Aantal woningen op in 2100 verwachte ongunstige locaties door toename neerslag en bodemdaling, 2000-2023

Het oppervlak van gebieden die kwetsbaar zijn door risico’s op wateroverlast en regionale overstroming neemt toe van 470.000 hectare in 2021 tot 690.000 hectare in 2100. Het betreft gebieden met relatief hoge grondwaterstand en in de buurt van bepaalde regionale waterlopen. Daar kan bij zware regenval wateroverlast of zelfs overstromingsgevaar ontstaan voor aanwezige woningen. Het aantal woningen op in 2100 verwachte ongunstige locaties vanwege waterhuishouding en bodemdaling nam in de periode 2000-2023 toe van circa 526.000 naar 684.000, vooral in Noord- en Zuid-Holland en Limburg.

Ontwikkeling woningbouw op ongunstige locaties vanwege waterhuishouding en bodemdaling

Binnen deze gebieden (ongunstige locaties) is de ontwikkeling van het aantal woningen tussen 2000 en 2023 in beeld gebracht. Het aantal woningen op ongunstige locaties vanwege waterhuishouding nam in die periode toe van circa 526.000 naar 684.000.  Het aandeel woningen in deze gebieden ten opzichte van Nederland als geheel nam licht toe; van 8,5 procent in 2000 naar 9,2 procent in 2023.

Meer risico op wateroverlast en regionale overstromingen voor woningen door toename neerslag en bodemdaling

Als gevolg van tot 2100 toenemende neerslag en bodemdaling zal het aantal woningen in natte (binnendijkse) gebieden en in de buurt van regionale waterlopen toenemen. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor wateroverlast en/of regionale overstroming. 

Het aantal woningen dat in 2023 op deze huidige en in 2100 ‘verwachte ongunstige locaties 2100’ staat is geteld door CBS. Ook heeft CBS de ontwikkeling van het aantal woningen in ‘natte gebieden 2100’ geteld voor de periode 2000 tot en met 2023. 

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft aan dat bij ontwikkeling van nieuwe verstedelijkingslocaties ‘ongunstige locaties vanwege waterhuishouding of bodemdaling’ (bijvoorbeeld in diepe polders, veenbodems of op slappe grond) worden vermeden tenzij op die locaties maatregelen worden getroffen om het ongunstige effect te vermijden/verminderen. Dergelijke maatregelen zijn in de indicator niet meegenomen, omdat deze maatregelen locatie-specifiek zijn. De gepresenteerde aantallen woningen betreffen daarom een ‘worst-case’ situatie.
De NOVI bevat, net zoals andere beleidsnota’s, geen beleidskaart waarop deze gebieden staan aangeduid. Om een indicatief beeld te kunnen geven van de aantallen woningen op ongunstige locaties is gebruik gemaakt van een kaart met natte gebieden 2100 uit het rapport 'Op Waterbasis' (Deltares et al. 2021). Deze kaart betreft gebieden met de hoogste grondwaterstand binnen 30 cm onder maaiveld; weinig bergingscapaciteit en grote kans op wateroverlast. In 2021 was dat 470.000 ha, toenemend tot 530.000 ha in 2050 en tot 690.000 ha in 2100 (van circa 13 tot circa 20% van het oppervlak in Nederland). Deze gebieden bestaan vooral uit de veenweidegebieden, enkele van de diepste delen van droogmakerijen, beekdalen en kwelgebieden langs de hogere gronden van onder andere de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug. 

Bepaalde gebieden in het regionale watersysteem die gevoelig zijn voor overstroming en relevant zijn uit oogpunt van waterveiligheid maken ook deel uit van de genoemde hectaren (IenW 2022). Dit betreft gebieden in zogenaamde type D1 watersystemen die zijn vastgesteld in het ‘Ontwerp overstromingsrisico-beheerplan Rijn, Maas, Schelde en Eems’. Type D1 komt alleen voor in het Rijnstroomgebied (langs de Linge) en het Maasstroomgebied (langs de Roer, Gulp, Geul en Geleenbeek). 
Inmiddels hebben IenW en BZK een Ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving uitgebracht (IenW en BZK 2024). Omdat deze publicatie geen beleidsstatus heeft en op onderdelen afwijkt van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving en provinciale kaarten, hebben we er nog geen gebruik gemaakt.

