Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 - 2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De natuurkwaliteit van macrofauna is laag voor alle typen oppervlaktewater. Slechts op enkele plaatsen wordt een goede kwaliteit aangetroffen. In de periode 1990-2005 is sprake van een lichte verbetering, maar de laatste jaren is geen verdere verbetering opgetreden.
Natuurkwaliteit in meeste oppervlaktewateren is ontoereikend of matig
De natuurkwaliteit van macrofauna is in de meeste oppervlaktewateren ontoereikend of matig. Slechts een klein deel van de wateren (ongeveer 10%) heeft een goede natuurkwaliteit. Macrofauna zijn kleine, maar met het blote oog zichtbare, ongewervelde dieren (insecten, slakken, etc) die in het oppervlaktewater leven. Een goede natuurkwaliteit komt voor langs de grens met Duitsland, de sprengen (gegraven beken) van de Veluwe, de Wieden en Weerribben, bij brakke wateren in Zeeland en langs de Overijsselse Vecht. Wateren met een slechte natuurkwaliteit komen nog maar weinig voor nadat de waterkwaliteit in de periode 1980-1990 verbeterde.
Nauwelijks verbetering in bijna 20 jaar
De natuurkwaliteit is in de periode 1990 tot en met 2010 licht verbeterd. Bij beken is de natuurkwaliteit met 5 procentpunt verbeterd. Bij de andere watertypen is de natuurkwaliteit van macrofauna voor de hele periode nauwelijks verbeterd. De natuurkwaliteit wordt vooral bepaald door de vermesting van het oppervlaktewater en het beheer en de inrichting van het water.
De inrichting en het beheer van het oppervlaktewater zijn belangrijk voor de aanwezigheid van verschillende habitats. Bij beken is de inrichting en de stroming heel belangrijk voor de kwaliteit, bij een meanderende beek zijn veel verschillende habitats aanwezig terwijl bij een gekanaliseerde beek weinig macrofauna soorten voorkomen. Ook de watertemperatuur is in beken gestegen, door verstuwing en het ontbreken van beschaduwing. Bij kanalen, sloten en meren zijn de inrichting van de oevers en het waterpeilbeheer belangrijk voor de natuurkwaliteit. Meren krijgen steeds vaker een harde stenen oever ter bescherming tegen golfslag, zodat de macrofauna soorten geen geschikt habitat hebben. Bij viswater kan het uitzetten van vis een negatief effect hebben op de natuurkwaliteit. Bij vennen hebben exotische vissoorten een negatieve invloed: in vennen waar de zonnebaars is uitgezet, komen veel minder macrofauna soorten voor en deze soorten hebben lagere dichtheden.
Verbetering gaat langzaam
De verbetering van de natuurkwaliteit in het water gaat maar heel langzaam. De vermesting van het oppervlaktewater is sinds 1990 voor de meeste wateren verminderd. De verbetering in natuurkwaliteit is in deze periode slechts minimaal, minder dan de verbetering in waterkwaliteit. Het herstel van de natuurkwaliteit gaat langzaam doordat veel macrofauna soorten lokaal zijn verdwenen of zelfs in Nederland zijn uitgestorven. De lange hersteltijd komt ook doordat veel waterbodems voedselrijk geworden zijn en het water troebel is door slib en humus. Hierdoor krijgen waterplanten geen kans om te groeien, waardoor de macrofauna geen geschikt habitat heeft. Herstelmaatregelen zijn vaak lokaal en beslaan maar een deel van het beektraject. Voor een landelijk overzicht dragen deze daarom maar weinig bij. De vermesting wordt bepaald door de gehalten aan stikstof en fosfor. De vermesting van het oppervlaktewater is weergegeven in:
Methode natuurkwaliteit voor waterplanten
De natuurkwaliteit is berekend met de maatlat voor de macrofauna van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De maatlatten zijn opgesteld voor elk watertype. Het uitgangspunt voor een 'zeer goede kwaliteit' is de natuurlijke referentie: de waterplantengemeenschap die kan worden aangetroffen in een ongestoorde, optimale situatie. Voor de natuurlijke en sterk veranderde wateren is het doel de Goede Ecologische Toestand (GET). Bij de kunstmatige wateren is dit de default Goede Ecologische Potentie (GEP). In de KRW kan per waterlichaam een lager doel vastgesteld zijn, de Goede Ecologische Potentie (GEP). In deze studie is uitgegaan van de default waarden per watertype voor de indeling in klassen (zeer goed, goed, matig, ontoereikend en slecht).
