Balans van stikstof in de landbouw, 2015

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Grote hoeveelheden stikstof komen vooral via krachtvoer en kunstmest de landbouw binnen. De afvoer geschiedt via dierlijke en plantaardige producten. Jaarlijks is er een overschot dat de bodem en lucht belast. In 2015 bedraagt het verlies naar het milieu, ofwel het stikstofoverschot, 332 miljoen kg.

Toelichting bij het stroomschema

Het stroomschema toont een vereenvoudigde weergave van de stikstofstromen in de landbouw. Het beschrijft de aanvoerposten, afvoerposten en retourstromen. Op basis van het schema kan de hoeveelheid stikstof worden berekend die via de landbouw in het milieu terecht komt (stikstofoverschot). Door op "Download data" te klikken zijn de cijfers te downloaden van het jaar 2015. Een compleet overzicht van alle cijfers vanaf 1990 geeft de StatLine-tabel Mineralenbalans landbouw (CBS, 2017).

Aanvoerposten

De aanvoerposten staan bovenin het stroomschema. Stikstof komt vooral de landbouw binnen via krachtvoer voor vee en kunstmest, maar ook via luchtdeposities en overige aanvoer (compost, zaai- en pootgoed, zuiveringsslib en via biologische stikstofbinding). In 2015 is via alle aanvoerposten tezamen 708 miljoen kg stikstof in de landbouw terecht gekomen.

Afvoerposten

Onderin het stroomschema staan de drie belangrijkste afvoerposten. Stikstof verlaat de landbouw vooral via de vastlegging in dierlijke productie, mestafzet buiten de landbouw, en de afzet van plantaardige producten. In 2015 is via deze posten 382 miljoen kg stikstof uit de landbouw verdwenen.

Retourstromen binnen de Nederlandse landbouw

Binnen de landbouw worden twee retourstromen onderscheiden. Via ruwvoer (kuilgras, weidegras, hooi en snijmaïs) wordt aan landbouwgrond onttrokken stikstof rechtstreeks teruggeleverd aan de veehouderij (283 miljoen kg stikstof, waarvan 6 miljoen kg uit de voorraad en 276 miljoen kg geoogst). Een tweede stroom betreft de depositie van vervluchtigde stikstof (vooral in de vorm van ammoniak, (NH3) weer terug naar de landbouwgrond (16 miljoen kg stikstof).

Stikstofoverschot

Het stikstofoverschot in 2015 bedraagt 332 miljoen kg (aanvoer minus afvoer plus voorraadmutatie ruwvoer). Het belangrijkste deel hiervan hoopt zich op in de bodem (242 miljoen kg stikstof). De rest vervluchtigt, voornamelijk als ammoniak (90 miljoen kg stikstof).

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over de balans van stikstof in de landbouw is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Balans van stikstof in de landbouw
Omschrijving
Grafische weergave van de balans voor stikstof in de landbouw voor 2015 door middel van een vereenvoudigd stroomschema. In het schema zijn de diverse aanvoerstromen, afvoerstromen, retourstromen binnen de landbouw, en overschotten getekend. Voor elke stroom is de hoeveelheid stikstof aangegeven.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Bij het opstellen en analyseren van de stikstofbalans is gewerkt op basis van de volgende uitgangspunten:
1. de aanvoerstromen in de balans moeten overeenkomen met de afvoerstromen, inclusief de verliesstromen;
2. in de stikstofbalans moet dit gelden op zowel het niveau van de cultuurgrond (cultuurgrondbalans) als de veehouderijen (veehouderijbalans);
3. bij de veehouderijbalans is het gebruik van ruwvoer en krachtvoer in balans met de mineraaluitscheiding van het vee en de vastlegging in dierlijke productie. De cijfers van de balansposten zijn afgeleid conform de methodiek van de Werkgroep Uniformering Mest- en mineralencijfers;
4. bij de cultuurgrondbalans is de afvoerstroom 'verlies naar de bodem' gelijk gesteld aan het verschil tussen de aanvoerstromen en de andere afvoerstromen. De cijfers hiervan komen overeen met de bodembalanscijfers op StatLine (CBS, 2017).

De oorspronkelijke methode voor het samenstellen van de balansen wordt beschreven in het rapport Mineralen in de landbouw, 1970-1990 (CBS, 1992). Dit rapport vormt nog steeds de basis voor de huidige stikstofbalansen. Door voortschrijdend inzicht worden zo nu en dan aanpassingen in de methode doorgevoerd. Zo omvat de aanvoer van kunstmest in 2015 alleen het deel dat door de landbouwsector gebruikt wordt, waardoor het gebruik van kunstmest zo'n 4 à 8 procent lager uitkomt. Een qua grootte vergelijkbare aanpassing betreft de omschakeling naar een ander ramingsmethodiek voor de bepaling van de 'mestafzet naar bestemmingen buiten de Nederlandse landbouw'. Deze is nu consistent met de benadering die binnen NEMA (National Emission Model Agriculture) gebruikelijk is. NEMA is het model dat wordt gebruikt voor berekening van emissies van ammoniak, broeikasgassen en fijn stof uit de Nederlandse landbouw (Bruggen, C. van, et al. 2015).
Naast aanpassingen van de methode zijn er regelmatig aanpassingen in de bronstatistieken; bijvoorbeeld wanneer via de Emissieregistratie een nieuwe tijdreeks, vanaf verslagjaar 1990, is samengesteld inzake de stikstofemissies naar lucht. Ook de depositiecijfers zijn vanaf 1990 herzien. De overige aanvoer omvat niet meer de stikstofbinding door vrij levende bacteriën in de bodem, terwijl de stikstofbinding door klaver/grasland, luzerne en peulvruchten wel meegenomen wordt.
Basistabel
Statline: Mineralenbalans landbouw (CBS, 2017)
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Mineralenbalans landbouw (CBS, 2016b)
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
23
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2017). Balans van stikstof in de landbouw, 2015 (indicator 0094, versie 16, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.