Groen in de stad, 2022

In de stedelijke ontwikkeling van de laatste honderd jaar in Nederland neemt het aandeel groen tot ongeveer 1970 toe van circa 20 tot ongeveer 45%. De laatste 50 jaar is er meer diversiteit in het aandeel groen, waarbij villawijken tweemaal zoveel groen hebben als vernieuwde volksbuurten. 

Aandeel groen in de stad afhankelijk van type wijk en bouwjaar

Het aandeel privaat en publiek groen in verschillende wijktypen neemt in de loop van de tijd gemiddeld genomen toe. Het aandeel groen is het laagst in de historische binnensteden gebouwd voor 1910, namelijk 20%. Bij later gebouwde wijken is dat aandeel hoger. De stedelijke bouwblokken en volkswijken hebben gemiddeld 27% groen en de tuindorpen gebouwd tussen 1910 en 1940 39%. In de vooroorlogse woonwijken en tuinstadlaagbouwwijken ligt het gemiddelde percentage groen op circa 43%. Het percentage groen is met 45% voor de naoorlogse woonwijken en met 47% voor tuinstadhoogbouw iets hoger. De bloemkoolwijken van de jaren ‘80 scoren met 48% groen net iets hoger dan de tuinstadhoogbouw en wijken van de jaren ‘60. De suburbane uitbreidingen en Vinexwijken van rond de eeuwwisseling zitten met 44% groen echter op een vergelijkbaar niveau als de woningen uit de jaren ‘60. Het lijkt er op dat het aandeel groen in de meest recente wijken gemiddeld genomen wat afneemt.

De ‘gewone’ hoogbouw van na 1960 vormt een uitzondering met gemiddeld maar 39% groen. De variatie in het aandeel groen in deze wijken is echter hoger dan in andere wijken. Dit betekent dat er wijken binnen dit wijktype zijn met veel minder, maar ook veel meer groen. Wijken met een hoger aandeel groen, kunnen een voorbeeldfunctie vervullen voor het stellen van doelen in relatie tot het vergroten van het aandeel groen in het stedelijk gebied. Bij eerdere stadsvernieuwing lijkt daar weinig aandacht voor te zijn geweest. Zo hebben de vernieuwde wijken van rond 1975 een percentage groen van maar 29% dat nauwelijks hoger is dan het percentage in de volkswijken van de twintiger jaren (27%). Bij de stadvernieuwing lijkt er geen ruimte te zijn genomen om extra groen aan te leggen. Een aandachtspunt bij stadsuitbreiding en stedelijke vernieuwing is de wijze waarop stedelijke verdichting wordt gerealiseerd. Stadsverdichting brengt een risico mee van verdere verstening en het verlies van groen en waterpartijen in de stad.

Beleidsdoelstellingen voor groen in de stad

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) spreekt de Rijksoverheid een voorkeur uit voor bouwen binnen bestaand bebouwd gebied en is ervoor gekozen om aanbod en kwaliteit van groen in de stad te versterken. Een groene ‘aankleding’ draagt niet alleen bij aan de gezondheid en het sociaal welbevinden van de inwoners, maar kan ook cruciaal zijn bij het opvangen en voorkomen van negatieve effecten van klimaatverandering (wateropvang en hittestress) en bij het bevorderen van de biodiversiteit. Zo is het stedelijk gebied voor veel soorten vogels van belang als leefgebied.

Ook in EU-verband zijn er doelstellingen voor groen in stedelijke ecosystemen: geen nettoverlies aan groene stedelijke ruimte tegen 2030, en een toename van het totale gebied dat door groene stedelijke ruimte wordt bestreken tegen 2040 en 2050 (EU herstelwet). Maar ook het behoud van biodiversiteit in het stedelijk gebied is een doelstelling van de Conventie voor Biologische Diversiteit (CBD): het oppervlak en de kwaliteit van groene en blauwe ruimten in stedelijke gebieden aanzienlijk en op duurzame wijze vergroten, door het behoud en het duurzame gebruik van deze ruimten en door biodiversiteitsinclusieve stadsplanning. In internationaal verband heeft Nederland zich gecommitteerd aan de doelen in deze verdragen en richtlijnen. 

