Wonen binnen bestaand bebouwd gebied, 2000 - 2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Het aandeel uitbreiding van de woningvoorraad binnen het bestaand bebouwd gebied van 2000 lag na 2006 voor heel Nederland boven de streefwaarde van 40 procent. Na een jarenlange gestage afname van het aantal inwoners binnen het bebouwd gebied neemt tussen 2010 en 2012 het aantal inwoners binnen het bestaand bebouwd gebied weer toe.

Woningvoorraad binnen bestaand bebouwd gebied

De Nota Ruimte stelde als streefwaarde dat ten minste 40 procent van de nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand bebouwd gebied zou moeten plaatsvinden. Dit doel is losgelaten met de inwerkingtreding van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Bij de uitbreiding van de woningvoorraad lag voor heel Nederland het aandeel extra woningen binnen bebouwd gebied, vanaf 2006 boven de streefwaarde van 40 procent. In de provincies Drenthe, Overijssel, Flevoland, Utrecht en Zuid-Holland was dit aandeel gedurende meerdere analyseperioden kleiner dan 40 procent. De hoge aandelen in de periode 2000-2002 worden veroorzaakt door het afbouwen van uitleglocaties. Doordat de begrenzing van bebouwd gebied in 2000 is vastgesteld, lagen ook deze nieuwbouwlocaties die in uitvoering zijn, binnen deze grens.

Inwoners binnen bestaand bebouwd gebied

Terwijl het aantal woningen binnen het bebouwd gebied toenam, nam tot 2010 tegelijkertijd het aantal inwoners af. Het proces van huishoudensverdunning ging harder dan de uitbreiding van de woningvoorraad (zie ook Nabielek et al. 2012). Maar in de periode tussen 2008 en 2010 is het aantal inwoners binnen het bebouwd gebied in de provincies Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland weer toegenomen. En in de periode 2010 - 2012 neemt naast in de drie reeds genoemde provincies ook in Groningen en Noord-Brabant het aantal inwoners binnen bebouwd gebied weer toe. Als we nader bekijken in welke gemeenten de inwoners binnen het bebouwd gebied zijn toegenomen dan blijken er grote verschillen tussen gemeenten te bestaan. Met name in grote steden als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven, Enschede, Zwolle en Maastricht is het aantal inwoners binnen het bebouwd gebied na een periode van afname weer toegenomen. In deze steden is ook de gemiddelde woningbezetting toegenomen. In de steden Utrecht, Groningen, Breda, Hilversum is het aantal inwoners binnen het bebouwd gebied gedurende de gehele periode 2000 - 2012 niet afgenomen, terwijl in bijvoorbeeld Almere, Emmen, Zoetermeer, Spijkenisse, Heerlen en Sittard-Geleen, nog steeds sprake is van een afname van het aantal inwoners binnen het bebouwd gebied. In provincies waar de bevolking krimpt (Limburg tussen 2002 en 2010, Groningen tussen 2004 en 2008 en Drenthe tussen 2010 en 2012) neemt het aantal inwoners binnen het bebouwd gebied af (uitgezonderd Groningen stad). Tegelijkertijd is er een toename van het aantal inwoners buiten het bebouwd gebied.

Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De minister van IenM heeft aan de Tweede Kamer toegezegd ook de doelen uit de Nota Ruimte die in de SVIR zijn losgelaten, te blijven monitoren. Het gaat hierbij om beleid waarvan de minister tijdens de Kamerbehandeling van de ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte expliciet heeft aangegeven dat het niet is gedecentraliseerd, maar is 'losgelaten'. Het beleid is niet expliciet overgedragen aan de decentrale overheden, daardoor staat het hen vrij dit beleid te continueren dan wel te wijzigen of te beëindigen. Het betreft hier dan ook nadrukkelijk een indicator van losgelaten rijksbeleid, en niet van beleid van andere overheden. Voor het monitoren van dit losgelaten rijksbeleid is gebruik gemaakt van bestaande indicatoren uit de voormalige Monitor Nota Ruimte die, vaak in gewijzigde vorm, zijn geactualiseerd. Het gaat om indicatoren op het gebied van verstedelijking (bundeling en verdichting) en open ruimte en landschap (ruimtelijke ontwikkelingen in Rijksbufferzones en Nationale Landschappen).

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aandeel uitbreiding wonen (woningen en inwoners) binnen bebouwd gebied 2000, 2000-2010
Omschrijving
Het aandeel uitbreiding woningen en inwoners binnen bebouwd gebied 2000 tussen 2000 en 2010 uitgesplitst naar provincies.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en CBS
Berekeningswijze
Woningen en wooneenheden uit het woningregister van het CBS en inwoners uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) zijn via koppeling met het basisregister adressen en gebouwen (BAG) van coördinaten voorzien. Vervolgens is door het CBS de ligging ten opzichte van bestaand bebouwd gebied 2000 bepaald. Verandering van aantallen binnen en buiten bebouwd gebied zijn berekend en de aandelen binnen bebouwd gebied per provincie.
Basistabel
CBS Woningregister en gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
Geografische verdeling
Nederland, provincies
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
Als gevolg van nieuwe berekeningswijze van het CBS, waarbij woningen en wooneenheden als woningvoorraad zijn samengenomen, wijken de gegevens af van in eerdere versies van deze indicator gepresenteerde cijfers.Ook is een herziene begrenzing van het bebouwd gebied 2000 gebruikt (gebaseerd op het gecorrigeerde CBS bestand bodemgebruik 2000 dat tegelijk met het bestand bodemgebruik 2003 is gepubliceerd).Doordat in dit indicatorblad een andere periode wordt beschouwd dan in de studie van Nabielek et al, levert dit andere resultaten. Ook is de gebruikte positie-bepaling van woningen (adres versus postcode) anders.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2014). Wonen binnen bestaand bebouwd gebied, 2000 - 2012 (indicator 2012, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.