Gebiedsgrootte natuurgebieden op het land, 1990-2022
Door de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland zijn tussen 1990 en 2022 natuurgebieden vergroot en met elkaar verbonden. Grote natuurgebieden zijn vooral bosgebieden en duingebieden. Relatief veel moerassen en graslanden in Nederland zijn te klein, waardoor een deel van de daarin voorkomende soorten het risico loopt te verdwijnen.
Natuurgebieden zijn tussen 1990 en 2022 vergroot en verbonden
Realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een middel om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Doel is om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Natuurgebieden zijn tussen 1990 en 2022 vergroot en met elkaar verbonden door verwerving, inrichting (natuurontwikkeling) en natuurbeheer van aangrenzende en tussenliggende landbouwgronden. Met de verworven gronden is ook het aantal kerngebieden, dat zijn natuurgebieden groter dan 250 ha (LNV 1990), toegenomen van 283 gebieden in 1990 tot 332 in 2022. De gebiedsgrootte van deze kerngebieden is toegenomen van ca. 448.000 ha naar ca. 558.000 ha.
Door het opnemen van verbindingszones tussen de natuurgebieden in het NNN is ook de ruimtelijke samenhang van de natuur op het land verbeterd. Door deze toename in ruimtelijke samenhang, die is gerealiseerd met verbindingszones, neemt het areaal natuurgebieden die groter zijn dan 5.000 ha flink toe. Er is echter niet onderzocht of deze vaak smalle verbindingszones ook functioneel zijn voor planten en dieren. In het algemeen kan worden gesteld dat grondgebonden soorten, zoals reptielen en amfibieën, maar ook vlinders, korte verbindingszones van 25-50 meter breedte nodig hebben (Broekmeyer & Steingröver 2001). De verbindingszones die op de NNN-kaart te zien zijn, zijn vaak niet meer dan smalle kanalen, beken of andere wateren van soms vele kilometers lengte. De verwachting is dat deze verbindingszones zoals ze op de NNN-kaart zijn gezet niet voor alle soorten optimaal functioneren en daarom een te rooskleurig beeld geven van de ruimtelijke samenhang. In de grafiek ‘Oppervlakte van natuurgebieden binnen Natuurnetwerk Nederland per gebiedsgrootteklasse’ is daarom voor de situatie in 2022 naast de gebiedsgrootte met verbindingszones, ook de gebiedsgrootte zonder verbindingszones opgenomen.
Daarnaast ontbreken op de NNN-kaart gegevens over barrières, zoals gemalen, stuwen of infrastructuur (wegen en spoorwegen). De impact van deze barrières op de gebiedsgrootte is in de berekening niet meegenomen. Er is aangenomen dat de barrièrewerking is opgeheven door de aangelegde faunapassages, zoals natuurbruggen en vistrappen.
- Aandeel beschermde natuurgebieden in Nederland
- Ontsnipperende maatregelen bij infrastructuur
- Migratiemogelijkheden voor trekvissen
Bos
Nederland kent vanouds een groot aantal kleine bosjes en een aantal zeer grote bosgebieden. De vele kleine bosjes van 0,5-10 ha besloegen in 2023 circa 9% van het totale bosareaal op de kaarten met natuurtypen. De meeste van deze bosjes waren van oudsher bestemd om aan de houtbehoefte van boeren te voldoen of stonden op plekken van weinig waarde voor de landbouw. Deze kleine bosjes zijn zeer waardevol voor soorten van het boerenland, zoals de geelgors. Voor enkele karakteristieke vogels en zoogdieren, zoals havik, wespendief en boommarter zijn grote aaneengesloten oppervlakten bos van meer dan 1000 ha nodig. Grote eenheden natuur zijn gemiddeld genomen minder verstoringsgevoelig dan kleine gebieden. De Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en een samenhangend complex van verschillende bossen in Brabant zijn de enige drie gebieden die in de hoogste oppervlakteklasse voorkomen (≥ 5000 ha). Grote gebieden worden echter meestal door infrastructuur doorsneden. Dit kan voor een soort als de boommarter fysieke barrières opleveren, waardoor het werkelijke leefgebied veel kleiner is dan het hele bosgebied.
Heide en hoogveen
Het merendeel van de heidevelden was in 2023 niet groter dan 10 ha. De totale oppervlakte van deze kleine terreinen is echter gering; circa 9% van het totale areaal heide. Met name op deze kleine heidevelden bestaat het risico dat kenmerkende broedvogels voor heide, zoals paapje en nachtzwaluw, en reptielen, zoals adder en gladde slang, op den duur verdwijnen. Dit is vooral het geval als deze kleine heidevelden geïsoleerd liggen van andere heidevelden. Bovendien zijn kleine gebieden ook kwetsbaarder voor verdroging en/of vermesting. Voor sommige soorten, waaronder een aantal grote vogels, zoals de slangenarend en de kraanvogel, zijn kleine heidegebieden niet geschikt en zijn zeer grote aaneengesloten oppervlakten heide en/of hoogveen nodig. Veertien heideterreinen in Nederland zijn groter dan 1000 ha, samen is dit in totaal 39% van het areaal heide en hoogveen in Nederland. Grote aaneengesloten heideterreinen zijn bijvoorbeeld de Strabrechtse heide, de Oldenbroekse heide en het Fochteloërveen. Om grotere heidegebieden te creëren en te herstellen zijn afgelopen jaren op diverse plekken bossen omgevormd tot heide, zoals bij de Utrechtse Heuvelrug, de Gorsselse Heide en de Brabantse Wal. Toch zijn grote oppervlakten van alleen heide niet voor alle soorten gunstig. Sommige soorten hebben juist een structuurrijk leefgebied nodig, waarin naast heide ook bomen, bosjes, vennen en/of stuifzand voorkomen.
