Klimaatverandering: oorzaken en effecten
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Menselijk handelen leidt tot verhoogde concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer. Dit verstoort de energiebalans van de aarde en leidt tot verandering van het klimaat.
Het broeikaseffect is een natuurlijk fenomeen
De temperatuur op aarde is voor een belangrijk deel afhankelijk van de aanwezigheid van zogenaamde broeikasgassen in de atmosfeer. Deze stoffen houden de warmtestraling van de aarde gedeeltelijk vast, de zogenaamde broeikaswerking. De belangrijke broeikasgassen zijn waterdamp (H2O), koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), ozon (O3), distikstofoxide of lachgas (N2O) en gehalogeneerde koolwaterstoffen. Deze stoffen komen van nature al voor in de atmosfeer en worden gevormd en afgebroken door natuurlijke processen. Door de aanwezigheid van broeikasgassen in de atmosfeer is de temperatuur aan het aardoppervlak gemiddeld circa 14 °C. Zonder broeikasgassen zou de temperatuur op aarde rond de -18 °C zijn.
Versterkt broeikaseffect door menselijke invloed
Het natuurlijke evenwicht wordt verstoord door antropogene emissies. Hierdoor nemen de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer toe. Dit kan leiden tot extra opwarming van de atmosfeer en het aardoppervlak. Om deze reden spreekt men ook wel van het versterkte broeikaseffect. De waargenomen stijging van de temperatuur op aarde in de laatste 50 jaar is waarschijnlijk voor het grootste deel veroorzaakt door de toename van broeikasgassen.
Van de broeikasgassen draagt koolstofdioxide voor meer dan 60% bij aan de menselijke beïnvloeding van het klimaat. Koolstofdioxide komt vrij bij verbranding van fossiele brandstoffen zoals olie, kolen en gas en bij ontbossing. Sinds het begin van de industriële revolutie (circa 1750) is de concentratie van koolstofdoxide in de atmosfeer met zo'n 34% gestegen. De helft van deze toename vond plaats na 1970. Ook methaan, distikstofoxide en gehalogeneerde koolwaterstoffen komen vrij door menselijk handelen en dragen bij aan het versterkte broeikaseffect.
Effecten van klimaatverandering
De gevolgen van klimaatverandering door het versterkte broeikaseffect kunnen ingrijpend zijn. Stijging van de zeespiegel en veranderingen in de waterhuishouding, zoals verandering van gemiddelde neerslag en extremen, zijn mogelijke effecten van klimaatverandering. Wereldwijde ecologische, economische en sociale veranderingen kunnen daardoor optreden.
In de natuur treden al veranderingen in ecosystemen op, die verband lijken te houden met de klimaatverandering. Ook zijn op mondiale schaal gletsjers in lengte afgenomen en is de hoeveelheid zeeijs rond de Noordpool fors verminderd. Het is zeer waarschijnlijk dat de temperatuurtoename in de 20e eeuw significant heeft bijgedragen aan de waargenomen stijging van de zeespiegel. Dit is een gevolg van de thermische uitzetting van het zeewater en het wegsmelten van landijs.
Reactie klimaatsysteem op broeikaseffect
Door de trage reactie van het klimaatsysteem en door natuurlijke variaties, worden de gevolgen van menselijke beïnvloeding van het klimaat pas na lange tijd zichtbaar. Toch zijn in de afgelopen 15 jaar gemiddeld op aarde de hoogste temperaturen waargenomen sinds 1880. Dit is ook in Nederland het geval.
Klimaatverdrag en Kyoto-protocol
Het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties heeft als doel om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te stabiliseren op een niveau waarbij een gevaarlijke menselijke beïnvloeding van het klimaat wordt vermeden. Dit betekent dat op termijn (in 2100) de mondiale emissies van broeikasgassen met circa 40-50% moeten dalen ten opzichte van 1990.
In 1997 is het Klimaatverdrag uitgebreid met het Kyoto-protocol. In het Kyoto-protocol zijn afspraken gemaakt over de reductie van de emissies van broeikasgassen. Het doel is het bereiken van een gemiddelde emissiereductie van broeikasgassen van de geïndustrialiseerde landen met 5,2% over de periode 2008-2012 ten opzicht van 1990. Voor de EU als geheel is de reductiedoelstelling 8%, en voor Nederland 6%. Het Kyoto-protocol kan worden gezien als een eerste bescheiden stap om stabilisatie van broeikasgasconcentraties te bereiken.
Rapportages over het broeikaseffect
Het Intergovernementele Panel voor Klimaatverandering (IPCC) beschrijft om de paar jaar de wetenschappelijke kennis van het versterkt broeikaseffect, de mogelijke effecten en de beleidsopties.
Bronnen
- IPCC (2001). Climate Change 2001; IPCC Third Assessment Report. IPCC, 2001, Geneve.
- UNFCCC (1992). Raamverdrag klimaatverandering van de Verenigde Naties. Rio de Janeiro, 1992.
- UNFCCC (1997). Kyoto Protocol to the United Nations Framework Convention on Climate Change. Kyoto, 11 december 1997. Link naar PDF-file. Link naar HTML-versie.
Relevante informatie
- Informatie over het Klimaatverdrag en het Kyoto-protocol vindt u op de website van de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC).
- Informatie over het klimaatbeleid van Nederland staat op de website van het Ministerie van VROM.
- Meer informatie over gevolgen van klimaatverandering op het weer is te vinden op de website van het KNMI.
- Meer informatie over klimaatverandering en concentraties van broeikasgassen is te vinden op de websites van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) en ETC/ACC (European Topic Center on Air and Climate Change).
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen voor het Kyoto-protocol zijn te vinden in Milieubalans 2005 en Milieuverkenning 2000-2030, beide van het MNP.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2006). Klimaatverandering: oorzaken en effecten (indicator 0163, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.