Kwaliteit en trend zuurgraad ecosystemen, 2016
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De kwaliteit van de bodem is in veel ecosystemen goed wat de zuurgraad betreft. Maar vooral in graslanden en moerassen voldoet de zuurgraad op een deel van het areaal nog niet. In alle ecosystemen treedt gemiddeld een lichte verzuring op.
Zuurgraad deel graslanden en moerassen niet gunstig
Als gevolg van depositie van verzurende stoffen uit de lucht kan de bodem in natuurgebieden verzuren en kunnen plantensoorten uit dat gebied verdwijnen. De zuurgraad kan ook beïnvloed worden door veranderingen in de waterhuishouding, bijvoorbeeld als de toevoer van basenrijke kwel wegvalt of door ophoping van organische stof in de humuslaag.
De trendlijnen laten zien dat de zuurgraad van de bodem landelijk daalt in alle ecosystemen, maar dat deze daling gering is. De daling in zuurgraad van de bodem is mogelijk het gevolg van natuurlijke successie en niet zozeer van verzurende depositie. Deze is namelijk gedaald in de afgelopen jaren. Daarmee blijkt verzuring een relatief beperkt probleem. In ongeveer een vijfde van het totaal areaal natuur is de zuurgraad van de bodem te laag. Locaties waar de zuurgraad momenteel als onvoldoende wordt beoordeeld, liggen vooral in moerassen. Een mogelijke verklaring is het proces van natuurlijke veroudering. Door de stapeling van organisch materiaal (veroudering) daalt de grondwaterstand en neemt de invloed van regenwater toe. Het moeras wordt daarom wat droger, voedselarmer en krijgt een lagere zuurgraad. In bossen, en in grotere mate in de duinen en de heide, zijn de milieucondities in termen van zuurgraad veelal goed.
Resultaten van beleid tegen verzuring
Om de effecten van vermesting en verzuring te voorkomen, richt het Nederlandse milieubeleid zich op vermindering van de emissie van vermestende en verzurende stoffen in Nederland en de omringende landen. De depositie van verzurende stoffen is vooral in de jaren tachtig sterk afgenomen door maatregelen aan de bron. Door nationaal maar ook internationaal milieubeleid is de lucht de laatste decennia schoner geworden, waardoor minder zuur en stikstof terecht komt op natuur (Van Herk et al., 2002; Buijsman et al., 2010). Onderzoek laat zien dat dankzij de verlaging van de zuurdepositie de bodemverzuring in verzuringsgevoelige zandgronden veel trager gaat dan vroeger. Er treedt nog wel verzuring op door ammoniakdepositie en door natuurlijke successie maar deze is van een veel geringere orde.
Voorkomen planten indicatief voor milieucondities
Door rechtstreekse metingen aan bodem en water kan worden vastgesteld in welke mate veranderingen in de milieucondities optreden en of huidige condities geschikt zijn voor een duurzaam voorkomen van de ecosystemen. Dergelijke meetgegevens zijn echter beperkt beschikbaar. Indirect kunnen de milieucondities ook geschat worden aan de hand van (veranderingen in) de aanwezigheid van plantensoorten. Planten stellen namelijk specifieke milieueisen aan hun voorkomen. De aangetroffen vegetatiesamenstelling in een gebied is daarmee indicatief voor de heersende milieucondities op standplaatsniveau.
Provincies en terreinbeheerders hebben in de 'Werkwijze monitoring en beoordeling' (WMBN) vastgelegd hoe de milieucondities kunnen worden bepaald. Vooruitlopend op een eerste meting door de provincies, brengen deze en de twee onderstaande indicatoren de huidige milieucondities in beeld.