Moerassen
Moerasgebieden zijn vergeleken met de andere ecosysteemtypen kleinere gebieden. Het gaat hier om rietlanden, trilvenen of andere moerasvegetaties. Van de moerasgebieden is in 2023 circa 19% kleiner dan 10 ha en circa twee derde kleiner dan 250 ha. In kleine moerasgebieden lopen soorten een groter risico te verdwijnen dan in grote moerasgebieden, zeker als deze kleine gebieden ook nog geïsoleerd liggen van andere moerassen. Omringd door landbouwgebied zijn deze moerasgebieden ook kwetsbaar voor verdroging en/of vermesting.
Voor veel kleinere soorten, zoals sommige vlinders en amfibieën, kunnen moerasgebieden van zo'n 10-100 ha al bijdragen aan een duurzaam voortbestaan. Voor de meeste moerasvogels en zoogdieren zijn deze gebieden van 10-100 ha weliswaar klein, maar in combinatie met oppervlaktewateren zoals meren en petgaten vaak toch groot genoeg. De meren en moerasbossen zijn echter niet meegenomen in de berekening van het areaal moeras. Volgens deze berekening zijn maar vijf moerasgebieden groter dan 1000 ha, namelijk de Oostvaardersplassen, het Lauwersmeer, de Weerribben-Wieden en de Onlanden.
Open duin
De meerderheid van het areaal open duin bestaat uit grote gebieden; circa 85% is groter dan 1000 ha. De totale oppervlakte van open duingebieden kleiner dan 10 ha is vergeleken met de andere ecosystemen zeer klein; in 2023 circa 1% van het totale areaal. Het vergroten van de duingebieden zelf is daarom voor het behoud van biodiversiteit niet van belang. Het voorkomen dat het open duin dicht groeit met bos en struweel, en het herstellen van gradiënten naar het achterland, zijn wel belangrijke aandachtspunten voor herstel van het open duin als leefgebied.
Halfnatuurlijke graslanden
Het merendeel van de halfnatuurlijke (soortenrijke) graslandgebieden is relatief klein in vergelijking met bos, heide en open duin. Bijna twee derde van het areaal aaneengesloten graslandgebied was in 2023 kleiner dan 250 ha. Grote arealen soortenrijke schraalgraslanden zijn door de landbouwintensivering van afgelopen eeuw bijna verdwenen. Geïsoleerd gelegen en omringd door landbouw zijn de overgebleven soortenrijke graslanden kwetsbaar voor verdroging en/of vermesting. Ook voor deze graslanden geldt dat veel kleinere soorten, zoals sommige vlinders en amfibieën, in gebieden van 10-100 ha al bijdragen aan een duurzaam voortbestaan van de soort, mits de milieucondities op orde zijn. Voor het duurzaam voortbestaan van de meeste weidevogels en zoogdieren zijn deze gebieden echter te klein. De grote halfnatuurlijke graslandgebieden van meer dan 1000 ha in Nederland omvatten 16% van het totaal areaal halfnatuurlijk grasland. De gebieden met grote oppervlakten grasland zijn vooral kwelders, maar zijn ook te vinden in beekdalen, bijvoorbeeld bij de Drentsche Aa.
Beleid Natuurnetwerk Nederland vergroot natuurgebieden
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de 'Ecologische Hoofdstructuur' (EHS), werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het ministerie van LNV. In 2013 zijn in het Natuurpact afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies over het natuurbeleid en de realisatie van het Natuurnetwerk met als einddatum 2027.
Het doel van het Natuurnetwerk is de achteruitgang van het areaal aan natuur en van de biodiversiteit te stoppen door een samenhangend netwerk van natuurgebieden te creëren. Dit wordt gedaan door natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden, zodat meer soorten een geschikt leefgebied vinden en populaties van veel soorten duurzaam kunnen voortbestaan. In kleine gebieden hebben soorten een groter risico op lokaal uitsterven dan in grotere gebieden. Klimaatverandering dreigt dit risico op lokaal uitsterven verder te vergroten. Door natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden in een natuurnetwerk, probeert de overheid dit risico te verkleinen. Grote eenheden natuur zijn tevens gunstig om water- en milieucondities te verbeteren en zijn gemiddeld genomen minder verstoringsgevoelig. Toch is het vergroten van ruimtelijke samenhang niet voor alle soorten een oplossing. Zo wordt om de noordse woelmuis te behouden, gestreefd naar behoud van het isolement van de terreinen waar de soort als enige woelmuissoort leeft, want anders worden ze weggeconcurreerd door de veldmuis of de aardmuis.
