Landbouw en ruimte
Na 1950 is Nederland veranderd van een land met vooral kleine extensieve (gemengde) landbouwbedrijven naar een land met grotere en gespecialiseerde landbouwbedrijven. Ook de glastuinbouw en intensieve veehouderij (varkens en kippen) groeiden uit tot belangrijke sectoren. Het aantal landbouwbedrijven is sterk gedaald: van ruim 400.000 in 1950 naar iets minder dan 53.000 in 2020.
Tussen 1950 en circa 1980 zijn veel ruilverkavelingen uitgevoerd. De kavels zijn daarbij aanzienlijk vergroot. Er verdwenen landschapselementen als houtwallen en greppels. Ook zijn op veel plaatsen beken, kreken en wegen rechtgetrokken. Verder is het waterbeheer in veel gebieden aan de landbouw aangepast. Hierdoor kwam het grondwaterpeil structureel lager te liggen, waardoor veel natuurgebieden last kregen van verdroging.
In de jaren negentig werd de mogelijke rol van de landbouw als beheerder van het landschap en van agrarische natuur steeds meer erkend. Dit uitte zich onder andere in een groeiend aantal beheersovereenkomsten voor agrarisch natuurbeheer. Daarnaast heeft een groeiend aantal landbouwbedrijven inkomsten uit andere activiteiten dan landbouw, onder meer van nevenactiviteiten in de toeristisch-recreatieve sector en de verkoop van eigen producten.