Aanbod openbaar vervoer, 2000-2017
Het treinenaanbod is tussen 2000 en 2017 toegenomen (31 procent meer treinkilometers). Vooral het treinenaanbod op het decentraal spoor en het aanbod aan Intercity's is sterk uitgebreid. De gemiddelde afstand tussen de stops is afgenomen, maar de gemiddelde snelheid is gelijk gebleven. In het stad- en streekvervoer is vooral het aanbod aan metro- en sneltramverbindingen vergroot (37 procent meer voertuigkilometers). Het aanbod aan bus- en tramdiensten is minder sterk toegenomen.
Door de opening van nieuwe stations is de beschikbaarheid van stations voor inwoners en banen licht toegenomen. Het aantal bushaltes is afgenomen, maar dat heeft er niet toe geleid dat een groter deel van de inwoners of banen verstoken is van openbaar vervoer.
Aanbod stations en treindiensten
Het treinenaanbod is tussen 2000 en 2017 toegenomen: 13 meer stations, 7 extra spoorlijnen en 31 procent meer treinkilometers. Vooral het treinenaanbod op het decentraal spoor is sterk uitgebreid. Op het kernnet van de Nederlandse Spoorwegen (NS) is de uitbreiding beperkter. De gemiddelde afstand tussen de stops is afgenomen, maar de gemiddelde snelheid is vrijwel gelijk gebleven.
Gemiddelde halteafstand treindiensten (in kilometers) | |||||||
2000 | 2004 | 2008 | 2010 | 2012 | 2014 | 2016 | |
IC en sneltreinen kernnet | 19,6 | 19,4 | 19,0 | 18,9 | 19,2 | 19,4 | 19,7 |
stoptreinen kernnet | 5,8 | 5,8 | 5,6 | 5,5 | 5,4 | 5,6 | 5,7 |
Nevenlijnen | 6,3 | 6,3 | 5,7 | 5,7 | 5,5 | 5,2 | 5,1 |
Totaal treinen | 8,9 | 8,8 | 8,3 | 8,3 | 8,2 | 8,2 | 8,2 |
Bron: PBL o.b.v. spoorboekjes, Prorail |
Gemiddelde rijsnelheid treindiensten (in kilometer per uur) | |||||||
2000 | 2004 | 2008 | 2010 | 2012 | 2014 | 2016 | |
IC en sneltreinen kernnet | 80,2 | 80,6 | 78,9 | 80,3 | 81,0 | 82,5 | 82,9 |
stoptreinen kernnet | 61,2 | 62,0 | 59,7 | 59,5 | 60,4 | 61,3 | 61,3 |
Nevenlijnen | 61,1 | 61,6 | 60,9 | 60,9 | 59,9 | 59,9 | 59,6 |
Nederland | 69,1 | 69,4 | 67,5 | 68,0 | 68,3 | 69,3 | 69,3 |
Bron: PBL o.b.v. spoorboekjes, Prorail |
Aanbod stad- en streekvervoer
Op initiatief van het CROW-KPVV is ook het aanbod aan stads- en streekvervoer in deze monitoring opgenomen. Het aantal metro- en sneltramhaltes is in de periode 2000-2017 met 16 procent toegenomen tot 156. Het totaal aantal haltes (dus inclusief tram- en bushaltes) is echter met 14 procent afgenomen. Ook in dienstregelingkilometers is het aanbod aan metro- en sneltramverbindingen vergroot (37 procent meer voertuigkilometers), onder andere door de Beneluxmetro en Randstadrail. Het totaal aanbod aan bus-, tram- en metro diensten is in de periode 2000-2017 ook gestegen, met 14 procent.
Er zijn wel regionale verschillen in de ontwikkeling van het aanbod, met een sterker toegenomen aanbod in Noord Brabant en Friesland. In Groningen en Drenthe is de ontwikkeling van het aanbod van stad en streekvervoer achtergebleven.
De beschikbaarheid van openbaar vervoer voor inwoners en werkplekken
Op initiatief van CROW-KPVV is ook de beschikbaarheid van het regionale openbaar vervoer in de woonomgeving en in de omgeving van banen gemeten, voor de periode 2003-2017. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de beschikbaarheid van stad- en streekvervoer, en de beschikbaarheid van stad- en streekvervoer in combinatie met de beschikbaarheid van een station. Omdat reizigers voor stations een grotere afstand accepteren dan voor tram- en bushaltes en bovendien aan de woningzijde vaak een grotere afstand accepteren dan aan de bestemmingskant, zijn de normen voor de maximale afstand tot een halte verschillend naar type halte en afhankelijk van of deze als herkomst- dan wel bestemmingshalte wordt beschouwd.
