Energieverbruik door de industrie, 1995-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In 2013 (nader voorlopige cijfers) is 55 procent van de door de industrie verbruikte energiedragers ingezet als grondstof. Bijna driekwart van het energieverbruik in de industrie is toe te wijzen aan de chemische en farmaceutische industrie.

Ontwikkelingen verbruik naar energiedrager

Zowel de groei in industriële activiteiten, als ook energie-efficiencyverbeteringen beïnvloeden het verbruik van energiedragers. In 2013 is het verbruik van energiedragers door de industrie met 1,4 procent licht afgenomen in vergelijking met 2012. Tussen 1995 en 2013 is het verbruik van aardgas met een kwart afgenomen terwijl het verbruik van aardoliegrondstoffen en aardolieproducten met bijna 90 procent toenam. Het totale verbruik aan energiedragers door de industrie groeide tussen 1995 en 2013 met 16 procent.

Ontwikkelingen energieverbruik naar bedrijfstak

De chemische en farmaceutische industrie is in 2013 verantwoordelijk voor 74 procent van het energieverbruik in de totale industrie. Tussen 1995 en 2013 is alleen het energieverbruik in de chemie en farmaceutische industrie gegroeid. In 2013 is het energieverbruik door deze bedrijfstak 36 procent hoger dan in 1995. Het energieverbruik in de andere bedrijfstakken van de industrie vertoont tussen 1995 en 2013 een dalende trend.

Ontwikkelingen energieverbruik naar wijze van inzet

Het omzettingssaldo van energiedragers in andere energiedragers is sinds 1995 afgenomen. Dit saldo betreft onder andere de omzetting van aardgas in elektriciteit, respectievelijk elektriciteit en warmte in warmtekrachtcentrales (WKK). De daling wordt vooral veroorzaakt doordat het aantal warmtekrachtinstallaties dat in joint-ventures is ondergebracht sinds de jaren negentig steeds is toegenomen. Deze joint-ventures worden in het Compendium voor de Leefomgeving tot de energievoorziening gerekend en niet langer tot de industrie.
Ook het brandstofverbruik in ovens, ketels, kachels, en dergelijke is tussen 1995 en 2013 licht afgenomen.
Het verbruik als grondstof is tussen 1995 en 2013 met 58 procent fors toegenomen. In 2013 is er echter sprake van een daling met 1,2 procent ten opzichte van 2012.

Toelichting bij de grafieken

Het Compendium voor de Leefomgeving onderscheidt drie manieren hoe de energiedragers ingezet kunnen worden:

  • Verbruik als brandstof in ketels, kachels, enz. Dit is het energieverbruik voor verwarming, verlichting of als krachtbron voor auto's, machines en andere apparaten. De cijfers zijn exclusief het verbruik voor energieomzetting. Ook wel energetisch finaal verbruik genoemd.
  • Verbruik als grondstof. Dit betreft het verbruik van energiedragers voor het maken van producten die geen energiedrager zijn maar waar wel de energie in is opgeslagen. Een voorbeeld is het gebruik van aardoliegrondstoffen voor de productie van plastic. Ook wel niet-energetisch finaal verbruik genoemd.
  • Omzettingssaldo van energiedragers in andere energiedragers. Het omzettingssaldo is de inzet minus de productie bij de omzetting van de ene energiedrager in de andere. Bijvoorbeeld omzetting van aardgas in elektriciteit en warmte of de omzetting van aardoliegrondstoffen in aardolieproducten als benzine en diesel.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energieverbruik door de industrie
Omschrijving
Ontwikkeling van het energieverbruik door de industrie naar energiedrager, bedrijfstak en wijze van inzet. Voor het meest recente jaar is het energieverbruik uitgesplitst naar bedrijfstak en wijze van inzet.
De gegevens 2013 zijn nader voorlopig. Nader voorlopige cijfers hebben een meer definitieve status dan voorlopige cijfers.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Berekening op basis van enkele maand- en kwartaalenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als TenneT, Gasunie en Energie-Nederland. Het artikel Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2012) geeft een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Er zijn gegevens per energiedrager voor een groot aantal energiebalansposten (zoals: winning, productie, energie-aanvoer, energieverbruik, totaal finaal verbruik) en economische sectoren (waaronder de bedrijfstakken binnen de industrie).
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2012)
Opmerking
De cijfers over het energieverbruik door de industrie wijken af van de gegevens over deze sector in versie 16 van deze indicator. Dit heeft de volgende oorzaken:
1. In de vorige versie is alleen naar het verbruik van fossiele brandstoffen gekeken. In deze versie zijn gegevens opgenomen over alle energiedragers waardoor nu het totale energieverbruik door de industrie wordt beschreven.
2. In de huidige versie is de samenstelling van de industrie iets aangepast. De industrie omvat in deze versie de categorieën 10 tot en met 33 van de SBI 2008. In de vorige versie werden ook de cokesfabrieken en aardolie-industrie (categorie 192 van de SBI 2008) nog tot de industrie gerekend.
3. De indeling naar de wijze waarop de energiedragers zijn inzet is aangepast.
De gegevens zijn in deze versie gelijk aan die in de database StatLine van het CBS (CBS, 2013) en omvatten nu het totale energieverbruik door de industrie.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
24
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
14
versie‎
11
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2014). Energieverbruik door de industrie, 1995-2013 (indicator 0017, versie 19, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.