Trend van graslandvlinders, 1992-2024
Sinds 1992 zijn de populaties van graslandvlinders met meer dan tweederde verminderd. Zowel over de gehele periode als over de laatste twaalf jaar is sprake van een matige afname. De afgelopen jaren gaat de afname steeds harder. Ten opzichte van begin twintigste eeuw is de geschatte afname minstens 90 tot 95 procent.
In de Europese Natuurherstelverordening, die in 2024 in werking is getreden, is de graslandvlinderindex opgenomen als een van de indicatoren die aangeven hoe het gaat met de biodiversiteit van graslanden. EU-landen kunnen deze indicator gebruiken bij de evaluatie van de natuurwaarde van hun graslanden.
Ontwikkeling vanaf 1992
De populaties van tien kenmerkende graslandvlinders zijn gemiddeld met 69% afgenomen ten opzichte van 1992. Zowel over de gehele periode als over de laatste 12 jaar laat de trend een matige afname zien. Drie soorten zijn sinds 1992 vooruitgegaan en vijf achteruit, waarvan twee met meer dan 9%. Eén soort is stabiel en van één soort is de trendclassificatie onzeker. Over de laatste twaalf jaar gaan twee soorten vooruit, vijf achteruit en is de trend van drie soorten onzeker.
Vanaf 1992 is goed bekend hoe het met de dagvlinders in Nederland gaat, omdat vanaf dat jaar het landelijk meetnet vlinders bestaat waarin het aantal individuen per soort wordt geteld op vaste routes en op gestandaardiseerde wijze. Daarmee zijn trends in populatieomvang te bepalen.
De populatietrend voor graslandvlinders bestaat uit tien soorten van de Europese graslandvlinderindicator die sinds 1992 nog in Nederland voorkomen: argusvlinder, bruin dikkopje, bruin zandoogje, donker pimpernelblauwtje, groot dikkopje, hooibeestje, icarusblauwtje, kleine vuurvlinder, oranjetipje en klaverblauwtje.
Ontwikkeling vanaf 1890
Waarnemingen van graslandvlinders die niet gedaan zijn met een gestandaardiseerd veldprotocol zijn gebruikt om trends in grootte van het verspreidingsgebied te bepalen. Dit is minder precies dan een trend in populatieomvang, maar het voordeel is dat er van een veel langere tijdsperiode gegevens voorhanden zijn. Ook kunnen voor deze analyse vlindersoorten worden meegenomen die vroeger kenmerkend waren voor grasland, maar nu niet of te weinig meer voorkomen. Tussen 1890 en 2017 zijn dagvlinders van graslanden met minstens 80% in verspreiding achtergegaan. De afname in populatieomvang zal waarschijnlijk nog veel groter zijn. Van de 17 soorten in de indicator namen er vijf toe in die periode en tien soorten af. Acht van deze tien zijn sterk afgenomen; vier ervan zijn zelfs geheel uit Nederland verdwenen (dwergdikkopje, kalkgraslanddikkopje, tijmblauwtje en moerasparelmoervlinder).
Afname flora en fauna in agrarisch gebied sinds 1900 | CBS
Ontwikkelingen graslanden
Graslanden vormen het leefgebied van een aantal soorten dagvlinders. Deze vlinders komen voornamelijk voor in niet of weinig bemeste graslanden. Aan het begin van de twintigste eeuw waren vrijwel alle graslanden in Nederland weinig bemest en voor graslandvlinders geschikt leefgebied. Door de intensivering van de landbouw in de afgelopen eeuw zijn zulke graslanden inmiddels zeldzaam geworden en komen ze vrijwel uitsluitend nog in natuurgebieden voor (de zogenaamde half-natuurlijke graslanden).
Daardoor zijn graslandvlinders tegenwoordig voornamelijk te vinden in natuurgebieden of in extensief beheerde percelen en wegbermen. In het agrarisch gebied komen graslandvlinders vrijwel alleen nog voor in onderdelen die voor de agrarische productie van marginaal belang zijn, zoals bloemrijke dijken en perceelranden.
Ook op Europese schaal gaan graslandvlinders achteruit door intensivering van de landbouw, en daarnaast doordat verlaten landbouwgrond verandert in bos.
De afname in de laatste jaren zou mogelijk het gevolg kunnen zijn van een aantal droge jaren.
Bronnen
- Strien A.J. van, C.A.M.van Swaay, W.T.F.H.van Strien-van Liempt, M.J.M.Poot, M.F.WallisDeVries (2019). Over a century of data reveal more than 80% decline in butterflies in the Netherlands. Biological Conservation 234: 116-124.
