Dagvlinders van graslanden, 1992-2009

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Kenmerkende dagvlinders van graslanden zijn de laatste tijd zowel in agrarisch gebied als in natuurgebieden sterk achteruitgegaan.

Ontwikkeling in half-natuurlijke graslanden

Graslanden zijn het leefgebied van een aantal soorten dagvlinders. Deze vlinders komen vooral voor in niet of weinig bemeste graslanden, de zogenaamde half-natuurlijke graslanden. Tegenwoordig komen dergelijke graslanden vrijwel uitsluitend in natuurgebieden voor. Gemiddeld genomen gaan dagvlinders sinds 1992 in half-natuurlijke graslanden sterk achteruit.

Ontwikkeling in grasland agrarisch gebied

Ook in het agrarisch gebied gaan de dagvlinders achteruit. De soorten leven hier in grazige vegetaties op dijken, in perceelsranden en in wegbermen; op de agrarische graslanden zelf komen dagvlinders nog maar weinig voor.

Oorzaken achteruitgang

De oorzaken van de achteruitgang in grasland in het agrarische gebied zijn vermesting, verdroging, het intensievere gebruik van dijken en wellicht de versnippering. Daarnaast blijken dagvlinders erg gevoelig voor het gebruik van insecticiden op nabij gelegen percelen. Deze factoren spelen deels ook in de half-natuurlijke graslanden.

Bedreiging en bescherming

De dagvlinderssoorten bruin blauwtje, groot dikkopje, kleine parelmoervlinder en spiegeldikkopje staan op de Rode Lijst van dagvlinders.

Bronnen

  • Groenendijk, D., M. van Mannekers, M. Vaal en M. van den Berg (2002). Butterflies and insecticides: a review and risk analysis of modern Dutch practice. Proc. Section Exper. Appl. Entomol. of the Netherlands Entomological Society (13): 29-34.
  • Swaay, C.A.M. van, D. Groenendijk en C.L. Plate (2010). Vlinders en libellen geteld: jaarverslag 2009. Rapport VS2010.001. De Vlinderstichting, Wageningen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Dagvlinders van graslanden
Omschrijving
Ontwikkeling van dagvlinder in graslanden in natuurgebieden en agrarisch gebied
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index van de volgende 15 dagvlinders (1992 = 100):argusvlinder, bruin blauwtje (tweede generatie), bruin zandoogje, geelsprietdikkopje, groot dikkopje, hooibeestje, icarusblauwtje, klein geaderd witje, kleine parelmoervlinder, kleine vuurvlinder, koevinkje, oranje zandoogje, oranjetipje, spiegeldikkopje en zwartsprietdikkopje.De cijfers zijn afkomstig uit het landelijk meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring. Als half-natuurlijke graslanden zijn hier de meetpunten genomen die in natuurgebieden liggen en graslanden betreffen.
Basistabel
De index van de betrokken soorten met hun trend staan op het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Groenendijk, D., M. van Mannekers, M. Vaal en M. van den Berg (2002). Butterflies and insecticides: a review and risk analysis of modern Dutch practice. Proc. Section Exper. Appl. Entomol. of the Netherlands Entomological Society (13): 29-34.

Swaay, C.A.M. van, D. Groenendijk en C.L. Plate (2010). Vlinders en libellen geteld: jaarverslag 2009. Rapport VS2010.001. De Vlinderstichting, Wageningen.
Opmerking
Door de keuze van basisjaar 2000 in plaats van 1992 is het uiterlijk van de figuur sterk gewijzigd.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
17
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2010). Dagvlinders van graslanden, 1992-2009 (indicator 1181, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.