Biologische landbouw: aantal bedrijven en areaal, 1991-2006

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Tussen 2005 en 2006 is het areaal biologische landbouwgrond met 1 000 ha (2,5%) toegenomen. Flevoland, Gelderland en Friesland hebben het grootste areaal biologische landbouw. Bijna de helft van de biologische landbouwbedrijven zijn graasdierbedrijven.

 Akkerbouw-bedrijvenTuinbouw-bedrijvenBlijvende teeltbedrijvenGraasdier-bedrijvenHokdier-bedrijvenCombinaties van bedrijvenTotaal
        
 aantal bedrijven     
19919110639139-64439
1995106122401581283521
20001051445143431141906
200112014156507411591 024
200215513768505461771 088
        
200317114373557521891 185
200418013577552591981 201
200518513967577671971 232
200617314981595732031 274
        
 ha      
19913 0373221384 363-1 3679 227
19955 1173161755 383111 78712 790
20005 70470230916 1621423 85426 874
20016 86651832719 2922733 73331 009
20028 59665044220 0493035 56035 599
        
20038 61071546822 3083094 96637 376
20049 49358444223 1753525 67339 720
20059 80065040023 0504005 70040 000
20069 15070045024 2504506 00041 000
        
Bron: CBS.CBS/MNC/jun07/0011

Areaal biologische landbouw neemt verder toe

In 2006 is er 41 000 ha aan biologische landbouwgrond. Dit is 1 000 ha meer dan een jaar eerder. Het aandeel van de biologisch landbouw in het totale Nederlandse landbouwareaal is daarmee toegenomen van 2,1% tot 2,2%. In vergelijking met andere Europese landen is de biologische landbouwsector in ons land klein. Het aandeel biologische landbouwgrond is flink groter in Oostenrijk (11%) en Italië (8%) (Eurostat, 2007).

Areaal per provincie

Het grootste areaal biologische landbouw is in Flevoland (17%), Gelderland (14%) en Friesland (13%). Het biologisch areaal is in mindere mate aanwezig in Limburg (2%), Zeeland (3%) en Utrecht (4%). De andere zes provincies dragen elk zo'n 6 à 9 procent bij.

Vooral graasdierbedrijven

In 2006 zijn er 1 274 biologische landbouwbedrijven. In 2005 waren het er nog 1 232, in 2000 nog 906. Bijna de helft van deze biologische bedrijven zijn bedrijven waar graasdieren worden gehouden: runderen, schapen, geiten, paarden en pony's.

Certificering

Bij de biologische landbouw wordt geen gebruik gemaakt van kunstmest en chemische gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast zijn er voorschriften voor het gebruik van krachtvoer en diergeneesmiddelen en voor de mogelijkheid voor dieren om naar buiten te gaan. Een landbouwbedrijf mag pas de producten als biologisch verkopen als het een omschakelingsperiode van één tot twee jaar heeft ondergaan en aan de normen van een biologisch certificeringsinstantie heeft voldaan.

Bronnen

Relevante informatie

  • Ook bij Biologica is er veel informatie te vinden over biologische landbouw.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De hier gepresenteerde CBS-cijfers over biologische landbouw zijn exclusief het biologisch areaal aan natuurlijke graslanden (ruwe schatting: 5 à 7 duizend hectare in Nederland). Andere organisaties (SKAL, LEI, Eurostat) nemen deze gronden wel mee in hun areaalcijfers over biologische landbouw.Tot en met 2004 zijn de cijfers van het CBS jaarlijks samengesteld op basis van de landbouwtelling én een aanvullende enquête onder biologische boeren. In 2005 is de aanvullende enquête afgeschaft om de admistratieve lastendruk bij de boeren te verlagen. De hier gepresenteerde CBS-cijfers over 2005 en 2006 zijn samengesteld louter op basis van de landbouwtelling. Zonder een aanvullende enquête zijn deze cijfers minder nauwkeurig dan de cijfers van 2004 en eerder.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2007). Biologische landbouw: aantal bedrijven en areaal, 1991-2006 (indicator 0011, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.