De resultaten zijn gebaseerd op alle beschikbare gegevens van de waterbeheerders en zijn niet geaggregeerd naar de ruimtelijke eenheid van de waterlichamen. Door deze verschillen wijken de resultaten af van de officiële beoordeling van de waterlichamen.
Bronnen
- MNP (2008). Kwaliteit voor later. Ex Ante evaluatie Kaderrichtlijn Water, Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
- Puijenbroek, P. van (2014), De kwaliteit van het Nederlandse oppervlaktewater beoordeeld volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW), PBL, Den Haag.
- Evers, C.H.M., Knoben, R.A.E., Herpen, F.C.J.v., 2012. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021. Stowa, Amersfoort.
- Molen, D.T.v.d., Pot, R., Ever, C.H.M., Nieuwerburgh, L.L.J.v., 2012. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021. Stowa, Amersfoort.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater
- Omschrijving
- Natuurkwaliteit van macrofauna is gebaseerd op de maatlat van de KRW-maatlat. Deze beoordeling is toegepast op individuele monsters en wijkt daarmee af van de KRW beoordeling per waterlichaam.
- Verantwoordelijk instituut
- PBL
- Berekeningswijze
- De natuurkwaliteit is gebaseerd op de monitoringsgegevens van de biologische meetnetten van de waterschappen. Deze gegevens zijn verzameld in de Limnodata Neerlandica. De score op de maatlat voor macrofauna is voor elk meetpunt bepaald volgens de normen van de Kaderrichtlijn Water. In de KRW is voor elk watertype een aparte beoordeling opgesteld met kenmerkende en positief of negatief indicerende macrofauna soorten. In deze berekeningen zijn voor de trendanalyse alleen die meetpunten gebruikt die gedurende de hele periode regelmatig bemonsterd zijn. In de kaarten zijn alle meetpunten opgenomen die in de periode 2006-2010 bemonsterd zijn.
- Basistabel
- Limnodata Neerlandica. Deze database bevat de informatie van alle biologische bemonsteringen van de waterschappen. De informatie is voor alle waterschappen bijgewerkt tot en met 2010.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- Om de 3 tot 5 jaar.
- Achtergrondliteratuur
- Evers, C.H.M., Knoben, R.A.E., Herpen, F.C.J.v., 2012. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021. Stowa, Amersfoort.Molen, D.T.v.d., Pot, R., Ever, C.H.M., Nieuwerburgh, L.L.J.v., 2012. Referenties en maatlatten voor natuurlijke wateren voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021. Stowa, Amersfoort.P. van Puijenbroek, N. Evers, B. van der Wal (2008). Bepaling kwaliteit aquatische natuur met huidige monitoringsgegevens. H20/23, pagina 29-31.Verdonschot, R., Puijenbroek, P.v., Verdonschot, P. (2013). Bomen en stroming verhogen ecologische kwaliteit. Landschap, 83-92.
- Opmerking
- In de KRW zijn doelen geformuleerd voor het oppervlaktewater. De score op de maatlat wordt uitgedrukt in de ecologische kwaliteit ratio (ekr). De standaard doelstelling is een ekr van 0,6 (goede kwaliteit), maar voor veel wateren geldt een lagere ekr als doelstelling (het Goed Ecologisch Potentieel), zodat vaak met een lagere ekr-kwaliteit kan worden volstaan. In dit overzicht is de KRW-beoordeling voor waterplanten toegepast op individuele monsters. De officiële KRW beoordeling is opgesteld voor meerdere monsters in een waterlichaam. Hierdoor geeft deze beoordeling een slechter beeld dan bij een strikte toepassing van de KRW maatlatten.
- Betrouwbaarheidscodering
- C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 - 2010 (indicator 1435, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.