Samenvattend overzicht van beleidsrelevante natuurindicatoren voor provincies en Rijk

Toestand van de biodiversiteit niet zo goed als beoogd, tekenen van herstel zichtbaar voor enkele ecosystemen en soorten.


De huidige toestand van soorten en ecosystemen in Nederland is nog niet zo goed als beoogd, maar er zijn wel tekenen van herstel zichtbaar voor enkele ecosystemen en soorten.

Dit blijkt uit het onderstaande schema van indicatoren over biodiversiteit. Eerst geven we een toelichting op het schema en vervolgens gaan we nader in op wat deze indicatoren ons vertellen over de toestand en trend van de biodiversiteit in Nederland.
Onderstaand schema presenteert een samenvattend overzicht van beleidsrelevante indicatoren op het nationale niveau. De indicatoren in het schema hebben betrekking op Nederland in totaal, maar zijn voor bijna alle indicatoren ook uitgewerkt op het provinciale schaalniveau (zie tabel onder het schema). Samen geven de indicatoren een beeld over de toestand en ontwikkeling van soorten en ecosystemen. Hierbij gaat het om de biodiversiteit in het algemeen én de internationaal belangrijke natuur: de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Om dit beeld goed te kunnen maken, is het van belang te weten welk deel van het beeld elke indicator laat zien, maar ook welk deel ontbreekt.

Indicatorcode en naam

Toestand

Trend

Provinciale uitsplitsing

1. Diersoorten op land (natuurgebieden) 53% i Stabiel i Diersoorten op land (natuurgebieden)provincies
2. Diersoorten op land (stedelijke gebieden) 50%i Afname i  
3. Diersoorten op land (agrarische gebieden) 51% i Afname i  
4. Soorten op Rode Lijst 61% i Stabiel i Soorten op Rode Lijst, provincies
5. Trend vogels Vogelrichtlijn 50% i Afname i Bijdrage vogels Vogelrichtlijn, provincies
Trend broedvogels Bijlage I Vogelrichtlijn, provincies
6. Staat van instandhouding soorten Habitatrichtlijn 26% i Toename i Bijdrage soorten Habitatrichtlijn, provincies
7. Ecosysteemkwaliteit gemiddeld (landnatuur en zoetwater) 38% i Stabiel i  
8. Ecosysteemkwaliteit areaal (landnatuur) 38% i Toename i Ecosysteemkwaliteit landnatuur, provincies
9. Staat van instandhouding habitattypen Habitatrichtlijn 12% i Stabiel i Bijdrage habitattypen Habitatrichtlijn, provincies
10. Biologische kwaliteit KRW-wateren 6% i Toename i Biologische kwaliteit KRW-wateren, provincies
11. Geschiktheid ruimtelijke condities (landnatuur) 55% i Stabiel i Geschiktheid ruimtelijke condities (landnatuur), provincies
12. Geschiktheid stikstofdepositie (stikstofgevoelige landnatuur) 9% i Stabiel i Geschiktheid stikstofdepositie (stikstofgevoelige landnatuur), provincies
13. Geschiktheid grondwaterstand (verdrogingsgevoelige landnatuur) 60% i Afname i Geschiktheid grondwaterstand (verdrogingsgevoelige landnatuur), provincies
Trend grondwaterstand (landnatuur), provincies
14. Geschiktheid zuurgraad bodem (verzuringsgevoelige landnatuur) 92% i Afname i Geschiktheid zuurgraad bodem (verzuringsgevoelige landnatuur), provincies
Trend zuurgraad bodem (landnatuur), provincies
15. Fysisch/chemische kwaliteit KRW-wateren 38% i Toename i  
Ex ante indicator      
17. VHR-doelbereik in 2027 (landnatuur)     Bijdrage VHR-doelbereik in 2027 (landnatuur), provincies
18. Geschiktheid milieu- & ruimtelijke condities in 2027 (landnatuur)     Geschiktheid milieu- & ruimtelijke condities in 2027 (landnatuur), provincies


Voor elke indicator wordt met halve-donutdiagrammen zowel de huidige situatie als de ontwikkeling van soorten en ecosystemen weergegeven; groen betekent dat deze als goed is beoordeeld, paars is niet goed. Daarnaast wordt met een pijl de richting van de ontwikkeling aangegeven waarbij het gaat om de recente trend. Dergelijke signalering is belangrijk voor beleidsmedewerkers, omdat het informatie biedt voor de verantwoording, ontwikkeling en bijsturing van beleid.