- Swaay, C.A.M. van, et al. (2022). The European Grassland Butterfly Indicator 1990-2020 Technical Report. Butterfly Conservation Europe & SPRING/eBMS (www.butterfly-monitoring.net) & Vlinderstichting report VS2022.039
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Dagvlinders van graslanden
- Omschrijving
Ontwikkeling van dagvlinders in agrarische gebruikte en half-natuurlijke graslanden samen.
- Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
Soortselectie
De 10 soorten graslandvlinders van de indicator op het eerste tabblad zijn soorten van de Europese graslandvlinderindicator (Van Swaay e.a., 2022) die na 1992 nog in Nederland in voldoende mate voorkwamen om een populatietrend te kunnen berekenen.
Data en trendanalyse per soort
De aantalsgegevens voor de populatietrends zijn ontleend aan het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarmee zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie; software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM).
Hierbij zijn alleen de meetpunten meegenomen die in graslanden liggen (in agrarische of half-natuurlijke graslanden)
Indicator
Om de indicatoren te berekenen zijn de indexcijfers van verspreiding en van populatie-aantallen meetkundig gemiddeld over alle soorten (Van Strien e.a., 2016). Meetkundig middelen betekent dat een halvering van de populatiegrootte van een soort wordt gecompenseerd door de verdubbeling van die van een andere soort.
Door de gemiddelde indexen is een flexibele trend berekend met een 95% betrouwbaarheidsinterval. Het betrouwbaarheidsinterval is gebaseerd op de betrouwbaarheid van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat e.a., 2017). Een breed betrouwbaarheidsinterval betekent dat er enkele of meerdere soorten zijn met minder betrouwbare indexcijfers (grote standaardfouten). Daardoor zal ook het jaarcijfer van de indicator minder betrouwbaar zijn en is het precieze verloop van de trendlijn minder goed te bepalen.
Een smal betrouwbaarheidsinterval betekent dat de indexcijfers van de meeste soorten heel betrouwbaar zijn (kleine standaardfouten). Ook indexcijfers van soorten die sterke jaar-op-jaar schommelingen vertonen, kunnen heel betrouwbaar zijn.
Uit de trendschattingen en betrouwbaarheidsintervallen daarvan zijn trendklassen afgeleid.
- Basistabel
De aantalsindexen vanaf 1992 van de afzonderlijke soorten met hun trendklasse staan in het xlsx- dan het wel het ods-bestand dat is te downloaden (zie download-icoontje rechtsboven de figuur).
- Geografische verdeling
Graslanden in natuur en agrarische gebieden.
- Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
- Achtergrondliteratuur
Knol, W.C., Kramer, H., Gijsbertse, H. (2004). Historisch Grondgebruik Nederland; een landelijke reconstructie van het grondgebruik rond 1900. Alterra-rapport 573, Alterra Wageningen UR.
Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81: 340-347.
Strien, A.J. van, et al. (2016). Modest recovery of biodiversity in a western European country: The Living Planet Index for the Netherlands. Biological Conservation 200: 44-50.
Strien A.J. van, C.A.M. van Swaay, W.T.F.H. van Strien-van Liempt, M.J.M.Poot, M.F.WallisDeVries (2019). Over a century of data reveal more than 80% decline in butterflies in the Netherlands. Biological Conservation 234: 116-124.Swaay, C.A.M. van, et al. (2022). The European Grassland Butterfly Indicator 1990-2020 Technical Report. Butterfly Conservation Europe & SPRING/eBMS (www.butterfly-monitoring.net) & Vlinderstichting report VS2022.039 Swaay, C.A.M. van, A.J. van Strien en C.L. Plate (2011). Europese indicator toont achteruitgang graslandvlinders. Landschap 28 (1): 4-14.
Swaay, C.A.M. van, T. Termaat, J. Kok, K. Huskens en M. Poot (2016). Vlinders en libellen geteld. Jaarverslag 2015. Rapport VS2016.001, De Vlinderstichting, Wageningen.
Szabo, J.K., Vesk, P.A., Baxter, P.W.J. en Possingham, H.P. (2010). Regional avian species declines estimated from volunteer-collected long-term data using List Length Analysis. Ecological Applications 20: 2157-2169.
Wereld Natuur Fonds. 2023. Living Planet Report Nederland. Kiezen voor natuurherstel. WWF-NL, Zeist.
- Opmerking
De soortselectie van de populatietrend is in versie 17 aangepast aan de soortselectie van de Europese graslandvlinderindicator: zilveren maan is verwijderd en klaverblauwtje toegevoegd.
Vanaf versie 18 is de graslandvlinderindicator gebaseerd op de landelijke trends van graslandvlinders, conform de Europees vastgestelde methodiek.
- Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2025). Trend van graslandvlinders, 1992-2024 (indicator 1181, versie 18, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.