Vegetatie van houtwallen, 1999-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In houtwallen neemt het aantal planten van voedselrijke omstandigheden toe.

Houtwallen, polderkaden en heggen

Houtwallen zijn lijnvormige, vaak op een aarden wal gelegen beplantingen met struiken en bomen. Houtwallen komen veel voor op de hogere zandgronden. Ook de in het veengebied aangelegde polderkaden die met bomen en struiken zijn beplant, rekenen we tot de houtwallen, evenals vergelijkbare structuren zoals de meidoornhagen in het uiterwaardengebied. Voor het boerenbedrijf waren de houtwallen vroeger van belang als eigendomsscheiding, als vee- & wildkering en voor de levering van boerengeriefhout. Tegenwoordig is het agrarische belang ervan sterk verminderd en houtwallen zijn niet meer noodzakelijk voor de uitoefening van het boerenbedrijf. Veel houtwallen zijn daardoor uit het landschap verdwenen, vooral in die gebieden waar ruilverkaveling heeft plaatsgevonden. Het ecologisch belang van houtwallen is nog wel hoog omdat ze fungeren als verbindingszone tussen natuurgebieden en omdat de vruchtdragende soorten (meidoorns, bessen, rozenbottels etc.) een belangrijke voedselbron zijn voor de (avi)fauna. Houtwallen, kaden en heggen hebben bovendien een grote cultuurhistorische, landschappelijke en recreatieve waarde.
Voorbeelden van landschappen in Nederland met een hoge dichtheid aan houtwallen zijn de Achterhoek, Noord-Oost Twente en het gebied van de Drentsche Aa.

Voedselrijkdom

Hoewel er de laatste jaren een kentering lijkt te zijn, lijkt sinds de start van de metingen in 1999 de voedselrijkdom in houtwallen iets toegenomen. Vooral de toename van de gemiddelde Ellenberg indicatiewaarde voor stikstof wijst hierop. Ook het aandeel soorten van voedselrijke omstandigheden in de bedekking lijkt iets te zijn toegenomen, maar dit is nét niet significant.

Soorten van houtwallen

Ontwikkelingen in groepen van soorten met dezelfde eigenschappen, bijvoorbeeld alle grassen of struiken, kunnen goed worden bepaald. Ontwikkelingen per soort kunnen alleen voor de meer algemene soorten worden bepaald.
In de houtwallen neemt de gemiddelde bedekking met ruigtesoorten tussen 1999 en 2009 toe. Ruigtesoorten zijn hoogopschietende kruiden en grasachtigen die profiteren van voedselrijke omstandigheden. Binnen deze groep nemen vooral bramen en grote brandnetel toe.
In de gezamenlijke bedekking van de besdragende bomen en struiken is geen verandering te zien. Wel is er een verschuiving tussen de soorten, waarbij eenstijlige meidoorn afneemt en hulst en Amerikaanse vogelkers juist toenemen. Tenslotte is er ook een afname te zien van typische soorten van de habitatrichtlijn. Het aantal en de bedekking van typische soorten is in alle jaren echter laag.
Naast veranderingen in de voedselrijkdom kunnen ook veranderingen in het beheer een belangrijke oorzaak zijn van de geconstateerde veranderingen in de soortensamenstelling.

Bronnen

  • Cáceres, M. de en P. Legendre (2009). Associations between species and groups of sites: indices and statistical inference. Ecology 90 (12): 3566-3574.
  • Ellenberg, H., H.E.Weber, R . Düll, V.Wirth, W.Werner en D. Paulissen (1991). Zeigerwerte von Pflanzen in Mitteleuropa. Scripta Geobotanica vol. XVIII. Göttingen. 248 pp.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Flora houtwallen
Omschrijving
Veranderingen in de flora van houtwallen
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Door een wijziging in 2012 in de berekening van het aandeel kenmerkende soorten en de berekening van de som van de bedekking, kunnen kleine wijzigingen ten opzichte van de vorige versie optreden.
Basistabel
Zie Download figuurdata
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Ellenberg, H., H.E.Weber, R . Düll, V.Wirth, W.Werner en D. Paulissen (1991). Zeigerwerte von Pflanzen in Mitteleuropa. Scripta Geobotanica vol. XVIII. Göttingen. 248 pp.
Opmerking
Voor deze indicator zijn trends in bedekking van in totaal 16 plantensoorten bepaald. Het betreft 13 soorten die kenmerkend zijn voor zowel droog als vochtig loofbos, 4 soorten van natte en droge ruigtes, 1 typische soort en enkele struiksoorten. Kenmerkendheid is daarbij m.i.v. 2013 bepaald m.b.v. de Indval-methode (Dufrêne & Legendre, 1997) voor de twee bostypen.Indeling stikstofgetal Ellenberg:1= zeer stikstofarm2= tussen 1 en 3 in staand3= stikstofarm4= tussen 3 en 5 in staand5= matig stikstofrijk6= tussen 5 en 7 in staand7= stikstofrijk8= zeer stikstofrijk9= uiterst voedselrijk
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2014). Vegetatie van houtwallen, 1999-2013 (indicator 1549, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.