuinbouw 2015 en 2016 (Meer, R.W. van der, 2018).
Watergebruik in de agrarische sector 2013 en 2014 (Meer, R.W. van der, 2016). - Geografische verdeling
- Stroomgebied, Nederland.
- Verschijningsfrequentie
- Tweejaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Watergebruik in de agrarische sector 2001-2011, naar stroomgebied (Meer, R.W. van der, 2013).
- Opmerking
- Het waterverbruik ten behoeve van irrigatie voor de jaren 2001 en 2002 is gebaseerd op het verbruik in 2004. Op basis van neerslaggegevens van het KNMI is 2004 het jaar dat de neerslag in de periode april tot en met augustus in 2001 en 2004 die in 2004 het dichtste benadert.
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2019). Watergebruik in de land- en tuinbouw, 2001-2016 (indicator 0014, versie 13, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.