Bospaddenstoelen en vermesting en verzuring, 1999-2008
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Ondanks de afname van stikstof en zwavel in de neerslag, is er geen verbetering te bespeuren in de trend van paddenstoelen die kenmerkend zijn voor bossen.
Onzekere trend paddenstoelen
Zowel de paddenstoelen die gevoelig zijn voor een toename van stikstof als soorten die ongevoelig zijn voor stikstof of daar zelfs positief op reageren, vertonen als groep een min of meer gelijke trend. Deze trend is echter onzeker als gevolg van grote fluctuaties in aantallen. Zo zijn vooral in het extreme droge jaar 2003 veel minder paddenstoelen gezien.
Wel zijn er iets meer soorten in aantal afgenomen (22 soorten) dan in aantal toegenomen (15).
Paddenstoelen profiteren niet van daling vervuiling
Vermesting en verzuring vormen een belangrijke bedreiging voor paddenstoelen. Hoewel het niveau van vervuilende stoffen vanaf 1981 aanmerkelijk is gedaald, hebben paddenstoelen hier in de periode 1999 tot 2008 (de looptijd van het meetnet) niet van kunnen profiteren. Het huidige niveau van vervuiling is voor veel soorten nog steeds hoog vergeleken met natuurlijke omstandigheden. Bovendien daalt het niveau de laatste jaren niet meer zo sterk.
Ook is de kwaliteit van het bodemleven in bossen nog steeds niet helemaal hersteld, waardoor paddenstoelen en planten nog niet optimaal kunnen profiteren van de vermindering van de neerslag van vervuilende stoffen.
Bodemverstoring
Bodemverstoring en verruiging vormen een andere bedreiging voor paddenstoelen. Sinds 1999 heeft in 25 procent van de meetpunten van het meetnet een grote verstoring plaatsgevonden. Graven, berijden met zware machines, dumpen van bagger, hondenpoep en strooien van houtsnippers zijn veel voorkomende verstoringen. De meeste van deze verstoringen leiden, al dan niet tijdelijk, tot hogere stikstofgehaltes in de bodem.
Bronnen
- Arnolds, E., M. Veerkamp & C. Plate (2003). Nieuwsbrief paddestoelenmeetnet 4. Coolia 46 (3): 103-117.
- Soldaat, L., H. Visser, M. van Roomen en A. van Strien (2007). Smooting and trend detection in waterbird monitoring data using structural time-series analysis and the Kalman filter. Journal of Ornithology. Volume 148, supplement 2: 351-357. DOI.10.1007/s10336-007-0176-7.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Bospaddenstoelen en vermesting en verzuring
- Omschrijving
- Ontwikkeling populaties bospaddenstoelen als groep
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index (met 1999 = 100) van de paddenstoelen in bossen op hoge zandgronden en duinen. De gegevens zijn ontleend aan het landelijke meetnet paddenstoelen van het Netwerk Ecologische Monitoring. De paddenstoelen zijn gesplist in een groep stikstofgevoelige soorten (43 soorten) en niet gevoelige soorten (40 soorten). In 2009 is de Eikhaas vanwege een onbetrouwbare trend uit de selectie voor de STI verwijderd.
- Basistabel
- De index van de betrokken soorten met hun trend staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata. Van soorten met een minder betrouwbare trend zijn de individuele trends niet opgenomen.
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
- Arnolds, E., M. Veerkamp & C. Plate (2003). Nieuwsbrief paddestoelenmeetnet 4. Coolia 46 (3): 103-117.
- Opmerking
- De trendbeoordeling (zie tabblad onder download figuurdata) bij deze graadmeter is gebaseerd op de uitkomst van TrendSpotter (Soldaat et al., 2007).
- Betrouwbaarheidscodering
- B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2010). Bospaddenstoelen en vermesting en verzuring, 1999-2008 (indicator 1390, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.