Beschikbaarheid van stad en streekvervoer in de nabijheid van de woning/arbeidsplaats | |||||||||
jaar | Metro/sneltram | tram | bus 4xpu | bus 2xpu | bus 1xpu | bus | geen | totaal | |
Inwoners | 2003 | 7,5% | 5,8% | 37,3% | 23,9% | 10,8% | 3,4% | 11,3% | 100% |
2005 | 7,5% | 6,2% | 37,0% | 24,0% | 10,5% | 3,3% | 11,6% | 100% | |
2008 | 7,9% | 6,0% | 40,1% | 22,8% | 10,1% | 2,3% | 10,9% | 100% | |
2013 | 7,8% | 6,1% | 38,6% | 23,8% | 11,1% | 1,9% | 10,8% | 100% | |
2015 | 7,9% | 6,2% | 38,5% | 23,5% | 11,0% | 2,2% | 10,7% | 100% | |
2016 | 7,9% | 6,2% | 38,5% | 23,1% | 10,9% | 2,2% | 11,1% | 100% | |
2017 | 8,0% | 6,3% | 38,8% | 22,3% | 11,3% | 2,1% | 11,3% | 100% | |
banen | 2003 | 7,2% | 7,4% | 41,5% | 18,2% | 8,8% | 3,2% | 13,7% | 100% |
2005 | 7,0% | 7,5% | 40,5% | 19,0% | 8,8% | 3,1% | 14,1% | 100% | |
2008 | 7,5% | 7,0% | 43,0% | 18,5% | 7,8% | 2,4% | 13,9% | 100% | |
2013 | 7,3% | 7,0% | 42,2% | 19,8% | 8,5% | 1,9% | 13,5% | 100% | |
2015 | 7,4% | 6,9% | 42,0% | 19,4% | 8,4% | 2,3% | 13,5% | 100% | |
2016 | 7,6% | 7,1% | 41,8% | 18,8% | 8,6% | 2,2% | 13,8% | 100% | |
2017 | 7,6% | 7,1% | 42,1% | 18,1% | 8,9% | 2,3% | 13,9% | 100% | |
Bron: Haltes obv OV9292, inwoners obv CBS, arbeidsplaatsen obv LISA, bewerking PBL |
De beschikbaarheid van metro/sneltramhaltes is toegenomen van 7,5 tot 8 procent bij de inwoners, en van 7,2 tot 7,6 procent bij de banen. Het percentage inwoners dat beschikt over een tramhalte in de nabijheid is toegenomen. Het percentage arbeidsplaatsen nabij een tramhalte is echter afgenomen. Dat komt door de opening van nieuwe tramlijnen naar nieuwbouwwijken (vooral wonen) en doordat banengroei niet of nauwelijks nabij (nieuwe) tramhaltes heeft plaatsgevonden. De beschikbaarheid van frequente busdiensten is sinds 2008 afgenomen. Dat komt door frequentieverlagingen: kwartierdiensten zijn op een aantal plaatsen halfuursdiensten geworden. Per saldo nam de beschikbaarheid van frequent stad- en streekvervoer (metro, tram of bus minimaal 4x per uur) voor inwoners tussen 2003 en 2017 toe van 50,6 naar 53,1 procent. Bij banen steeg deze beschikbaarheid tussen 2003 en 2017 van 56 naar 56,8 procent, De beschikbaarheid van frequent stad- en streekvervoer is in 2017 dus hoger dan in 2003.
De laatste jaren begint de vermindering van het totaal aantal haltes door te tikken in een iets groter deel van de bevolking of arbeidsplaatsen zonder stad- of streekvervoer in de nabijheid. Het aandeel inwoners zonder haltes daalde tussen 2003 en 2015 van 11,3 naar 10,7 procent, maar is in 2017 weer 11,3 procent. Het aandeel arbeidsplaatsen zonder halte daalde eerste van 13,7 procent in 2003 naar 13,5 procent in 2015, maar is in 2017 weer gestegen naar 13,9 procent.
De opening van nieuwe stations heeft de beschikbaarheid van de trein vergroot. Dat geldt voor inwoners over de gehele periode. Bij de arbeidsplaatsen zien we afnemende beschikbaarheid in de periode 2003-2008, door de sterke groei van de werkgelegenheid op niet-stationslocaties. Daarna is de werkgelegenheidsgroei stilgevallen, en domineert het effect van de opening van nieuwe stations. Daardoor is per saldo het aandeel arbeidsplaatsen met een station binnen bereik in 2017 vrijwel gelijk aan 2003.
