Fauna van stedelijk gebied, 1990-2017
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Soorten van stedelijk gebied zijn in de periode 1990-2017 gemiddeld in aantallen gedaald. Er zijn wel verschillen per soortgroep: de trend van dagvlinders is over de gehele periode stabiel, terwijl de aantallen van broedvogels gemiddeld meer dan gehalveerd zijn.
Ontwikkeling fauna stedelijk gebied
Tussen 1990 en 2017 ging de karakteristieke fauna van stedelijk gebied erop achteruit in aantallen, met gemiddeld bijna 50 procent (eerste tabblad). Het betreft hier de broedvogels en dagvlinders van de stad. De stadsfauna bestaat uit méér dan alleen vlinders en vogels, maar andere soortgroepen konden nog niet worden toegevoegd.
Broedvogels
De stadse broedvogels zijn als groep sinds 1990 met méér dan de helft achteruitgegaan (tweede tabblad). Slechts één van de 20 soorten stadsvogels neemt in het stedelijk gebied in aantal toe sinds 1990: de huiszwaluw. Maar dit volgt wel op een afname van ongeveer 80% in de decennia daarvoor. Van zes soorten is de populatie sinds 1990 stabiel, van 13 soorten is de populatie sinds het begin van de tijdreeks afgenomen. Ekster en kauw doen het in de laatste 10 jaar beter. Daar staat tegenover dat groenling, koolmees en staartmees het de laatste 10 jaar juist slechter doen en de kuifleeuwerik is de laatste jaren zelfs helemaal niet meer waargenomen. De vogels die in en rond het huis broeden, zoals huismus en spreeuw, gaan ook in aantal achteruit.
Dagvlinders
Gedurende de periode 1990-2017 zijn de dagvlinders van stedelijk gebied gemiddeld stabiel gebleven, wel met jaarlijkse fluctuaties (derde tabblad). Vlinders in de stad zijn geheel aangewezen op de groengebieden in de stad en het beheer daarvan is bepalend voor hun voortbestaan. Het gangbare beheer houdt in dat plantsoenendiensten gazons en grasbermen vaak maaien, het maaisel fijnmalen (mulchen) en laten liggen, zodat voedingsstoffen zich ophopen in de bodem. Ook wordt onkruid verwijderd of worden oude planten soms vervangen door nieuwe, waarmee ook eitjes, rupsen en poppen van vlinders kunnen worden afgevoerd. Bij ecologisch beheer wordt pas na de bloei van planten eenmaal gemaaid en blijft een deel van de vegetatie staan. Eitjes, rupsen en poppen blijven dan gespaard. Ook wordt het maaisel afgevoerd waardoor de bodem niet verder verrijkt. Als het groen ecologisch wordt beheerd, nemen sommige vlinders weer toe.
Oorzaken
Het stedelijk milieu verschilt duidelijk van de omstandigheden in natuurgebieden en in agrarisch gebied. In de stad is het vaak warmer; er is veel steen in de vorm van bestrating en huizen met muren en daken die warmte vasthouden en waarin holtes voorkomen die geschikt zijn als broedlocatie voor vogels. Ook in de winter is het warmer en water in de stad bevriest minder snel dan water in het buitengebied. Er is ook minder vegetatie maar die bestaat wél vaak uit struiken en bomen die nestgelegenheid bieden voor vogels. En tenslotte zijn er ook duidelijke verschillen in voedselaanbod, bijvoorbeeld vanwege bijvoederen in de winter. Genoemde omstandigheden maken dat sommige soorten zich thuis voelen in dit door mensen en bebouwing gedomineerde milieu. Desondanks zijn de omstandigheden kennelijk minder gunstig geworden, met name voor stadse broedvogels. Eén van de factoren die vermoedelijk een rol speelt is de na-isolatie van woningen, waardoor minder nestgelegenheid beschikbaar is voor huismussen, spreeuwen en gierzwaluwen die in holten, nissen en onder dakpannen broeden. Gierzwaluwen doen het van deze drie nog het minst slecht. Verder worden de voedselbronnen (zaden, insecten) voor vogels minder en is het aanbod van nectarplanten en waardplanten voor vlinders kleiner.
Bronnen
- Boele, A., J. van Bruggen, R. Slaterus, J.-W. Vergeer en T. van der Meij (2018). Broedvogels in Nederland in 2016. Sovon-rapport 2018/01. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
- Schoppers, van Turnhout, Louwe Kooijmans & van der Meij. Stadsvogels tellen: Meetnet Urbane Soorten gaat tiende jaar in. De Levende Natuur, juli 2016.
- Swaay, C.A.M. van, G. Bos, R.H.A. van Grunsven, J. Kok, K. Huskens, J.R. van Deijk en M. Poot (2018). Vlinders en libellen geteld. Jaarverslag 2017. Rapport VS2018.006, De Vlinderstichting, Wageningen.
Relevante informatie
Technische toelichting
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2018). Fauna van stedelijk gebied, 1990-2017 (indicator 1585, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.