Openbaar vervoer-, auto- en multimodale ontsluiting werkgebieden , 2000-2010
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Het aandeel arbeidsplaatsen dat goed of afdoende is ontsloten per openbaar vervoer is tussen 2000 en 2010 licht gedaald. Dit kwam vooral door sterke groei van de werkgelegenheid op locaties zonder goed openbaar vervoer. Het aantal arbeidsplaatsen in de directe omgeving van een op- of afrit van een autosnelweg steeg. Dit kwam door een combinatie van de opening van nieuwe op- en afritten en de sterke groei van de werkgelegenheid op autolocaties.
Het aantal arbeidsplaatsen is in de periode 2000-2010 vooral op autolocaties gegroeid, en is licht afgenomen op openbaar vervoerlocaties. De toename op multimodale locaties blijkt het gevolg te zijn van de ontsluitingsmaatregelen als aanleg van nieuwe stations en op- en afritten. De Randstad, Arnhem/ Nijmegen en Limburg kennen relatief veel multimodale locaties. Groningen, Friesland, Overijssel en Noord-Holland kennen relatief veel OV-locaties. Friesland, Drenthe en Noord-Brabant kennen relatief veel autolocaties.
Arbeidsplaatsen ten opzichte van ontsluiting auto en openbaar vervoer. Bron: PBL
Inwoners | Ontsluiting per OV | Ontsluiting per auto | 2000 | 2010 | 2000-2010 | door nieuwe stations/ afritten | Door mutaties werkgelegenheid bij bestaande stations/ afritten |
Naar OVontsluiting | + | 15,4% | 15,9% | +0,5% | +0,9% | -0,4% | |
O | 21,3% | 20,3% | -1,0% | +0,4% | -1,4% | ||
- | 63,4% | 63,8% | +0,4% | -1,4% | +1,8% | ||
Naar Autoontsluiting | + | 20,8% | 23,1% | +2,3% | +0,8% | +1,5% | |
O | 25,8% | 26,0% | +0,2% | +0,8% | -0,6% | ||
- | 53,4% | 50,9% | -2,5% | -1,6% | -0,9% | ||
Naar multimodale ontsluiting | |||||||
Multimodale locatie | + | + | 3,2% | 3,7% | 0,5% | 0,4% | 0,1% |
+ | O | 4,8% | 5,0% | 0,2% | 0,5% | -0,3% | |
O | + | 4,9% | 4,7% | -0,2% | -0,1% | -0,1% | |
O | O | 6,8% | 6,4% | -0,4% | 0,3% | -0,7% | |
Totaal | totaal | 19,7% | 19,9% | 0,2% | 1,1% | -0,9% | |
OV locatie | + | - | 7,4% | 7,2% | -0,2% | 0,0% | -0,2% |
O | - | 9,6% | 9,1% | -0,5% | 0,2% | -0,6% | |
Totaal | totaal | 17,0% | 16,3% | -0,7% | 0,2% | -0,8% | |
Autolocatie | - | + | 12,7% | 14,6% | 1,9% | 0,5% | 1,4% |
- | O | 14,3% | 14,6% | 0,3% | -0,1% | 0,3% | |
Totaal | totaal | 27,0% | 29,2% | 2,2% | 0,4% | 1,8% | |
Minder goed ontsloten | - | - | 36,4% | 34,6% | -1,8% | -1,8% | 0,0% |
+ goed ontsloten, O afdoend ontsloten, - minder goed ontsloten.
Goed en afdoende ontsloten arbeidsplaatsen: per OV gedaald, per auto gestegen
Het aantal arbeidsplaatsen in de directe omgeving van goed openbaar vervoer tussen 2000 en 2010 licht steeg (van 15,4 naar 15,9%) , maar het aandeel nog afdoende ontsloten daalde van 21,3% naar 20,3%. Het aandeel arbeidsplaatsen zonder goed openbaar vervoer steeg hierdoor per saldo van 63,4% naar 63,8%. Dit kwam vooral door sterke groei van de werkgelegenheid op locaties zonder goed openbaar vervoer. De opening van nieuwe haltes ontsloot 1,4% van de werkgelegenheid extra, maar dit kon de verschuiving van 1,8% van de werkgelegenheid naar de slecht ontsloten locaties niet compenseren.
Het aantal arbeidsplaatsen in de directe omgeving van een op- of afrit van een autosnelweg steeg tussen 2000 en 2010 van 20,8% naar 23,1%, en ook het aandeel nog afdoende ontsloten nam toe van 25,8% naar 26,0%. Daardoor daalde het percentage slecht ontsloten arbeidsplaatsen van 53,4% naar 50,9%. Dit kwam door een combinatie van de opening van nieuwe op- en afritten en de sterke groei van de werkgelegenheid op autolocaties.
