Mestproductie door de veestapel, 1986-2023
Als gevolg van diverse wettelijke regelingen is de productie van dierlijke mest door de Nederlandse veestapel na 1986 gedaald. In 2023 is ruim 83 procent van de mestproductie afkomstig van rundvee, 11 procent van varkens en 5 procent van pluimvee en overige diercategorieën. In 2023 is de mestproductie vrijwel gelijk aan die van het voorgaande jaar.
Algemene ontwikkeling mestproductie
Tot halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw is door de groei van de veestapel de productie van dierlijke mest sterk toegenomen. In 1986 lag de totale mestproductie 39 procent boven het niveau van 1970. Als gevolg van diverse wettelijke regelingen is de productie van dierlijke mest na 1986 weer gedaald. Inmiddels is de totale mestproductie weer terug op het niveau van begin jaren zeventig. Sinds de invoering van de Beschikking Superheffing in 1984 is door inkrimping van de melkveestapel de mestproductie van rundvee met een kwart gedaald.
Mestproductie daalt na 2016
In de periode 2003 tot en met 2007 is de mestproductie vrijwel constant. In de periode 2008 tot en met 2016 is de mestproductie iets groter dan in de jaren voor 2008. Dit komt door een toename van het aantal koeien, varkens en kippen. In 2017 en in 2018 is de mestproductie gedaald door de verplichte krimp van de veestapel. De mestproductie bleef in 2023 vrijwel gelijk aan de productie in 2022.
Bijdragen van de verschillende dieren aan de mestproductie
Ruim 83 procent van de mest is afkomstig van rundvee. Het aandeel van varkens (11 procent) en pluimvee en overige diercategorieën (5 procent) in de mestproductie is een stuk geringer. Doordat de varkens- en pluimveehouderij niet-grondgebonden zijn (intensieve veehouderij) dragen zij in belangrijke mate bij aan het mestoverschot.
Beleid
De mestwetgeving omvat allerlei regelingen om het gebruik van de mineralen stikstof en fosfaat in de mest te verminderen. Basis is de Europese Nitraatrichtlijn (1991). Per 1 januari 2006 is het Mineralenaangiftensysteem MINAS (vanaf 1998) vervallen en vervangen door een nieuw mestbeleid. De belangrijkste onderdelen hiervan zijn:
- Gebruiksnormen voor de hoeveelheden stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en kunstmest die toegepast mogen worden bij de teelt van gewassen.
- Gebruiksvoorschriften voor de manier waarop mest wordt toegepast en de perioden waarin dit gebeurt. Zo komt de mest op het juiste moment en op de meest efficiënte manier bij gewassen terecht en wordt verlies naar het milieu beperkt.
- Een stelsel van dierrechten dat grenzen stelt aan het aantal varkens en kippen dat mag worden gehouden en een fosfaatrechtenstelsel voor melkvee. Zo wordt voorkomen dat er meer mest geproduceerd wordt dan nuttig gebruikt kan worden bij de teelt van gewassen.
- Regels voor de afvoer van mest van veehouderijbedrijven. Zo is altijd bekend waar de mest vandaan komt en naartoe gaat en wordt ‘dumpen’ van mest voorkomen.
Op 1 april 2015 is het melkquotum (Beschikking Superheffing, 1984) afgeschaft. Hiervoor in de plaats zijn per 1 januari 2018 fosfaatrechten ingevoerd.
Relevantie
Overmatig gebruik van mest – zowel dierlijke mest als kunstmest – zorgt voor te veel stikstof en fosfaat in bodem, grondwater en oppervlaktewater. Dat heeft negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld de natuurlijke soortenrijkdom en de drinkwaterbereiding.
Bronnen
- CBS (2010). Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen 1990-2008. CBS, Den Haag / Heerlen.
- Productie van dierlijke mest en mineralen. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2019). Dierlijke mest en mineralen 1990-2018. CBS, Den Haag/Heerlen.
- CBS (2023). Dierlijke mest en mineralen 2022. CBS, Den Haag/Heerlen.
- CBS (2024a). StatLine: Dierlijke mest; productie en mineralenuitscheiding; diercategorie, regio. CBS, Den Haag / Heerlen.
- CBS (2024b). Productie dierlijke mest nog boven toekomstig mestplafond. CBS Den Haag / Heerlen.
Relevante informatie
Meer informatie over de productie van dierlijke mest is te vinden in de database StatLine van het CBS.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Mestproductie door de veestapel
- Omschrijving
Ontwikkeling van de totale productie van dierlijke mest door de Nederlandse veestapel, uitgesplitst naar de productie van dunne en vaste mest door rundvee, varkens, pluimvee en “overige” diercategorieën (schapen en geiten, paarden en pony’s, pelsdieren en konijnen).
- Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
- Berekeningswijze
Berekening op basis van de aantallen dieren in de Landbouwtelling van het CBS en factoren voor de mestproductie per dier. De rapporten Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen 1990-2008 (CBS, 2010), Dierlijke mest en mineralen 1990-2018 (CBS, 2019) en Dierlijke mest en mineralen 2022 (CBS, 2023) geven een uitgebreide beschrijving van de onderzoeksmethode. Een korte onderzoekbeschrijving is te vinden in het artikel Productie van dierlijke mest en mineralen (CBS).
- Basistabel
StatLine: Dierlijke mest; productie en mineralenuitscheiding; diercategorie, regio (CBS, 2024a)
- Geografische verdeling
Nederland, provincies, groepen van landbouwgebieden, concentratiegebieden, stroomgebied districten.
- Andere variabelen
Mestproductie per diercategorie, mineralenuitscheiding per diercategorie, gasvormige stikstofverliezen, areaal bemestbare grond, omvang veestapel per diercategorie.
- Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen 1990-2008 (CBS, 2010)
Productie van dierlijke mest en mineralen (CBS) (korte onderzoekbeschrijving)
Dierlijke mest en mineralen 1990-2018 (CBS, 2019)
Dierlijke mest en mineralen 2022 (CBS, 2023)
Productie dierlijke mest nog boven toekomstig mestplafond (CBS, 2024b)- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2024). Mestproductie door de veestapel, 1986-2023 (indicator 0104, versie 30, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.