Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2009
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
In 2009 is het totale opgestelde warmtekrachtvermogen nauwelijks veranderd ten opzichte van 2008. De grootste groei vond plaats in de land- en tuinbouw, maar de groei van 6 procent was ook daar duidelijk lager dan in voorgaande jaren.
Ontwikkeling totale warmtekrachtvermogen
Eind 2009 is het totaal opgestelde WKK-vermogen nagenoeg gelijk gebleven op 12,9 GW. Ter vergelijking, aan het eind van 2009 is het totaal opgestelde elektriciteitsvermogen in Nederland 25,3 GW.
Groei bij decentrale installaties
Het decentraal opgestelde WKK-vermogen is in 2009 met ruim 1 procent toegenomen ten opzichte van 2008. Dit komt vooral door de groei in het opgestelde vermogen aan gasmotoren in de land- en tuinbouw.
Toelichting centrale en decentrale installaties
Het opgestelde warmtekrachtvermogen is uitgesplitst naar een centraal en een decentraal deel. Het centrale deel betreft de installaties binnen de Energiesector die op reguliere basis elektriciteit leveren aan het hoogspanningsnet van netbeheerder TenneT. Het decentrale deel betreft alle andere installaties. De verdeling naar bedrijfstak is gebaseerd op het beheer van de installatie. Een deel van de installaties is opgesteld bij een industrieel bedrijf, maar wordt beheerd door een energiebedrijf. De installaties die vallen onder deze joint ventures worden in het Compendium voor de Leefomgeving tot de Energiesector gerekend.
Relevantie
Het overgrote deel van de opgewekte elektriciteit in Nederland wordt geproduceerd door verbranding van fossiele brandstoffen. De warmte die daarbij ontstaat, kan nuttig worden gebruikt door toepassing van warmtekrachtkoppeling. Het hogere rendement dat daarmee uit de brandstoffen wordt gehaald beperkt de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals het broeikasgas CO2. Warmtekrachtkoppeling levert daardoor een belangrijke bijdrage aan het behalen van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Kyoto-protocol.
Bronnen
- CBS (2007). Nederlandse energiehuishouding (NEH). CBS, Voorburg / Heerlen.
- CBS (2010). StatLine: Productiemiddelen elektriciteit. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Meer informatie over de productie van duurzame energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Opgesteld warmtekrachtvermogen
- Omschrijving
- Het centrale en decentrale opgestelde warmtekrachtvermogen in Nederland. Het decentraal opgestelde vermogen is uitgesplitst naar bedrijfstak.
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
- De cijfers worden verkregen uit een jaarlijkse enquête van het CBS onder bedrijven die elektriciteit produceren, aangevuld met enquêtes over duurzame energie, rioolwaterzuiveringsinstallaties en landbouw. Het artikel Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2007) geeft een korte beschrijving van de onderzoeksmethode.
- Basistabel
- StatLine: Productiemiddelen elektriciteit (CBS, 2010)
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Er zijn cijfers over de productie van elektriciteit, de productie van de warmte die daarbij voor nuttig gebruik vrijkomt, de inzet van brandstoffen, duurzame energiebronnen, en het opgestelde vermogen. De cijfers worden gegeven per type installatie, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar warmtekrachtkoppelingsinstallaties en overige installaties.
- Verschijningsfrequentie
- Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS, 2007)
- Opmerking
- Een deel van de gegevens in de tabel verschilt van de gegevens die het CBS in de basistabel op StatLine publiceert over warmtekrachtvermogen. In het Compendium voor de Leefomgeving worden warmtekrachtinstallaties uit bedrijfstakken als de industrie, die een joint venture vormen met energiebedrijven, toegerekend aan de energiebedrijven. Zij vallen daarmee dus niet binnen de betreffende bedrijfstak maar binnen de Energiesector. In de StatLinetabel worden dergelijke installaties toegerekend aan de bedrijfstak waar zij geplaatst zijn.
- Betrouwbaarheidscodering
- Centraal bij energiebedrijven: A (integrale enquête);
Energiebedrijven (incl. joint ventures): C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd);
Raffinaderijen en winningsbedrijven: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);
Chemie, voeding- en genotmiddelenindustrie, papierindustrie: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);
Overige industrie: C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd);
Land- en tuinbouw: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake);
Afvalverbranding: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);
Gezondheidszorg en overig: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2011). Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2009 (indicator 0387, versie 14, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.