Flora van wegbermen 1999-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

In de bermen van rijks- en overige wegen nemen bomen, struiken en ruigtesoorten toe. De bermen langs rijkswegen zijn sinds 1999 ook soortenrijker geworden. De soortenrijkdom van andere bermen is min of meer gelijk gebleven.

Wegbermen

De totale lengte van alle rijkswegen, provinciale wegen en wegen van gemeenten en waterschappen is 138.199 km. De bermen van al deze wegen beslaan gezamenlijk circa 2% van het landoppervlak in Nederland.

Bermflora

In bermen wordt ruim de helft van alle inheemse plantensoorten aangetroffen. De bermflora wordt echter vooral gekarakteriseerd door de wat algemenere soorten van droog natuurlijk grasland, ruigtes en pionierbegroeiingen; soorten die letterlijk tegen een stootje kunnen en verder weinig specifieke eisen aan hun groeiplaats stellen. Voorbeelden zijn grassen als Engels raaigras, rood zwenkgras, kropaar en glanshaver en kruiden als smalle weegbree, duizendblad, echte kamille en fluitenkruid.

Beheer bermen

Het beheer van wegbermen verschilt per beheerder. Alleen voor de rijkswegen geldt dat er een landelijk uniform ecologisch beheer is. In de bermen van rijkswegen wordt daartoe slechts één of twee keer per jaar gemaaid, en op zijn vroegst half juni als veel zaden al rijp zijn. Het maaisel wordt daarbij weggehaald in het streven naar bloemrijke bermen en vermindering van de voedselrijkdom van de bodem. Bijkomend voordeel is dat het onderhoud goedkoper is. Begin jaren zeventig is Rijkswaterstaat met dit verschralende beheer begonnen. Voor die tijd maaide men de bermen zes of zeven keer per jaar en bleef het maaisel liggen. Dit beheer leidde tot een soortenarme vegetatie. Monitoring van de flora van de wegbermen is sinds 1999 onderdeel van het Landelijk Meetnet Flora.

Effecten van beheer

Uit de vegetatieopnamen kan worden afgeleid dat het verschralingsbeleid effectief lijkt. De veranderingen sinds 1999 zijn echter niet groot en niet allemaal eenduidig. Positief is dat indicatorsoorten voor voedselrijke omstandigheden zijn afgenomen bij bermen van rijkswegen. Ook zijn indicatorsoorten van voedselarme omstandigheden toegenomen bij bermen van overige wegen. Verder is het totale soortenaantal enigszins toegenomen bij bermen van rijkswegen, wat vooral te danken is aan een toename in aantal en bedekking van houtige soorten (bomen en struiken). Deze toename van houtige soorten is ook zichtbaar in de bermen van overige wegen. Het totale soortenaantal is daar echter niet toegenomen. Bij bermen van rijkswegen is tenslotte ook een lichte toename van pioniersoorten en typische soorten van habitattypen; al komen de laatste maar zeer beperkt voor.
Dat deze ontwikkelingen daadwerkelijk het gevolg zijn van het voedselarmer worden van de bodem staat echter niet vast. Het gemiddelde Ellenberggetal voor de voedingstoestand van de bodem is namelijk vrijwel gelijk gebleven. Verder zijn ook ruigtesoorten in aantal en bedekking toegenomen en is er in de bermen van rijkswegen een daling in de bedekking van bloemrijke planten en planten die aantrekkelijk zijn voor vlinders. Dit geeft aan dat successie, die gekenmerkt wordt door toename van hoog opgaande begroeiing, wellicht een belangrijker gevolg is van het verminderde maaibeheer dan verlaging van de voedselrijkdom.

Afzonderlijke soorten

Bij de afzonderlijk onderzochte soorten is vooral de forse toename in bedekking van gewone braam in bermen van rijkswegen opvallend. In bermen van overige wegen neemt deze struik- en ruigtesoort ook toe, maar minder sterk. Andere ruigtesoorten met een duidelijke toename zijn riet, rietgras en grote brandnetel. Jacobskruiskruid, een voor vee giftige soort, neemt toe in bermen van overige wegen, maar blijft in bermen van rijkswegen gelijk. Bij de soorten die achteruitgaan zitten relatief veel kleine soorten, bijvoorbeeld rode en kleine klaver, gewone en glanzende hoornbloem, veldereprijs en kruipende boterbloem. Opvallend is verder de toename van hertshoornweegbree in alle bermen en Deens lepelblad in bermen van overige wegen. Beide soorten zijn kenmerkend voor zilte vegetaties en gedijen waarschijnlijk goed dankzij de winterse aanvoer van wegenzout.

Bronnen

  • Dufrêne, M., en P. Legendre. 1997. Species assemblages and indicator species: The need for a flexible asymmetrical approach. Ecological Monographs 67:345-366.
  • Duuren, L. van, T. van der Meij, M. Rijken, M.P. van Veen & A.J. van Strien (2008). Botanische veranderingen in de Nederlandse natuurgebieden. De Levende Natuur 209 (1).
  • Kalwij, J.M., K.V. Sykora en P.J. Keizer (2004). Een botanische evaluatie van 15 jaar rijkswegbermbeheer. De Levende Natuur 105 (3): 104-108.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Soortenrijkdom bermen
Omschrijving
Ontwikkeling van de soortenrijkdom in bermen en lengte wegen in 2006
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De flora van de bermen wordt naast die van bossen, houtwallen, duinen, heide, graslanden en moerassen gemeten in het Landelijk Meetnet Flora. Dit is een meetnet met circa 10.000 proefvlakken op vaste locaties, waarin alle plantensoorten iedere vierde jaar worden geteld. Ruim 500 van deze proefvlakken ligt in de bermen van overige wegen. Rijkswaterstaat heeft daarnaast circa 1000 eigen aanvullende meetpunten in de bermen van rijkswegen. In de steekproefpunten van het florameetnet in de bermen zijn in totaal 677 soorten planten aangetroffen, dat is bijna de helft van de Nederlandse flora. De categorie niet-rijkswegen (figuur op eerste tabblad van links) heeft betrekking op de provinciale, gemeente- en waterschapswegen buiten de bebouwde kom.
De lengte van wegen is afkomstig van de CBS publicatie "Lengte van wegen" die gebaseerd is op het Nationale Wegenbestand. De lengte van de gemeentewegen is inclusief de waterschapswegen en bevat zowel de wegen binnen als buiten de bebouwde kom. De lengte van de wegen is een totaal van hoofdrijbanen, verbindingsbanen en overige rijbanen.Door een wijziging in 2012 in de berekening van het aandeel kenmerkende soorten en de berekening van de som van de bedekking, kunnen kleine wijzigingen ten opzichte van de vorige versie optreden.Voor deze indicator zijn trends in bedekking van 51 soorten berekend. Het betreft de meest voorkomende soorten van natte en droge ruigten, kenmerkende soorten voor droog grasland (berekend met de IndVal methode van Dufrêne en Legendre, 1997)), typische soorten van habitattypen en soorten van de Rode Lijst Planten.
Basistabel
zie tabblad figuurdata onder download figuurdata
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
onregelmatig
Achtergrondliteratuur
Duuren, L. van, T. van der Meij, M. Rijken, M.P. van Veen & A.J. van Strien (2008). Botanische veranderingen in de Nederlandse natuurgebieden. De Levende Natuur 209 (1).
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2013). Flora van wegbermen 1999-2012 (indicator 1433, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.