Onderschatting van het aantal ongunstige locaties

De hier gepresenteerde ontwikkeling van het aantal woningen op ongunstige locaties is indicatief en een onderschatting van de totale omvang in Nederland. Dit komt doordat we voor de (oude) steden geen bodemdalingsberekeningen hebben, omdat daarvoor de bodemkaart ontbreekt. 
Ook panden op de kleigronden kunnen door droogte en lage rivierwaterstanden last hebben van bodemdaling en wateroverlast. Dit is voor het eerst na de droogte in 2018 naar voren gekomen. Vooralsnog ontbreekt de kennis om aan te geven welke woningen hiervoor kwetsbaar zijn in het rivierengebied. Deze gebieden staan niet op de kaart en zijn niet meegenomen bij de berekening van het aantal woningen op ongunstige locaties. 

Ontwikkeling per provincie

De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg kennen in absolute zin de meeste woningen in gebieden die ongunstig zijn voor woningen vanwege waterhuishouding en bodemdaling. Deze provincies en Friesland kennen ook het grootste relatieve aandeel woningen in deze gebieden; in 2023 was dit in Noord-Holland 12,1%, Zuid-Holland 15,7%, Limburg 18,9% en in Friesland 11,7%. Het percentage ongunstige locaties is in de provincies Zuid-Holland, Friesland en Utrecht het grootst (bijna 40% van het oppervlak). 

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Woningbouw ontwikkeling op ongunstige locaties voor waterhuishouding of bodemdaling

Omschrijving

Het aantal nieuwe woningen dat gebouwd is op ongunstige locaties voor waterhuishouding of bodemdaling. Ongunstige locaties zijn beschreven in ‘Op waterbasis’ (Deltares e.a. 2021) 

Verantwoordelijk instituut

Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

Berekeningswijze

Met ingang van 2012 stelt het CBS de woningvoorraad vast op basis van gegevens uit de BAG Basisregistratie Adressen en Gebouwen (Kadaster) die de registratie van woningen via het Woningregister van het CBS vervangt. Deze cijfers sluiten niet aan op oude statistieken, er is sprake van een trendbreuk. Per saldo registreert de BAG meer verblijfsobjecten met minimaal een woonfunctie. 

 

Daarnaast kunnen administratieve onzuiverheden die met de opstart van de BAG te maken hebben, leiden tot een onjuiste volgtijdelijke vergelijking zoals die in de MIR 2016 wordt toegepast. Vandaar dat een aantal additionele correcties toegepast zijn op stand gegevens die CBS heeft gepubliceerd op basis van de BAG. Met deze correcties zijn de standen van 1 januari 2012, 1 januari 2014 en 1 januari 2015 van de BAG opgehoogd of verlaagd. Hiermee wordt voorkomen dat verschillen in tijdigheid van mutaties in het Woningregister en de BAG leidt tot een onjuiste interpretatie van groei of afname. Meer informatie is opgenomen in trendbreuk woningvoorraad.

 

Voor het vaststellen van het aantal woningen dat gebouwd is op ongunstige locaties is gebruikt gemaakt van de ‘Nat Nederland 2100’ uit het Deltares rapport ‘Op waterbasis’ (met 690.000 ha aan gebied kwetsbaar voor waterhuishouding en bodemdaling).

Basistabel

-

Geografische verdeling

Nederland

Verschijningsfrequentie

2-jaarlijks

Betrouwbaarheidscodering

Ontwikkelingen in het kustfundament: telling op basis van Woningregistratie van het CBS. Vanaf 2012 is de bron daarvan gewijzigd waardoor er een trendbreuk  optreedt; trendbreuk woningvoorraad.

Informatie over betrouwbaarheid van BAG data is opgenomen in: https://www.kadaster.nl/zakelijk/registraties/basisregistraties/bag/over-bag

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Aantal woningen op in 2100 verwachte ongunstige locaties door toename neerslag en bodemdaling, 2000-2023 (indicator 2212, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.