Broeikaswerking, 1950-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De gezamenlijke versterkte broeikaswerking van de mondiale broeikasgassen is in 2007 verder toegenomen en bedraagt nu circa 2,6 W/m2. Dit is een stijging met 194% ten opzichte van 1950. De snelheid waarmee de broeikaswerking toeneemt, is sinds 1980 wel afgenomen, maar fluctueert jaarlijks.

Broeikaswerking neemt verder toe

De versterkte broeikaswerking door CO2, CH4, N2O, CFK's en SF6 bedraagt momenteel ruim 2,63 ± 0,26 Watt per m2 (IPCC, 2007) De broeikaswerking neemt toe door de uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteiten. De broeikaswerking van de belangrijkste broeikasgassen neemt nu toe met 3,6 W/m2 per eeuw; dit was 5 W/m2 per eeuw rond 1980, maar fluctueert wel jaarlijks. Deze (mogelijk tijdelijke) vertraging in de groei was vooral te danken aan het stopzetten van de CFK-productie als gevolg van het Montreal-protocol (UNEP, 1987-2000).

Versterking van de broeikaswerking, ook wel stralingsforcering door broeikasgassen genoemd, houdt in dat er meer energie bij het aardoppervlak aankomt, dan wordt weggestraald. Hierdoor stijgt de temperatuur aan het aardoppervlak. De oorzaak van de versterkte broeikaswerking is de toenemende concentratie van broeikasgassen. Dit komt weer door de emissies van broeikasgassen door onder andere menselijk handelen.

 

Bijdrage broeikasgassen aan de versterkte broeikaswerking

Koolstofdioxide (CO2) draagt nu voor 63% bij aan de versterkte broeikaswerking, methaan (CH4) voor 18%, distikstofoxide (lachgas, N2O) voor 6%, CFK's en HCFK's samen voor 12% en PFK's, HFK's en SF6 samen voor <1%.

De invloed van ozon

Hierboven zijn alleen de mondiale broeikasgassen beschouwd. Hieronder verstaan we de broeikasgassen die een lange levensduur hebben en daardoor goed gemengd zijn in de atmosfeer. Daarnaast is ook ozon (O3) een belangrijk broeikasgas waarvan de concentraties worden beïnvloed door menselijk handelen. In tegenstelling tot de mondiale broeikasgassen wordt ozon niet direct door de mens uitgestoten. Ozon wordt in de atmosfeer gevormd en deels in de atmosfeer en deels aan het aardoppervlak weer afgebroken. Ozonconcentraties worden beïnvloed door uitstoot van stoffen die ozon vormen of afbreken, zoals stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen, en chloor- en broombevattende koolwaterstoffen.

Als gevolg van menselijk handelen is de ozonconcentratie in de troposfeer, dat is het lage gedeelte van de atmosfeer, de laatste eeuwen toegenomen. Deze toename versterkt de broeikaswerking van de mondiale broeikasgassen met 0,35 (-0,1;+0.3) W/m2 (IPCC, 2007). Dit maakt troposferisch ozon na koolstofdixoide en methaan het derde broeikasgas, gemeten naar bijdrage aan de versterkte broeikaswerking. In de stratosfeer, dat is de hogere atmosfeer, is de ozonconcentratie na 1980 juist afgenomen. Dit komt door toename van concentraties van chloor- en broomverbindingen, die in de stratosfeer uiteenvallen en daar ozon kunnen afbreken. Hierdoor is de broeikaswerking van ozon dus juist afgenomen en wel met 0,05 ± 0,1 W/m2 sinds 1750 (IPCC, 2007).

De toename van de versterkte broeikaswerking door ozon in de troposfeer en afname ervan door ozon in de stratosfeer kunnen niet zomaar van elkaar afgetrokken worden. De effecten treden op andere hoogtes in de atmosfeer op en vertonen andere ruimtelijke patronen op aarde. Zelfs als de effecten in grootte elkaar precies zouden compenseren dan kunnen de verschillen in hoogte en ruimtelijk patroon zorgen voor effecten op regionale en mondiale schaal.

   

Kyoto-protocol

In het Kyoto-protocol (UNFCCC, 1997) en het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (UNFCCC, 1992) zijn afspraken gemaakt om concentraties van broeikasgassen te stabiliseren. Hiermee wil men de menselijke beïnvloeding van het klimaat beperken. Om op termijn broeikasgasconcentraties te stabiliseren moeten de door de mens veroorzaakte emissies van broeikasgassen met meer dan de helft worden teruggebracht ten opzichte van 1990. De gassen koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O), HFKs, PFKs en SF6 vallen onder het Kyoto-protocol.
CFK's en HCFK's maken geen deel uit van het Klimaatverdrag. Deze stoffen worden gereguleerd in het kader van het Montreal-protocol (UNEP, 1987-2000), het verdrag voor de bescherming van de ozonlaag.

Bronnen

  • Prinn, R.G., R.F. Weiss, P.J. Fraser, P.G. Simmonds, D.M. Cunnold, F.N. Alyea, S. O'Doherty, P. Salameh, B.R. Miller, J. Huang, R.H.J. Wang, D.E. Hartley, C. Harth, L.P. Steele, G. Sturrock, P.M. Midgely, and A. McCulloch. 2000. A history of chemically and radiatively important gases in air deduced from ALE/GAGE/AGAGE. Journal of Geophysical Research 105, 17751-17792.
  • Prinn, R.G., J. Huang, R.F. Weiss, D.M. Cunnold, P.J. Fraser, P.G. Simmonds, A. McCulloch, C.Harth, P. Salameh, S. O'Doherty, R.H.J. Wang, L. Porter, and B.R. Miller, Evidence for significant variations of atmospheric hydroxyl radicals in the last two decades, Science, 292. 1882-1888, 2001
  • IPCC (2007). Climate Change 2007: The Scientific Basis, Contribution of WG I to the 4th Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Solomon et al. (eds.) Cambridge University Press, Cambridge, UK and New York, USA, 996 pp.
  • UNEP (2006). Handbook for the Montreal Protocol on Substances that Deplete the Ozone Layer, Seventh edition (2006). Ozone Secretariat, United Nations Environment Programme.
  • UNFCCC (1997). Kyoto Protocol to the United Nations Framework Convention on Climate Change. Kyoto, 11 december 1997.
  • WMO/UNEP (2007). Scientific Assessment of ozone depletion: 2006.
  • Velders et al. (2007). Het belang van het Montreal Protocol bij de bescherming van het klimaat.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
Hoe wordt de versterkte broeikaswerking berekend?De versterkte broeikaswerking wordt berekend uit de concentratieverhoging van de broeikasgassen ten opzichte van de preïndustriële periode, gedefinieerd als 1750. Daarnaast hangt de broeikaswerking ook af van de effectiviteit voor het uitstralen van warmtestraling door de atmosfeer. Die effectiviteit verschilt per broeikasgas en wordt voor sommige broeikasgassen ook beïnvloed door de concentraties van de andere broeikasgassen. De som van de bijdragen van de verschillende gassen is de broeikaswerking en wordt uitgedrukt in de eenheid W/m2. Dit is de hoeveelheid extra energie die per seconde op een vierkante meter aardoppervlak valt.De figuur toont alleen het effect van de directe broeikasgassen. De bijdrage van troposferisch ozon en de koelende bijdrage van aërosolen aan het broeikaseffect zijn dus niet meegenomen.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
12
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2008). Broeikaswerking, 1950-2007 (indicator 0225, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.