Huishoudelijk energiegebruik per inwoner, 1950-2003
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Het elektriciteitsverbruik per inwoner is de afgelopen jaren weer licht toegenomen. Door verbeteringen in het opwekkingsrendement van elektriciteitscentrales neemt het gebruik van primaire energie dat daarvoor nodig is, niet toe.
1950 | 1960 | 1970 | 1980 | 1990 | 2000 | 2002 | 2003* | |
GJ/inwoner | ||||||||
Totaal | 17,6 | 16,7 | 26,6 | 42,7 | 36,3 | 35,6 | 34,1 | 33,6 |
Gas (temperatuurgecorrigeerd) | 2,9 | 3,8 | 14,3 | 28,8 | 25,5 | 23,7 | 23,2 | 22,3 |
Elektriciteit1) | 3,2 | 3,7 | 7,0 | 10,0 | 9,8 | 11,3 | 10,2 | 10,5 |
Overige (exclusief benzine) | 11,6 | 9,2 | 5,3 | 3,8 | 1,1 | 0,6 | 0,6 | 0,7 |
Bron: CBS (2005). | MNP/MNC/sep05 | |||||||
1) Weergegeven wordt het verbruik van gas, kolen en olie voor de opwekking van elektriciteit. | ||||||||
* voorlopig cijfer |
Elektriciteitsverbruik per persoon sterk toegenomen
In 2003 was het elektriciteitsverbruik per persoon in Nederland ruim zes keer zo hoog als in 1950. Dit toegenomen elektriciteitsverbruik is gedeeltelijk gecompenseerd door verbetering van het opwekkingsrendement van elektriciteitscentrales (van 25% in 1950 naar circa 50% in 2003). Hierdoor is in de genoemde periode de hoeveelheid primaire energie, nodig voor de opwekking van elektriciteit, maar driemaal zo hoog. De afgelopen 5 jaar is het elektriciteitsverbruik licht gestegen, maar door de genoemde verbeterde opwekkingsrendementen is de daarvoor benodigde hoeveelheid energie stabiel gebleven.
Ontwikkeling aardgasverbruik
Het aardgasverbruik per persoon (gecorrigeerd voor de gemiddelde jaartemperatuur) is tussen 1965 en 1975 zeer sterk gestegen. Vanaf begin jaren tachtig treedt een daling op door energiebesparende maatregelen, zoals isolatie en de installatie van HR-ketels. Vanaf 2000 neemt het verbruik per persoon licht af.
Bronnen
- CBS (2005). Statline. Energiebalans huishoudens. Voorlopige cijfers. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen.
Relevante informatie
- Vringer, K. and K. Blok (2000). Long term trends in direct and indirect household energy intensities: a factor in dematerialisation? Energy Policy 28 (2000), pp. 713-727.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2005). Huishoudelijk energiegebruik per inwoner, 1950-2003 (indicator 0036, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.