- Milieukwaliteit van landnatuur: stikstofdepositie, 1994-2022
- Geschiktheid grondwaterstand verdrogingsgevoelige landnatuur, 2018
Beleid richt zich op verbeteren milieucondities
In internationaal verband heeft Nederland zich gecommitteerd aan de doelen van de Conventie voor Biologische Diversiteit, de EU-Vogel- en Habitatrichtlijn ((Natura 2000) en de EU-biodiversiteitstrategie. Het Rijk en de provincies hebben in het Natuurpact de ambitie afgesproken de kwaliteit van de natuur te verhogen door realisatie van het Natuurnetwerk en door extra inspanningen te richten op (herstel)beheer en maatregelen om water- en milieucondities te verbeteren.
Om de effecten van vermesting en verzuring te voorkomen, richt het Nederlandse milieubeleid zich op vermindering van de emissie van vermestende en verzurende stoffen in Nederland en de omringende landen. Door nationaal, maar ook internationaal milieubeleid is de lucht de laatste decennia schoner geworden, waardoor minder zuur en stikstof terecht komt op natuur (Buijsman et al., 2010). Toch is het bereikte resultaat nog onvoldoende voor het bereiken van goede condities voor ecosystemen en soorten.
Herstelmaatregelen om vermesting en verzuring tegen te gaan
Via de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) wordt met een combinatie van generiek en gebiedsgericht beleid gestreefd naar een afname van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Daarnaast worden er middelen verstrekt voor herstelmaatregelen in bestaande natuurgebieden om vermesting en verzuring tegen te gaan. Veel van deze maatregelen zijn ook gericht op bestrijding van verdroging. De huidige zuurgraad is immers niet alleen afhankelijk van de huidige depositie van vermestende stoffen maar ook van de verdroging, natuurlijke successie en van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater.
Bronnen
- BIJ12 (2014). Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS. Versie 05032014, BIJ12, Utrecht
- Buijsman, E., J.M.M. Aben, J.P. Hettelingh, A. van Hinsberg, R.B.A. Koelemeijer & R.J.M. Maas (2010) Zure regen. Een analyse van dertig jaar verzuringsproblematiek in Nederland. PBL Bilthoven.
- BIJ12 (2014). BIJLAGE I - bij: Toelichting Werkwijze EHS- en Natura 2000 / PAS Monitoring en Beoordeling, BIJ12, Utrecht
- BIJ12 (2014). BIJLAGE II - bij: Toelichting Werkwijze EHS- en Natura 2000 / PAS Monitoring en Beoordeling, BIJ12 Utrecht
- Dobben, H.F. van, R. Bobbink, D. Bal en A. van Hinsberg (2012). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2397.
- Herk, C.M. van, Aptroot, A. & Van Dobben, H.F. (2002) Long-term monitoring in the Netherlands suggests that lichens respond to global warming. Lichenologist, 34, 141-154
- Ministerie EZ (2013). Kamerbrief Natuurpact. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie, Den Haag.
- Ministerie van LNV (1990). Natuurbeleidsplan. Regeringsbeslissing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Den Haag.
- Sanders, M.E., G.W.W Wamelink, R.M.A. Wegman &, J. Clement (2016). Voortgang realisatie nationaal natuurbeleid. Technische achtergronden van een aantal indicatoren uit de digitale Balans van de Leefomgeving 2016. WOt-technical report 79. WOT Natuur & Milieu, WUR, Wageningen.
- Wamelink, G.W.W., Adrichem, M.H.C. van, Dobben, H.F. van, Frissel, J.Y., Held, M. den, Joosten, V., Malinowska, A.H., Slim, P.A. & R.J.M. Wegman. (2012). Vegetation relevés and soil measurements in the Netherlands; a database. Biodiversity and Ecology 4:125-132.
- Wamelink, G.W.W, Goedhart, P.W., Dobben, H.F van & F. Berendse (2005). Plant species as predictors of soil pH: replacing expert judgement by measurements. Journal of vegetation science 16:461-470.
- Wamelink, G.W.W., P.W. Goedhart, J.Y. Frissel, R.M.A. Wegman, P.A. Slim & H.F. van Dobben (2007). Response curves for plant species and vegetation types, Alterra Report 1489, Alterra, Wageningen
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2017). Kwaliteit en trend zuurgraad ecosystemen, 2016 (indicator 1593, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.