Het aantal arbeidsplaatsen is vooral op autolocaties gegroeid, in beperkte mate is toegenomen op multimodale locaties, en is afgenomen op openbaar vervoerlocaties. De toename heeft vooral op bestaande autolocaties plaatsgevonden, maar ook op nieuwe. De arbeidsplaatsengroei op multimodale locaties betreft vooral nieuwe locaties; op bestaande multimodale locaties nam het aantal arbeidsplaatsen af. De twee rechterkolommen in de tabellen geven aan in hoeverre de verandering tussen 2000 en 2010 het gevolg is geweest van de groei van arbeidsplaatsen bij bestaande OV-stations en -haltes of autosnelwegafritten, dan wel van de bouw van nieuwe stations en haltes of afritten.
Ruimtelijk beeld van arbeidsplaatsen naar kwaliteit van ontsluiting
Vooral in de stedelijke regio's worden locaties gebruikt die goed tot afdoend multimodaal zijn ontsloten. Door de aanleg van nieuwe autosnelwegen is het aantal inwoners en arbeidsplaatsen op locaties die goed tot afdoend per auto (of multimodaal) zijn ontsloten duidelijk toegenomen, vooral in Oost-Brabant respectievelijk Twente, Arnhem-Nijmegen en Limburg. De toename van inwoners op locaties die goed tot afdoend per OV zijn ontsloten is het grootst geweest rond Utrecht en Tilburg.
Wat de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen betreft, valt vooral de grote toename op in Amsterdam. Deze is voor het grootste deel tot stand gekomen op goed tot afdoend multimodaal ontsloten locaties. De ontwikkeling in de Zuidvleugel is daar sterk bij achtergebleven. Voorts is het aantal arbeidsplaatsen sterk toegenomen in Noord-Brabant, Gelderland en Twente. Dit zijn vooral locaties die goed tot afdoend per auto zijn ontsloten.
Definitie ontsluitingskwaliteit
Onderstaande tabel geeft aan welke criteria zijn aangehouden om te bepalen of locaties goed dan wel nog afdoend ontsloten zijn per openbaar vervoer of auto. Voor 'goed ontsloten' gelden voor wonen en werken dezelfde criteria. Voor 'nog afdoend ontsloten' verschillen deze voor wat betreft het openbaar vervoer. Mensen zijn namelijk bereid om een langere afstand te accepteren tussen hun woning en het openbaar vervoer dan tussen hun werk en het openbaar vervoer.
Definitie ontsluitingskwaliteit. Bron: PBL
Goed ontsloten | Nog afdoende ontsloten | |
Per openbaar vervoer | < 250 m metro/sneltram < 500 m station < 750 m IC station | 250-500 m metro/sneltram 500-1.000 m station 750-1.500 m IC station |
Per auto | < 1.000 m afrit | 1.000-2.000m afrit |
Op basis van deze criteria zijn vervolgens multimodale locaties, openbaar vervoerlocaties en autolocaties gedefinieerd. Multimodale locaties zijn locaties die goed of nog afdoende zijn ontsloten zowel per openbaar vervoer als per auto. Openbaar vervoerlocaties zijn goed of afdoend ontsloten per openbaar vervoer, maar minder goed ontsloten per auto. Autolocaties zijn goed of afdoend ontsloten per auto, maar minder goed ontsloten per openbaar vervoer.
Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend)
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar)
- Nationaal Belang 6: Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem
Bronnen
- Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2012), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), auteur: Hans Hilbers
- Berekeningswijze
- Op pc6 niveau is voor 2000, 2002, 2004, 2006, 2008 en 2010 aantal banen en inwoners bekend. Tevens is voor die jaren de coordinaten van ovknooppunten en op/afritten bekend. Per PC6 wordt hemelsbrede afstand tot dichtstbijzijnde station, ic station, metro/sneltramhalte en open afrit berekend. Uitgerekend wordt welk deel van de banen/inwoners binnen normafstand ligt uitgaande van aanbod aan knooppunten in 2000 en 2010. Vervolgens wordt bepaald of verandering komt door opening nieuwe knopen of andere verdeling banen/inwoners over pc6gebieden.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Landelijk
- Verschijningsfrequentie
- 1 keer per twee jaar
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2012). Openbaar vervoer-, auto- en multimodale ontsluiting werkgebieden , 2000-2010 (indicator 2139, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.