Energieverbruik door de industrie, 1990-2006
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Iets meer dan de helft van het verbruik van fossiele brandstoffen bij de industrie wordt ingezet als grondstof of als inzet voor de omzetting in andere producten. De chemische industrie is de grootste verbruiker.
Totaal | Verbruik als brandstof in warmtekracht-installaties1) | Verbruik als brandstof in ovens, ketels, kachels, etc2) | Verbruik als grondstof of als inzet voor omzetting in andere producten 3) | |
PJ | ||||
1990 | 1 058 | 188 | 444 | 426 |
1995 | 1 022 | 158 | 423 | 441 |
2000 | 1 059 | 157 | 380 | 522 |
2001 | 1 061 | 153 | 374 | 534 |
2002 | 1 053 | 146 | 381 | 526 |
2003 | 1 100 | 141 | 387 | 573 |
2004 | 1 129 | 139 | 391 | 599 |
2005 | 1 180 | 137 | 387 | 655 |
2006 | 1 133 | 132 | 398 | 603 |
Specificatie 2006 | ||||
Voedings- en genotmiddelenindustrie | 66 | 24 | 42 | 0 |
Textiel- en lederindustrie | 3 | 0 | 3 | - |
Papier- en grafische industrie | 29 | 19 | 9 | 0 |
Raffinaderijen | 194 | 41 | 99 | 54 |
Kunstmestindustrie | 91 | 4 | 22 | 65 |
Overige chemische industrie 4) | 572 | 41 | 139 | 392 |
Basismetaalindustrie 5) | 106 | 4 | 34 | 68 |
Overige industrie 6) | 73 | 1 | 49 | 23 |
Bron: CBS. | CBS/MNC/jan08/0017 | |||
1) Voor omzetting in elektriciteit, stoom en warm water. 2) Energetisch finaal verbruik. 3) Niet-energetisch verbruik + andere omzettingen. 4) Organische basischemie, basischemie (geen petrochemie) + kunstvezels, overige anorganische basischemie en chemische eindproductenindustrie. 5) Basisferrometaalindustrie, basis-non-ferrometaalindustrie, met daarbij cokesfabriek. 6) Metaalproductenindustrie, hout-, kunststof-, instrumentenindustrie, glas-, aardewerk-, cement-, kalkindustrie, en industrie niet te specificeren naar industrietak. N.B. De gegevens hebben alleen betrekking op het verbruik van fossiele brandstoffen en zijn dus exclusief het verbruik van elektriciteit en stoom/warmte. |
Ontwikkeling brandstofverbruik
Zowel de groei in industriële activiteiten, als ook energie-efficiencyverbeteringen beïnvloeden het energieverbruik.
Het brandstofverbruik in warmtekrachtinstallaties is vooral verminderd doordat enige tijd geleden een aantal grote warmtekrachtinstallaties in joint-ventures is ondergebracht. Deze joint-ventures worden in het Milieu- en Natuurcompendium tot de energievoorziening gerekend, en niet langer tot de industrie.
Het brandstofverbruik als grondstof is in de periode 1990-2005 vrijwel elk jaar gestegen. Deze toename is grotendeels terug te voeren op een productiegroei van de chemische industrie. In 2006 is het verbruik als grondstof, maar ook het totale verbruik van fossiele brandstoffen binnen de industrie afgenomen.
Bronnen
- CBS (2007a). StatLine: Energiebalans. CBS, Voorburg/Heerlen.
- CBS (2007b). Nederlandse energiehuishouding (NEH). CBS, Voorburg/Heerlen.
Relevante informatie
- Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Energieverbruik door de industrie.
- Omschrijving
- Ontwikkeling van het energieverbruik door de industrie naar wijze van inzet ('brandstof in warmtekrachtinstallaties', 'brandstof in ovens, kachels, en dergelijke', 'grondstof en inzet voor de omzetting in andere producten'). Voor het meest recente jaar is het energieverbruik tevens uitgesplitst naar bedrijfsklasse.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek.
- Berekeningswijze
- Berekening op basis van enkele maand- en kwartaalenquêtes van het CBS en registraties van diverse instellingen als Tennet, Gasunie en EnergieNed.
- Basistabel
- StatLine: Energiebalans (CBS, 2007).
- Geografische verdeling
- Nederland.
- Andere variabelen
- Er zijn gegevens per energiedrager voor een groot aantal energiebalansposten (zoals: energiewinning, energieproductie, energie-aanvoer, energieverbruik, totaal finaal verbruik) en economische sectoren (waar onder de bedrijfstakken binnen de industrie).
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks.
- Achtergrondliteratuur
- Het artikel Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2007) geeft een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
- Opmerking
- De cijfers in het Milieu- en Natuurcompendium zijn niet één-op-één terug te vinden in de tabel Energiebalans van de databank StatLine (CBS, 2007a). In tegenstelling tot de Energiebalans worden in het Milieu- en Natuurcompendium de aardolieraffinaderijen en cokesfabrieken ook toegerekend aan de industrie. Daarnaast hebben de gegevens in het Milieu- en Natuurcompendium alleen betrekking op het verbruik van fossiele brandstoffen en fermentatiegas en zijn dan ook exclusief het verbruik van elektriciteit, stoom en warm water. In de Energiebalans wordt de eventuele inzet en productie van elektriciteit en stoom/warmte verrekend met de inzet aan aardgas, aardolieproducten en fermentatiegas.Het 'Verbruik als grondstof of als inzet voor omzetting in andere producten' is berekend als de som van de getallen in de kolommen 'Andere omzettingen' en 'Niet-energetisch finaal gebruik' in de tabel Energiebalans van de databank StatLine (CBS, 2007a).De cijfers in deze indicator wijken af van de gegevens die voor de industrie gepresenteerd worden in de indicator 'Energieverbruik per sector, 1990-2021'. In de laatstgenoemde indicator zijn ook de energiedragers elektriciteit, stoom en warmte in de cijfers verdisconteerd. In de indicator 'Energieverbruik door de industrie' is ervoor gekozen het energieverbruik van alleen fossiele brandstoffen te presenteren omdat dit basisgegevens zijn voor de berekeningen van de emissies naar de lucht door de industrie.
- Betrouwbaarheidscodering
- B (Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2008). Energieverbruik door de industrie, 1990-2006 (indicator 0017, versie 08, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.