De tabel onder het schema geeft de mogelijkheid om naar de afzonderlijke indicatorpagina's van de weergegeven indicatoren te navigeren. De tabel geeft ook voor iedere indicator een korte uitleg bij de toestand en trend (zie 'i' in de tabel). In de tabel zijn ook de twee ex-ante, oftewel verkennende, indicatoren opgenomen. Ze schatten de mate van VHR-doelbereik in voor 2027 en de verbetering van ruimtelijke- en milieucondities indien het voorgenomen beleid geheel wordt uitgevoerd. Deze ex-ante inschatting is gemaakt in de eerste evaluatie van het Natuurpact (PBL & WUR 2017). Inmiddels zijn er veel nieuwe ontwikkelingen rondom het stikstofbeleid en de totstandkoming van het Klimaatakkoord. Hierdoor zijn deze inschattingen niet meer helemaal actueel. Het overzicht wordt ook gebruikt als input voor de Voortgangsrapportage Natuur waarbij een aantal indicatoren specifiek onder de aandacht worden gebracht.

De toestand van soorten en ecosystemen is nog niet goed, maar tekenen van herstel zijn zichtbaar

De huidige toestand van soorten en ecosystemen in Nederland is nog niet goed. Zo is volgens de Rode Lijst meer dan een derde van de soorten in Nederland nog bedreigd met uitsterven (zie tabel; indicator 4). Weliswaar zien we dat de helft van de kenmerkende diersoorten in natuurgebieden sinds 1990 vooruitgang vertoont of stabiel is gebleven, maar ook dat een bijna even groot deel in die periode achteruit is gegaan (indicator 1). In de afgelopen jaren treedt er verbetering op. Zo zijn er in de periode 2007 - 2018 meer soorten vooruit dan achteruit gegaan en is de trend van de populatieomvang de laatste 10 jaar stabiel (indicator 1). Voor de kenmerkende diersoorten in stedelijke- en agrarische gebieden geldt daarentegen een afname van de populatieomvang (indicator 2, 3). Als we specifiek kijken naar de VHR soorten dan blijkt de helft van de vogelsoorten een positieve trend te vertonen (indicator 5). Voor soorten uit de Habitatrichtlijn is de staat van instandhouding voor driekwart van de soorten ongunstig (indicator 6). Nog meer dan voor de soorten geldt dat de toestand van ecosystemen 'paars' en dus nog onvoldoende is. De huidige gemiddelde ecosysteemkwaliteit van landnatuur is iets meer dan een derde van wat het vroeger (rond 1950) was (indicator 7), en habitattypen van de Habitatrichtlijn verkeren nagenoeg allen in een ongunstige staat van instandhouding (indicator 9). Ook resteert een grote opgave voor de realisatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW); de biologische waterkwaliteit van de meeste waterlichamen van de KRW is nog onvoldoende (indicator 10).

Hoewel de toestand van soorten en ecosystemen nog onvoldoende is, laten recente ontwikkelingen tekenen van herstel zien. Sinds 2005 werd de Rode Lijst (4) niet veel langer of korter en raakten soorten ook niet meer of minder rood (mate van bedreiging) en metingen in natuurgebieden op land laten zien dat de populatieomvang van diersoorten gemiddeld stabiliseert (indicator 1). De populatieomvang van broedvogels van Bijlage I van de Vogelrichtlijn (VR) is eveneens in de periode 2007 - 2018 stabiel (indicator 5). Verder geldt een toename van het percentage Habitatrichtlijn soorten met gunstige staat in periode 2013 - 2018 t.o.v. 2007 - 2012 (indicator 6). Dat het voorzichtige herstel broos en beperkt is, laat eveneens de Rode Lijst zien (indicator 4). Sinds 2017 is er een toename van zowel het aantal bedreigde soorten als de gemiddelde mate van bedreiging. Positieve ontwikkelingen zien we ook op het niveau van ecosystemen. De laatste 10 jaar is er gemiddeld genomen sprake van stabilisatie van de ecosysteemkwaliteit voor landnatuur en een licht herstel voor waternatuur (indicator 7). Er zijn wel verschillen tussen de ecosysteemtypen en gebieden. Terwijl de afname van de kwaliteit van heide en moeras is gestopt, daalt de kwaliteit van de open duinen, het stedelijk en agrarisch gebied nog steeds. Bij de regionale wateren is er geen verbetering geweest van de biodiversiteit in de sloten (indicator 7), met 330.000 km slootlengte een belangrijk element voor de biodiversiteit in het agrarisch gebied. Ook de biologische kwaliteit van de regionale waterlichamen is bijna altijd matig, ontoereikend of slecht (indicator 10). De staat van instandhouding van habitattypen is daarentegen de laatste jaren niet verslechterd en stabiel (indicator 9). Ten slotte verbetert de biologische kwaliteit van regionale waterlichamen (indicator 10).

