Beschikbaarheid hoofdinfrastructuur, 2010-2016
Het hoofdwegennet en het hoofdvaarwegennet voldeden in 2010-2016 aan de gestelde normen voor beschikbaarheid: het hoofdwegennet zat ruim boven de norm en het vaarwegennet er net op. De beschikbaarheid van het spoorwegennet bleef de gehele periode net boven of op de gehanteerde norm.
Beschikbaarheid van het hoofdwegennet voldoet aan de norm
Sinds 2013 wordt de beschikbaarheid van het hoofdwegennet gemonitord met de indicator 'technische beschikbaarheid van de hoofdinfrastructuur in percentage tijd'. Deze indicator geeft aan in hoeverre de hoofdinfrastructuur in staat is om zijn functie volledig te kunnen uitvoeren, dat wil zeggen volledig gebruikt kan worden. De hoogte van de norm is in 2012 bepaald aan de hand van gegevens uit 2011 en 2012. Die gegevens waren echter onvoldoende representatief, waardoor de norm te laag was. Voor de jaren vanaf 2017 is de norm naar boven bijgesteld op basis van de ervaringen met de indicator in de voorgaande jaren.
Voor het hoofdwegennet ligt de technische beschikbaarheid, met minimaal 98 procent, vanaf 2013 ruim boven de normwaarde.
Hoofdvaarwegennet voldoet aan norm voor stremmingen
Ook de beschikbaarheid van het hoofdvaarwegennet wordt gemonitord met de indicator 'technische beschikbaarheid van de hoofdinfrastructuur in percentage tijd'. Het is nu echter nog niet mogelijk om deze indicator goed te meten. Totdat dit wel het geval is wordt de score bepaald door te kijken naar de som van geplande en ongeplande stremmingen op objecten. Deze indicator scoort sinds 2013 precies volgens de gestelde norm.
Spoorwegennet voldoet aan de norm
De beschikbaarheid van het spoorwegennet wordt sinds 2010 gemonitord met de indicator 'geleverde treinpaden'. Dat zijn de gerealiseerde treinpaden voor alle reizigersvervoerders plus de niet-gerealiseerde treinpaden waarvan de vervoerders de veroorzaker zijn. De gemiddelde jaarlijkse beschikbaarheid van het spoor ligt over de tijd gemeten vrij constant rond de 98 procent, en voldoet daarmee aan de norm.
Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen:
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar).
- Nationaal belang: Het in standhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen.
- Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit (bijlage 6 van de SVIR).
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte noemt goed beheer en onderhoud van het bestaande, internationaal vergeleken zeer zwaar belaste hoofdinfrastructuurnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen een basisvoorwaarde voor een robuust mobiliteitssysteem. Betrouwbare netwerken zijn van groot belang.
Bronnen
- Rijksbegroting 2017. Hierin staat de verwijzing naar de bron RWS.
- Prorail. Beheerplan 2017
- IenM (2012). Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Den haag; Ministerie Infrastructuur en Milieu.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Beschikbaarheid hoofdinfrastructuur
- Omschrijving
- Onderhoudssituatie van de hoofdinfrastructuurwerken (hoofwegen, spoorwegen en hoofdvaarwegen)
- Verantwoordelijk instituut
- Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM), auteur: Peter Jorritsma
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Nederland
- Verschijningsfrequentie
- tweejaarlijks
- Betrouwbaarheidscodering
- Beschikbaarheid hoofdwegennet: Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd. Beschikbaarheid hoofdvaarwegennet: Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.Beschikbaarheid spoorwegennet: Integrale waarneming.
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2018). Beschikbaarheid hoofdinfrastructuur, 2010-2016 (indicator 2156, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.