Kosten storten en verbranden van afval, 1985-2005
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator wordt niet meer bijgehouden.
De kosten van verwerking van afval zijn door verschillende oorzaken niet meer eenduidig vast te stellen. Zo hebben de afvalverbranding de installaties de zogenaamde R1-status gekregen, hetgeen wil zeggen dat verbranden van afval in installaties voortaan onder nuttige toepassing valt. Daarnaast is per 1 januari 2012 de stortbelasting afgeschaft.
Meer informatie voor stortplaatsen en verbrandingsinstallaties:
De kosten voor het storten en verbranden van afval zijn in de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen. De eerste tien jaar kwam dit door de strengere emissie-eisen bij het storten en verbranden van afval; de laatste tien jaar door de invoering van de stortbelasting, die kan oplopen tot circa 63% van de totale kosten van het storten.
1985 | 1990 | 1995 | 2000 | 2003 | 2004 | 2005 | |
euro per 1 000 kg 1) | |||||||
Storten (brandbaar afval) | 10 | 28 | 82 | 115 | 134 | 135 | 134 |
Storten (niet-brandbaar afval) | 10 | 28 | 50 | 63 | 59 | 59 | 58 |
Verbranden | 47 | 67 | 106 | 106 | 102 | 104 | 100 |
Bron: SenterNovem. | CBS/MNC/sep05/0428 | ||||||
1) Prijspeil 2005. N.B. Exclusief verwerking van verontreinigde grond, baggerspecie en mest. |
Storten afgelopen tien jaar duurder geworden, verbranden nauwelijks
De kosten voor het storten en verbranden van afval zijn de afgelopen twintig jaar sterk toegenomen. Er zijn twee belangrijke redenen voor de stijging van de kosten:
- De strengere emissie-eisen naar lucht en bodem zijn verantwoordelijk voor de kostenstijging in de periode van 1985 tot 1995. Zowel storten als verbranden van afval zijn daardoor duurder geworden. Voor het voldoen aan de emissie-eisen naar lucht heeft dit geleid tot het sluiten van verouderde afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) en het uitrusten van bestaande en nieuwe AVI's met rookgasreinigingsinstallaties. Deze installaties zijn gericht op reductie van de emissie van dioxinen en zware metalen. Door de strengere bodemwetgeving zijn met name voor gecontroleerde stortplaatsen in het verleden extra kosten gemaakt.
- Het afvalbeleid is er op gericht zo min mogelijk afval te storten. Dit wil men bereiken door de storttarieven te verhogen met een extra belasting. Deze belasting heeft vooral de laatste tien jaar voor een kostenstijging bij het storten gezorgd. Met name brandbaar afval wordt zwaar belast wanneer dit toch op de stortplaats komt: in 2005 gold een belasting van 85 euro per 1 000 kg; circa 63% van de totale kosten van het storten. Voor niet-brandbaar afval bedroeg die belasting 14 euro per 1 000 kg afval. De stortkosten in de tabel zijn inclusief deze extra belasting. De hoge stortkosten moeten ervoor zorgen dat zoveel mogelijk afval een nuttige toepassing vindt en dat brandbaar afval ook inderdaad wordt verbrand.
Verbrandingsprijzen stijgen weer
Op 1 juni 2005 is in Duitsland een stortverbod voor onbehandeld afval in werking getreden. Als gevolg hiervan is het aanbod bij de Duitse verwerkingsinstallaties toegenomen. De verwerkingscapaciteit wordt nu vrijwel volledig benut, waardoor de verwerkingstarieven stijgen. Op dit moment zijn ze hoger dan in Nederland.
Nederland voerde de afgelopen jaren veel brandbaar afval naar Duitsland uit voor nuttige toepassing. Voor Nederlandse ontdoeners zijn er sinds het stortverbod in Duitsland minder afzetmogelijkheden in Duitsland en is het minder lucratief om het afval daar te laten verwerken. Sinds juni wordt het afval weer vaker in Nederland verwerkt, omdat de kosten hier lager zijn. Dit hogere aanbod heeft tot gevolg dat in Nederland de verbrandingstarieven ook omhoog gaan. Begin juni waren de gemiddelde tarieven al met ongeveer 10 euro gestegen. Naar verwachting zal deze tariefstijging nog wel enige tijd doorzetten. Het is de vraag of er in Nederland op korte termijn voldoende verbrandingscapaciteit voor al het afval voorhanden is. Een deel van het afval zal wellicht moeten worden gestort. Daarmee behoort een stijging van het verbrandingstarief tot de hoogte van het storttarief op termijn tot de mogelijkheden.
Relatie met totale milieukosten
Een groot deel van de Milieu-uitgaven per milieucompartiment en sector, 2013-2018 hangt samen met afvalbeheer. Door de toename van de kosten voor afvalbeheer zijn de totale milieukosten tussen 1985 en 2005 sterk toegenomen.
Bronnen
- AOO (2004). Afvalstoffenheffingen in 2004. Afval Overleg Orgaan, Utrecht.
- SenterNovem (2005). Afvalstoffenheffingen in 2005. Uitvoering Afvalbeheer SenterNovem, Utrecht.
- TME (1996). Kosten van afvalverwijdering. Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie, Den Haag.
- WAR (2004).Afvalverwerking in Nederland - gegevens 2003. Werkgroep Afvalregistratie, Utrecht.
Relevante informatie
- Meer informatie over storten en verbranden van afval is te vinden bij de Vereniging Afvalbedrijven en het Afval Overleg Orgaan.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- De gepresenteerde cijfers geven een beeld van de gemiddelde kosten voor storten en verbranden van alle in Nederland vrijgekomen afvalstoffen, exclusief verontreinigde grond, baggerspecie en dierlijke mest. Voor de diverse afvalcategorieën gelden verschillende tarieven die fors kunnen uiteenlopen. Meer informatie over de methodiek van berekenen van de kosten van afvalverwijdering is te vinden in: TME (1996). Per 1 januari 2005 is het Afval Overleg Orgaan (AOO) opgegaan in Uitvoering Afvalbeheer van SenterNovem.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2005). Kosten storten en verbranden van afval, 1985-2005 (indicator 0428, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.