Afvalverbrandingsinstallaties, aantal en capaciteit, 1970-2006
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Er zijn weer initiatieven voor het uitbreiden van de capaciteit van afvalverbrandingsinstallaties. Er treedt een lichte toename op van de hoeveelheid verbrand afval.
Aantal | Capaciteit | Verbrand 1) | Resten | w.v. | |||||
bodemas2) | vliegas | ferro- | non-ferro | rookgas- | |||||
schroot | reinigings | ||||||||
residu | |||||||||
absoluut | miljoen kg | ||||||||
1970 | 6 | . | 325 | 65 | . | . | . | . | . |
1980 | 11 | . | 2 270 | 710 | 595 | 42 | 70 | 0 | 0 |
1990 | 13 | . | 2 845 | 795 | 635 | 95 | 65 | 0 | 1 |
1995 | 8 | 3 350 | 2 885 | 770 | 640 | 56 | 52 | 2 | 23 |
1996 | 10 | 4 610 | 3 600 | 960 | 790 | 53 | 82 | 2 | 32 |
1997 | 11 | 5 000 | 4 500 | 1 175 | 960 | 69 | 98 | 3 | 47 |
1998 | 11 | 5 000 | 4 650 | 1 185 | 950 | 89 | 105 | 4 | 38 |
1999 | 11 | 5 000 | 4 820 | 1 220 | 970 | 91 | 116 | 5 | 37 |
2000 | 11 | 5 500 | 4 900 | 1 256 | 1 009 | 84 | 114 | 6 | 43 |
2001 | 11 | 5 500 | 4 800 | 1 437 | 1 191 | 78 | 121 | 8 | 39 |
2002 | 11 | 5 350 | 5 006 | 1 024 | 776 | 82 | 117 | 8 | 41 |
2003 | 11 | 5 350 | 5 023 | 1 062 | 820 | 82 | 113 | 9 | 38 |
2004 | 11 | 5 530 | 5 230 | 1 725 | 1 464 | 83 | 126 | 12 | 40 |
2005 | 11 | 5 760 | 5 502 | 961 | 690 | 83 | 129 | 15 | 44 |
2006 | 11 | 5 850 | 5 542 | 996 | 727 | 89 | 116 | 15 | 48 |
Bron: WAR. | CBS/MNC/nov07/0394 | ||||||||
1) Inclusief het in de AVI's mee verbrand gevaarlijk afval en exclusief de installatie voor specifiek gevaarlijk afval. 2) Vanaf 1995 bewerkte bodemas. |
Capaciteit afvalverbrandingsinstallaties neemt weer toe
De capaciteit voor het verbranden van afvalstoffen neemt toe. In 2006 is bij de één van de verbrandingsinstallaties een extra verbrandingslijn in gebruik genomen. Daarnaast verhogen een aantal installaties hun capaciteit door het wijzigen van de bedrijfsvoering (via het verlagen van de energetische inhoud van het afval).
Afzet reststoffen afvalverbrandingsinstallaties
Tot en met 2003 daalde de resterende hoeveelheid reststoffen na verbranding tot minder dan 25% van de verbrande hoeveelheid. De afname in die laatste jaren was het gevolg van een stagnerende hergebruiksmogelijkheden van met name bodemassen. Deze bodemassen werden toen opgeslagen in afwachting van grootschalige hergebruiksmogelijkheden. In 2004 was er vanuit een groot aantal grootschalige projecten veel vraag naar AVI-reststoffen. De in 2004 toegepaste hoeveelheid reststoffen betreft voor een groot deel de in de jaren ervoor ontstane voorraad. In 2005 en 2006 waren er minder projecten beschikbaar, met als gevolg dat de voorraden weer zijn toegenomen.
Beleid
Als gevolg van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) is het moratorium op de uitbreiding van de capaciteit voor 'verbranding van afvalstoffen als vorm van verwijderen' (AVI's) per 1 juli 2004 opgeheven. Als gevolg hiervan zijn al diverse initiatieven genomen tot het uitbreiden van de verbrandingscapaciteit en zijn de eerste uitbreidingen al in gebruik genomen.
Bronnen
- WAR (2007). Afvalverwerking in Nederland, gegevens 2006 Werkgroep Afvalregistratie, Utrecht.
Relevante informatie
- Omvang Milieudienstverlening en Voorbereiding tot recycling, 2000-2022
- Afvalproductie en wijze van verwerking, 1985-2018
- Vrijkomen en verwerking van afval per doelgroep, 1990-2018
- Kosten storten en verbranden van afval, 1985-2005
- Gevaarlijk afval per verwerkingswijze, 1990-2018
- Meer gegevens zijn te vinden bij SenterNovem.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2007). Afvalverbrandingsinstallaties, aantal en capaciteit, 1970-2006 (indicator 0394, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.