Beschikbaarheid van treinstations en/of stad- en streekvervoer in de nabijheid van de woning/arbeidsplaats | |||||||||||
Frequent Stad/streekvervoer | bus 2x pu | Bus minder dan 2x pu | geen bus | totaal | |||||||
Wel station | Geen station | Wel station | Geen station | Wel station | Geen station | Wel station | Geen station | Wel station | Geen station | ||
Inwoners | 2003 | 31,7% | 18,9% | 10,2% | 13,7% | 4,8% | 9,4% | 3,0% | 8,3% | 49,7% | 50,3% |
2005 | 31,1% | 19,6% | 10,9% | 13,2% | 4,8% | 8,9% | 3,2% | 8,4% | 49,9% | 50,1% | |
2008 | 33,4% | 20,5% | 9,9% | 13,0% | 4,4% | 8,0% | 3,1% | 7,8% | 50,7% | 49,3% | |
2013 | 32,6% | 19,9% | 11,5% | 12,4% | 4,7% | 8,2% | 3,1% | 7,6% | 51,9% | 48,1% | |
2015 | 32,8% | 19,8% | 11,2% | 12,3% | 5,0% | 8,2% | 3,2% | 7,6% | 52,1% | 47,9% | |
2016 | 32,9% | 19,8% | 10,9% | 12,2% | 5,0% | 8,1% | 3,3% | 7,7% | 52,2% | 47,8% | |
2017 | 32,4% | 20,7% | 10,5% | 11,9% | 5,2% | 8,1% | 3,4% | 7,9% | 51,5% | 48,5% | |
Banen | 2003 | 26,1% | 29,9% | 3,8% | 14,4% | 2,0% | 10,1% | 1,6% | 12,1% | 33,5% | 66,5% |
2005 | 25,3% | 29,7% | 4,2% | 14,8% | 1,9% | 10,0% | 1,7% | 12,4% | 33,1% | 66,9% | |
2008 | 26,4% | 31,1% | 3,7% | 14,8% | 1,5% | 8,6% | 1,7% | 12,2% | 33,3% | 66,7% | |
2013 | 26,4% | 30,1% | 4,3% | 15,4% | 1,6% | 8,8% | 1,7% | 11,8% | 34,0% | 66,0% | |
2015 | 26,3% | 30,1% | 4,1% | 15,4% | 1,8% | 8,9% | 1,7% | 11,8% | 33,9% | 66,1% | |
2016 | 26,4% | 30,1% | 3,9% | 15,0% | 1,9% | 9,0% | 1,7% | 12,1% | 33,8% | 66,2% | |
2017 | 26,2% | 30,6% | 3,7% | 14,4% | 1,8% | 9,4% | 1,8% | 12,1% | 33,4% | 66,6% | |
Bron: Haltes obv OV9292, stations obv NWB, inwoners obv CBS, arbeidsplaatsen obv LISA, bewerking PBL |
Voor ruim 30 procent van de inwoners en ruim een kwart van de arbeidsplaatsen is zowel een station als frequent stad- en streekvervoer beschikbaar. Het aandeel van de bevolking zonder halte van frequent stad- en streekvervoer èn zonder station is gedaald van 8,3 procent in 2003 tot 7,9 procent in 2017, dit ondanks de vermindering van het aantal stad- en streekvervoerhaltes. Het aandeel arbeidsplaatsen zonder openbaar vervoer in de nabije omgeving is vrij stabiel op 12,1 procent.
De beschikbaarheid van openbaar vervoer verschilt tussen regio's. De figuren laten zien dat in de Randstadprovincies de beschikbaarheid van frequent stad- en streekvervoer het grootst is. In Zeeland, Flevoland nam die beschikbaarheid duidelijk af, in Overijssel, Utrecht en Noord Brabant is de beschikbaarheid toegenomen. De data zijn ook op gemeenteniveau beschikbaar.
Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen:
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar)
- Nationaal Belang: Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationaal bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren
Bronnen
- IenM (2012), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Aanbod openbaar vervoer
- Omschrijving
- Aantal haltes en ritkilometers van trein, bus, tram en metro, de halteafstand van trein en metro/sneltramdiensten, rijsnelheid van treindiensten en de beschikbaarheid van stad/streekvervoerhaltes en treinstations voor bewoners en arbeidsplaatsen
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
- Berekeningswijze
- De maximale afstand tot een halte bedraagt voor bewoners 1000 m hemelsbreed tot een metro/sneltram halte of 500 meter tot een bus of tramhalte.De maximale afstand tot een halte bedraagt voor banen 500 meter.De maximale afstand tot een station bedraagt voor bewoners 2000 m hemelsbreed tot een gewoon station of 3000 meter tot een intercity knooppunt.De maximale afstand tot een station bedraagt voor banen 1000 m hemelsbreed tot een gewoon station of 1500 meter tot een intercity knooppunt.De gehanteerde frequentie van de busdiensten is de frequentie overdag op werkdagen in de drukste richting.In de beschouwde periode is de Zoetermeerlijn en de Hofpleinlijn omgebouwd van spoorlijn tot metro/sneltramverbinding. Om een trendbreukeffect te voorkomen zijn deze twee verbindingen voor de gehele periode als metro/sneltramverbinding geteld.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Op aanvraag ook voor regio's beschikbaar
- Verschijningsfrequentie
- 1 keer per twee jaar
- Betrouwbaarheidscodering
- Aantal stations: Integrale waarneming
Dienstregelingskilometers: Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
OV beschikbaarheid na inwoners en arbeidsplaatsen: Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2018). Aanbod openbaar vervoer, 2000-2017 (indicator 2140, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.