Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2022
Het elektrisch warmtekrachtvermogen (WKK-vermogen) in Nederland is in 2022 nagenoeg onveranderd ten opzichte van 2021.
Ontwikkeling warmtekrachtvermogen 2022
Aan het einde van 2022 was het opgesteld elektrisch warmtekrachtvermogen (WKK-vermogen) in Nederland 12,1 GW. Tussen 2005 en 2008 groeide het WKK-vermogen nog met gemiddeld 6 procent per jaar. In die periode nam het WKK-vermogen vooral decentraal toe doordat er in de glastuinbouw meer gasmotoren werden geïnstalleerd. In 2009 bereikte het totale WKK-vermogen een maximum van 13 GW. Sindsdien daalde het globaal licht en schommelt het rond de 12 GW.
Eind 2022 was het aandeel WKK-vermogen 22 procent van het totaal opgestelde elektriciteitsvermogen in Nederland. Dit aandeel is na 2009 steeds kleiner geworden, wat vooral te maken heeft met het groeiende vermogen aan zonnepanelen en windturbines in Nederland.
Toelichting centrale en decentrale installaties
Centrale productie van elektriciteit betreft de productie van elektriciteit door thermische of nucleaire installaties die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet. Dit worden ook wel de elektriciteitscentrales genoemd. Het landelijke hoogspanningsnet wordt beheerd door TenneT en bestaat uit de netten met een spanning van 110 kV en hoger.
Alle overige elektriciteitsproductie betreft decentrale productie: productie door thermische installaties die leveren aan een bedrijfsnetwerk of aan het openbare midden- of laagspanningsnet (lager dan 110 kV), plus alle productie van elektriciteit uit windenergie, waterkracht en zonne-energie. Decentrale thermische installaties staan opgesteld in bijvoorbeeld de glastuinbouw, voedings- en genotsmiddelenindustrie, papierindustrie, chemie, gezondheidszorg, en afvalverbranding.
Thermische installaties wekken elektriciteit op door het verbranden van brandstoffen als aardgas, steenkool en biomassa. Nucleaire centrales (kerncentrales) wekken elektriciteit op met de warmte die vrijkomt bij splitsing van atoomkernen in een kernreactor.
Relevantie
In 2022 werd 55 procent van de opgewekte elektriciteit in Nederland geproduceerd door verbranding van fossiele brandstoffen. De warmte die daarbij ontstaat, kan nuttig worden gebruikt door toepassing van warmtekrachtkoppeling. Het hogere rendement dat daarmee uit de brandstoffen wordt gehaald beperkt de uitstoot van schadelijke stoffen, zoals het broeikasgas kooldioxide (CO2). Warmtekrachtkoppeling levert daardoor een belangrijke bijdrage aan het behalen van de doelstellingen zoals geformuleerd in het Kyoto-protocol (1997) en in het Akkoord van Parijs (2015).
Bronnen
- CBS. Nederlandse energiehuishouding (NEH) (korte onderzoekbeschrijving). CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS. Productiemiddelen elektriciteit (korte onderzoekbeschrijving). CBS, Den Haag / Heerlen
- CBS (2015). Elektriciteit in Nederland. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2023a). StatLine: Elektriciteit; productie en productiemiddelen. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2023b). StatLine: Elektriciteit en warmte; productie en inzet naar energiedrager. CBS, Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
- Meer informatie over de verbruik en productie van energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Opgesteld warmtekrachtvermogen
- Omschrijving
Ontwikkeling van het centrale en decentrale opgestelde warmtekrachtvermogen in Nederland. Het decentraal opgestelde vermogen is uitgesplitst naar bedrijfstak.
- Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
De cijfers worden verkregen uit een jaarlijkse enquête van het CBS onder bedrijven die elektriciteit produceren, aangevuld met enquêtes over hernieuwbare energie, rioolwaterzuiveringsinstallaties en landbouw. In Productiemiddelen elektriciteit (CBS) vindt u een korte beschrijving van de onderzoeksmethode. Aanvullende informatie kan worden gevonden in Nederlandse energiehuishouding (NEH) (CBS).
- Basistabel
StatLine: Elektriciteit; productie en productiemiddelen (CBS, 2023a)
- Geografische verdeling
Nederland
- Andere variabelen
Er zijn cijfers over de productie van elektriciteit, de productie van de warmte die daarbij voor nuttig gebruik vrijkomt, de inzet van brandstoffen, hernieuwbare energiebronnen, en het opgestelde elektrisch en thermisch vermogen. De cijfers worden gegeven per type installatie, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar warmtekrachtkoppelingsinstallaties en overige installaties.
- Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
Elektriciteit in Nederland (CBS, 2015)
- Betrouwbaarheidscodering
Centraal bij energiebedrijven: A (integrale enquête);
Energiebedrijven (incl. joint ventures): C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd);
Raffinaderijen en winningsbedrijven: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);
Chemie, voeding- en genotmiddelenindustrie, papierindustrie: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);
Overige industrie: C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd);
Land- en tuinbouw: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake);
Afvalverbranding: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is);
Gezondheidszorg en overig: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2024). Opgesteld warmtekrachtvermogen, 1998-2022 (indicator 0387, versie 25, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.