Inzet herstelmaatregelen door provincies leidt nog niet tot gewenst natuurherstel

Hoewel een landelijke analyse voor landnatuur laat zien dat herstelmaatregelen die provincies in het Natuurnetwerk hebben laten treffen werken voor de natte ecosystemen, leidt de inzet van herstelmaatregelen nog niet tot het gewenste natuurherstel in het Natuurnetwerk (Van der Hoek et al, 2020; PBL & WUR, 2020). De gemiddelde stabilisatie van de ecosysteemkwaliteit voor landnatuur (indicator 7) betekent nog geen natuurherstel of te wel verbetering én de gemiddelde stabilisatie geldt nog niet voor alle ecosysteemtypen en alle soortgroepen waaronder bijvoorbeeld de VHR-soorten. In oppervlakte gemeten geldt netto gezien wel een toename van de ecosysteemkwaliteit van landnatuur (indicator 8), circa 30 procent van het areaal aan landnatuur kent een toename van het aantal kwalificerende soorten vaatplanten, dagvlinders en broedvogels en circa 20 procent een afname. Maar er vindt geen netto herstel plaats van alle ecosystemen (indicator 8). Bij heide en open duin blijft voor het areaal de hoeveelheid kwalificerende soorten tussen de periode 2010-2017 en 2002-2009 gelijk en in moerassen en grasland neemt die hoeveelheid af. De hoeveelheid kwalificerende soorten in de bossen neemt sinds 2011 wel toe, maar dit komt vooral door natuurlijke verouderingsprocessen - zoals afbraak van dood hout en blad - waardoor er in bossen meer variatie ontstaat. Verder blijkt uit een vervolganalyse van de voor- en achteruitgang dat met name natuur met een (vrij) lage kwaliteit voor 2011 verbetert terwijl natuur die in de periode 2002-2009 een (vrij) hoge kwaliteit had achteruitgaat (indicator 8). Het is blijkbaar lastig om bestaande kwalitatief goede natuur te behouden. Dit geldt ook voor de biodiversiteit in de regionale wateren. Het belangrijkste herstel vindt plaats bij waterplanten in beken, kanalen en meren, waar eerst geen planten groeien komen ze sinds kort weer voor en hebben dan een positief effect op de biodiversiteit. Ook andere bovengenoemde beleidsrelevante natuurindicatoren geven aan dat er geen algeheel herstel plaatsvindt. Wel zien we dat veel biodiversiteit na een aanvankelijke daling minder hard daalt of stabiliseert vanaf circa de eerste jaren van dit millennium.

Huidige ruimtelijke- en milieucondities zijn nog belemmerend

Het uitblijven van het gewenste natuurherstel is niet alleen te wijten aan bijvoorbeeld het beperkte aantal, kleine schaal of time lag van de herstelmaatregelen (Van der Hoek et al, 2020). Er zijn veel andere factoren die niet of onvoldoende door de maatregelen worden beïnvloed en ervoor zorgen dat verbetering van alle ecosystemen en alle soortgroepen (nog) niet optreedt. Ruimtelijke- en milieucondities zijn bepalend voor de toestand van soorten en ecosystemen, en daarmee bepalend voor behoud en herstel van biodiversiteit. Voor veel soorten zijn de ruimtelijke- en de milieucondities door verdroging, vermesting, verzuring en versnippering nog niet op orde om deze soorten duurzaam in Nederland te behouden. Een aanzienlijk deel van de landnatuur bevat gebieden die nog te klein of te versnipperd zijn (indicator 11). Dat geldt ook voor het watersysteem waar een groot aantal wateren nog niet bereikbaar zijn. Weliswaar worden er vispassages aangelegd, waarmee de verbinding tussen wateren mogelijk zijn, maar door de negatieve effecten van stuwen is het watersysteem nog steeds sterk gefragmenteerd. De verklaring voor de gemiddeld lage natuurkwaliteit komt ook door ongunstige milieucondities. Het gaat dan met name om te hoge hoeveelheden aan stikstofdepositie (indicator 12), maar ook verdroging (indicator 13) en verzuring van de bodem (indicator 14) hebben een negatieve invloed. Voor de regionale wateren zijn hoge concentraties van de voedingsstoffen stikstof en fosfor en van bestrijdingsmiddelen beperkend voor de biodiversiteit. Hoewel de hoogte van de drukfactoren per provincie verschillen, spelen al deze factoren in elke provincie. Naast de bekende thema's zoals verdroging, versnippering, vermesting, verzuring, verontreiniging met toxische stoffen en tekort aan geschikt leefgebied zijn er ook andere oorzaken waardoor natuur zich nog niet herstelt. Daarbij kan gedacht worden aan gebrek aan natuurlijke dynamiek en klimaatverandering.