Bronnen
- Broekmeyer, M.E.A. & E.G. Steingröver (2001), Handboek robuuste verbindingen: ecologische randvoorwaarden. Alterra.
- IPO (2014). Natuurmeting op kaart. Peildatum 1-1-2014. De voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); verwerving, inrichting en beheer. Interprovinciaal Overleg
- Ministerie van EZ (2013). Kamerbrief, kenmerk DGNR-NB / 13157005. Ministerie van Economische Zaken. Bijlage Natuurpact.
- LNV & IPO (2023). Negende Voortgangsrapportage Natuur. Natuur in Nederland. Stand van zaken eind 2022.
- LNV (1990). Natuurbeleidsplan. Regeringsbeslissing. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag.
- Pouwels, R., M.J.S.M. Reijnen, J.T.R. Kalkhoven & J. Dirksen (2002). Ecoprofielen voor soortanalyses van ruimtelijke samenhang LARCH. Alterra-rapport 493. Alterra Wageningen UR.
- Sanders, M.E., H.A.M Meeuwsen, H.D. Roelofsen, R.J.H.G. Henkens (2021). Voortgang natuurnetwerk en areaal beschermd natuurgebied. Technische achtergronden bij de digitale Balans van de Leefomgeving 2020. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report 202.
- Vonk, M., C.C. Vos en D.C.J. van der Hoek (2010). Adaptatiestrategie voor een klimaatbestendige natuur. Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Den Haag/Bilthoven.
Relevante informatie
- Informatie over Noordse woelmuis: https://www.zoogdiervereniging.nl/zoogdiersoorten/noordse-woelmuis
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
Gebiedsgrootte natuurgebieden op het land, 1990-2022.
- Omschrijving
Verdeling van natuurgebieden en ecosystemen over oppervlakteklassen.
- Verantwoordelijk instituut
WUR (Marlies Sanders Eline van Elburg)
- Berekeningswijze
Gebiedsgrootte natuur, NNN en ecosystemen
GIS-analyse met bestanden van de provincies, waarbij we aannemen dat de beheertypekaart ‘BeheerGebied’ de typen natuur van Nederland het best weergeeft. De beheertypen zijn samengevoegd tot ecosystemen bos, heide, halfnatuurlijk grasland, open duin en moeras.De basis van de natuurgebieden in 2022 is het bestand ‘Gebied Beheer’ van de Voortgangsrapportage natuur (VRN). De basis van Natuurnetwerk (te realiseren in 2027) is het bestand ‘Provinciaal Natuurnetwerk’ van de VRN (de NNN-kaart). De natuurgebieden uit 1990 zijn gereconstrueerd door de verworven gronden sinds 1990 uit het bestand van 2022 te verwijderen. Deze bestanden zijn in de analyse genomen zonder de ecologische verbindingszones (EVZ = smalle elementen van maximaal 50 meter breed) door ze vooraf te verwijderen. De EVZ zijn daarna in een volgende berekening weer toegevoegd om het effect van de EVZ op de gebiedsgrootte te kunnen kwantificeren.
De gebiedsgroottes zijn berekend door het clusteren van kaartvlakken die minder dan 50 meter (een maat gekozen voor de maximale dispersieafstand) van elkaar zijn gelegen.De volledige werkwijze staat beschreven in: M.E. Sanders et al., 2021.
- Basistabel
Kaarten die behoren bij de 9e Voortgangsrapportage natuur (VRN): https://bestanden.bij12.nl/VRN2023-open-data.zip:
o Gebied Natuur
o Gebied Verwerving
o Natuurnetwerk NederlandNatuurmeting op kaart. Peildatum 1-1-2014.
Beheertypenkaart, kaartlaag ‘BeheerGebied’ uit IMNA: 20230928_NBP_RVO.gdb
- Geografische verdeling
Nederland.
- Verschijningsfrequentie
Vijfjaarlijks
- Achtergrondliteratuur
M.E. Sanders, H.A.M Meeuwsen, H.D. Roelofsen, R.J.H.G. Henkens (2021). Voortgang natuurnetwerk en areaal beschermd natuurgebied. Technische achtergronden bij de digitale Balans van de Leefomgeving 2020. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report 202
Natuurmeting op kaart. Peildatum 1-1-2014. De voortgang van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); verwerving, inrichting en beheer. Interprovinciaal Overleg
- Opmerking
Methode is wat aangepast ten opzichte van de vorige versie van de indicator. Zo is er nu een andere neerschaling van de beheertypenkaart gebruikt, met behulp van Top10NL data en LGN. Daarnaast is in deze versie voor alle resultaten, zowel voor de gebiedsgroottes natuurgebieden als de groottes van de ecosystemen dezelfde methode gebruikt, namelijk een clusteringprocedure op basis van buffers. Zie voor een volledige beschrijving van de methode het rapport.
- Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2024). Gebiedsgrootte natuurgebieden op het land, 1990-2022 (indicator 1588, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.