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Groen in de stad, 2022

Omschrijving

Percentage groen in de stad per wijktype

Verantwoordelijk instituut

WUR Auteurs: Jaap van Os, Hans Roelofsen, Bart de Knegt, Joop Spijker, Rolf Michels, Marlies Sanders

Berekeningswijze

Groenkaart 2022

Voor de Atlas Natuurlijk Kapitaal heeft het RIVM op basis van AHN, BAG en Luchtfoto’s (NDVI) een zogenaamde groenkaart gemaakt, waarmee per 10*10 m grid het aandeel groen is bepaald. Het gaat dan om bomen, struiken en gras / kruiden. Met deze meting komt zowel het publieke als private groen in beeld. Hoewel het kaartbeeld met 10*10 m voor de bebouwde omgeving vrij grof lijkt, zijn de gebruikte bronnen veel nauwkeuriger: de resolutie bedraagt minder dan 0,5 m, wat een nauwkeurige meting van het groen mogelijk maakt. Op basis van een momentopname kunnen de ruimtelijke verschillen in groen binnen een stad of woonkern in beeld worden gebracht. 

Monitoring van groen in de stad is niet uitgevoerd, omdat de seizoens- en weereffecten per jaar te groot zijn voor nauwkeurige en betrouwbare ontwikkelingen in de tijd.

 

Wijktypologie

De gekozen wijktypologie is afkomstig van de Klimaateffectatlas (KEA). Deze atlas onderscheidt 14 wijktypen, volgens de indeling van Kleerenkoper (2016). Via een computermodel is op straatniveau (PC6) een typering gekozen, op basis van kenmerken zoals bouwjaar, bouwhoogte, woningdichtheid, percentage groen en functie van de bebouwing. Vervolgens is een aggregatie gemaakt naar buurtniveau op basis van het meest voorkomende wijktype. In sommige buurten was de variatie zo groot, dat het wijktype onbepaald is gebleven (overige wijken).

Op basis van een groenkaart van Atlas Natuurlijk Kapitaal van het RIVM en een wijktypologie van de Klimaateffectatlas, is een ruimtelijk combinatie gemaakt, en het gemiddelde percentage groen per wijktype bepaald. 

Uitgaande van een normale verdeling geeft de standaarddeviatie aan dat 68% van de waarnemingen binnen de bandbreedte van het gemiddelde +/- de standaarddeviatie valt. Dit betekent dat 16% van de waarnemingen lager is dan het gemiddelde minus de standaarddeviatie en 16% hoger dan het gemiddelde plus de standaarddeviatie.

Basistabel

RIVM - Atlas Natuurlijk Kapitaal (ANK) - Conditie - Groenkaart van Nederland 5 m resolutie. 

Geografische verdeling

Nederland

Andere variabelen

Voor de wijktypologie de Klimaateffectatlas (KEA): https://www.klimaateffectatlas.nl/nl/wijktypologie

Verschijningsfrequentie

2-4 jaarlijks

Opmerking

Opmerking 1: Twee wijkcategorieën zijn verwijderd omdat ze niet relevant zijn voor deze analyse: Buitengebied aangelegd in 1945 en 'groen' aangelegd rondom 1964. In de wijken die als ‘groen’ zijn betiteld, staan nauwelijks of geen gebouwen; dit betreft bv stadsparken, die hierdoor niet als onderdeel van de buurt beschouwd worden. Deze categorieën worden echter wel gebruikt in de KlimaatEffect atlas.

Opmerking 2: Omdat het percentage groen ook al is meegenomen in de wijktypebepaling lijkt er sprake te zijn van een cirkelredenering als we vervolgens de wijktypen weer gaan scoren op het percentage groen. Het blijkt echter dat de percentages gras, struiken en bomen pas als 14e tot 20e bepalende variabelen in het model komen; kenmerken als bouwjaar en hoogte blijken veel meer bepalend.

Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of ex-trapolatie van andere metingen

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Groen in de stad, 2022 (indicator 3008, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.