Provincies en Rijk richten zich met verder verbeteren condities op voortzetten natuurherstel

Het Rijk en de provincies hebben in het Natuurpact (EZ, 2013) de ambitie afgesproken de kwaliteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk te behouden door voldoende regulier natuurbeheer en te verbeteren door extra inspanningen te richten op (tijdelijke) herstelmaatregelen om onder andere de milieucondities te verbeteren. Ook is in het Natuurpact afgesproken dat de provincies in de periode 2011-2027 minimaal 80.000 hectare nieuwe natuur inrichten. Verder stellen Rijk en provincies als doel om een forse extra stap te zetten in de realisatie van de internationaal afgesproken biodiversiteitsdoelen (VHR en KRW). Indien alle voorgenomen maatregelen zullen worden uitgevoerd zullen de condities verbeteren (indicator 18), wat zal bijdragen aan het herstel van soorten en ecosystemen. Zo zal het aantal VHR soorten met geschikte condities om duurzaam voort te bestaan naar verwachting toenemen van circa 55% nu tot 65% na uitvoering van de plannen tot en met 2027 (indicator 17). Daarmee zijn nog niet alle soorten en ecosystemen veilig gesteld. Dit vergt het verder verbeteren van ruimtelijke- en milieucondities op het land en in het water evenals het creëren van geschikt leefgebied.

Zie ook:

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Samenvattend overzicht van provinciale natuurindicatoren
Omschrijving
Samenvattend overzicht van de toestand en trends van soorten en ecosystemen op basis van onderliggende indicatoren
Verantwoordelijk instituut
PBL (Dirk-Jan van der Hoek, Peter van Puijenbroek), WUR (Bart de Knegt, Marlies Sanders) & CBS (Richard Verweij)
Berekeningswijze
Zie onderliggende indicatoren en de tabel
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nationaal en provinciaal
Verschijningsfrequentie
Om de 3 jaar
Achtergrondliteratuur
PBL & WUR (2020), Lerende evaluatie van het Natuurpact 2020. Gezamenlijk de puzzel leggen voor natuur, economie en maatschappij, Den Haag: PBL.Hoek, D.-J. van der, B. de Knegt & P. Giesen (2020), Bijdrage van herstelmaatregelen aan verbeteren biodiversiteit in het Natuurnetwerk. Achtergrondrapport lerende evaluatie van het Natuurpact, Den Haag: PBL.PBL & WUR (2017), Lerende evaluatie van het Natuurpact. Naar nieuwe verbindingen tussen natuur, beleid en samenleving, PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag, 2017.
Opmerking
Vergeleken met de vorige versie is in deze versie de hoofdboodschap aangepast. Deze was: 'Tekenen van herstel van biodiversiteit zichtbaar maar ook signalen van verdere achteruitgang'. De nieuwe boodschap 'Toestand van de biodiversiteit niet zo goed als beoogd, tekenen van herstel zichtbaar voor enkele ecosystemen en soorten' geeft een scherper antwoord op de vraag wat de huidige situatie van de biodiversiteit is ten opzichte van het doel en welke ontwikkeling we zien.
Betrouwbaarheidscodering
Zie onderliggende indicatoren

Referentie van deze webpagina

CLO (2020). Samenvattend overzicht van beleidsrelevante natuurindicatoren voor provincies en Rijk (indicator 1617, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.