Trend van broedvogels, 1990-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De broedvogels gaan in de periode 1990 tot en met 2016 gemiddeld licht in aantal vooruit.

Ontwikkeling

De groep van broedvogels is sinds 1990 geleidelijk toegenomen met ruim 15%. Toch is het aantal soorten vogels dat toeneemt in balans met het aantal soorten met een dalende trend. Dat er desalniettemin een toename is komt voor een groot deel door een aantal recente nieuwkomers die in sommige gevallen spectaculair toenemen. Voorbeelden hiervan zijn Cetti's zanger, grote mantelmeeuw, middelste bonte specht en kleine zilverreiger (Boele et al. 2015).

Toenemende soorten

Broedvogels kenmerkend voor moerassen nemen gemiddeld genomen toe. Sterke stijgers sinds 1990 zijn bijvoorbeeld grote zilverreiger, grauwe gans, krakeend en krooneend. Onder karakteristieke bosvogels is de middelste bonte specht - een recente nieuwkomer - een uitschieter; het aantal soorten dat toeneemt onder bosvogels is ook iets groter dan het aantal dat in populatieomvang afneemt.

Afnemende en verdwenen soorten

Vogels van het boerenland nemen gemiddeld af sinds 1990, met als sterkste dalers grauwe gors, patrijs en kemphaan. Ook vogels van open natuurgebieden (duin, heide) doen het gemiddeld gezien niet goed, met kleine barmsijs, blauwe kiekendief, tapuit en draaihals als voorbeelden van sterke dalers. Duinpieper, klapekster en ortolaan zijn sinds enkele jaren zelfs geheel verdwenen uit Nederland. Voor grauwe gors, kuifleeuwerik en korhoen lijkt dit ook aanstaande.

Rode Lijst Indicator

Veel van de hierboven genoemde soorten met negatieve trends komen voor op de Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten. Tot 2005 nam het aantal broedvogelsoorten op de Rode Lijst toe. Maar daarna is het aantal bedreigde vogels gelijk gebleven (tweede tabblad, RLI-lengte). De gemiddelde ernst van de bedreiging is sindsdien toch nog iets gestegen (tweede tabblad, RLI-kleur).

Bronnen

  • Boele, A., J. van Bruggen, F. Hustings, K. Koffijberg, J.W. Vergeer & T. van der Meij (2015). Broedvogels in Nederland in 2014. Sovon-rapport 2016/04. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Trend van broedvogels
Omschrijving
Ontwikkeling van populatie broedvogels als groep
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
In de deze indicator zijn 173 inheemse broedvogelsoorten voorkomend in Nederland opgenomen. Aantalsgegevens zijn ontleend aan de landelijke broedvogelmeetprogramma's van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen berekend met behulp van Poisson regressie (zie Methode indexcijfers TRIM; alle soorten zijn geanalyseerd met het standaardmodel met jaar- en meetpunteffecten). Om de indicator op het eerste tabblad te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen en over verspreiding meetkundig gemiddeld over alle soorten.Van een aantal soorten zijn in de eerste jaren geen indexcijfers beschikbaar (zie tabel met indexcijfers per soort). Deze ontbrekende indexcijfers zijn eerst met een kettingmethode afgeleid uit de indexcijfers van andere soorten. Vervolgens zijn de indexen per jaar meetkundig gemiddeld. Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort. Door de gemiddelde indexen is een flexibele trend berekend met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het betrouwbaarheidsinterval is gebaseerd op de betrouwbaarheid van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., 2017). In de jaren waarin veel soorten ontbreken is de indicator minder betrouwbaar, maar de omvang van deze onbetrouwbaarheid is onbekend.De Rode Lijst Indicator is gebaseerd op het aantal soorten op de Rode Lijst per jaar (RLI-lengte). De variant RLI-kleur telt ook de verschuivingen tussen de categorieën op de Rode Lijst mee (Van Strien et al., 2014).
Basistabel
In de hoofdtekst is een link naar de basistabel te vinden met de indexen en trends van de afzonderlijke soorten.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Geen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
CBS (2016). Meetprogramma's voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.Dijk, A.J. van, M. Noback, G. Troost, J.W. Vergeer, H. Sierdsema en C. van Turnhout (2013). De introductie van Autocluster in het Broedvogel Monitoring Project. Limosa 86 (2): 94-102.Strien, A. van, R. Verweij, M. de Zeeuw, L. van Duuren en L. Soldaat (2014). Voorzichtig herstel van de biodiversiteit in Nederland? De Levende Natuur (115) 5: 208-211.WWF (2014). Living Planet Report 2014, Species and spaces, people and places. WWF, Gland, Zwitserland.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
19
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2017). Trend van broedvogels, 1990-2016 (indicator 1381, versie 12, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.