Gebiedsgrootte terrestrische ecosystemen, 1990-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De huidige natuur in Nederland bestaat uit enkele zeer grote aaneengesloten gebieden en veel kleine gebiedjes. De grote gebieden betreffen met name bosgebieden en duingebieden. Veel moerassen, graslanden en heiden in Nederland zijn te klein, waardoor een deel van de daarin voorkomende soorten het risico loopt te verdwijnen. Door de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland is het areaal van de grootste natuurgebieden met circa dertig procent toegenomen.

Realisatie van het Natuurnetwerk is een middel om natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden. Doel is om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Veel soorten zijn echter verbonden aan specifieke ecosystemen: bos, heide en hoogveen, moeras, open duin en (half)natuurlijk grasland.

Bos

Nederland kent vanouds een groot aantal kleine bosjes en een aantal zeer grote bosgebieden. De vele kleine bosjes van één tot tien hectare beslaan tien procent van het totale bosareaal. De meeste waren bestemd om aan de houtbehoefte van boeren te voldoen of stonden op plekken van weinig waarde voor de landbouw. Deze bosjes zijn zeer waardevol voor soorten van het boerenland, zoals de geelgors. De Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe zijn de enige gebieden die in de hoogste oppervlakteklasse komen (>= 5000 ha). Voor een aantal karakteristieke vogels en zoogdieren zoals havik, wespendief en boommarter zijn grote aaneengesloten oppervlakte bos van meer dan duizend hectare nodig. Gebieden van deze grootte worden in Nederland meestal door infrastructuur doorsneden. Dit kan voor een soort als de boommarter fysieke barrières opleveren waardoor het leefgebied veel kleiner is dan het bosgebied.

Heide en hoogveen

Het merendeel van de heidevelden is niet groter dan tien hectare. De totale oppervlakte van deze kleine terreinen is echter gering; circa twaalf procent van het totaal areaal heide. Met name op deze kleine heidevelden bestaat het risico dat kenmerkende broedvogels voor heide zoals paapje en nachtzwaluw en reptielen zoals adder en gladde slang, op den duur verdwijnen, vooral als deze kleine heidevelden ook nog geïsoleerd zijn van andere heidevelden. Bovendien zijn kleine gebieden ook kwetsbaarder voor verdroging en/of vermesting. Voor sommige soorten, waaronder een aantal grote vogels, zoals de slangenarend en de kraanvogel, zijn grote aaneengesloten oppervlakten heide en/of hoogveen nodig. Acht terreinen in Nederland, samen in totaal 27% van het areaal heide en hoogveen, zijn groter dan 1000 ha, waaronder de Strabrechtse heide, de Oldenbroekse heide en het Fochteloërveen. Afgelopen jaren zijn op diverse plekken bossen omgevormd tot heide in het kader van heideherstel (waaronder in gebieden zoals de Utrechtse Heuvelrug, de Gorsselse Heide en de Brabantse Wal).
Grote oppervlakten van alleen heide is niet voor alle soorten gunstig. Veel soorten hebben een structuurrijk leefgebied nodig waarin naast heide ook bos en/of stuifzand voorkomt. Soms kan het onderling verbinden van heidevelden in plaats van enkel vergroten gunstiger zijn, doordat de effecten van isolatie worden tegengegaan en tegelijkertijd de structuurrijkdom wordt behouden.

Moerassen

Het merendeel van de moerasgebieden is niet groter dan tien hectare. De totale oppervlakte van deze kleine terreinen is groter dan bij de heide; circa 28% van het totaal areaal moeras. Voor veel kleinere soorten, zoals enkele vlinders en amfibieën kunnen moerasgebieden van zo'n 10-100 ha al bijdragen aan een duurzaam voortbestaan. In kleine moerassen lopen soorten echter een groter risico te verdwijnen dan in grote moerassen, zeker als de kleine moerassen ook nog sterk geïsoleerd zijn van andere moerassen. Geïsoleerd gelegen binnen het landbouwgebied, zijn deze moerasgebieden ook kwetsbaar voor verdroging en/of vermesting. Voor de meeste moerasvogels en zoogdieren zijn deze gebieden van 10-100 ha echter te klein. De Oostvaardersplassen en de Weerribben / Wieden zijn de enige twee moerasgebieden van meer dan 1000 hectare in Nederland en omvatten twaalf procent van het totaal areaal moeras. In de Europese context heeft Nederland een belangrijke positie voor moerasecosystemen. Zo is een Europese moerascorridor een adaptatiestrategie om gevolgen van versnippering bij klimaatverandering op te vangen.

Open duin

De totale oppervlakte van open duingebieden kleiner dan tien hectare is vergeleken met de andere ecosystemen zeer klein; circa één procent van het totaal areaal open duin. De meerderheid van het areaal open duin bestaat uit grote gebieden. De duingebieden van meer dan 1000 hectare in Nederland omvatten 85% van het totaal areaal open duin. Het vergroten van de duingebieden zelf is daarom voor behoud van biodiversiteit niet van belang. Het voorkomen dat het open duin dicht groeit met bos en struweel, en het herstel van gradiënten naar het achterland, zijn wel belangrijke aandachtspunten.

(Half)natuurlijke graslanden

Het merendeel van de (half)natuurlijke graslanden is niet groter dan tien hectare. De totale oppervlakte van deze kleine graslandjes is relatief groot; circa 24% van het totaal areaal (half)natuurlijk grasland. De soortenrijke schraalgraslanden zijn door landbouwintensivering bijna verdwenen. Geïsoleerd gelegen binnen het landbouwgebied, zijn deze soortenrijke graslanden ook kwetsbaar voor verdroging en/of vermesting. Ook voor deze graslanden geldt dat veel kleinere soorten, zoals enkele vlinders en amfibieën, in gebieden van 10-100 ha al bijdragen aan een duurzaam voortbestaan. Voor het duurzaam voortbestaan van de meeste weidevogels en zoogdieren zijn deze gebieden echter te klein. De (half)natuurlijke graslanden van meer dan 1000 hectare in Nederland omvatten elf procent van het totaal areaal soortenrijk grasland. De gebieden met grote oppervlakten grasland zijn vooral kwelders, maar zijn ook te vinden bij de Drentsche Aa en het Lauwersmeergebied.

Beleid Natuurnetwerk Nederland vergroot natuurgebieden

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), voorheen de 'Ecologische Hoofdstructuur' (EHS), werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan van het ministerie van LNV. In 2013 zijn in het Natuurpact afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies over het natuurbeleid en de realisatie van het Natuurnetwerk. Het doel van het Natuurnetwerk is de achteruitgang van het areaal aan natuur en van de biodiversiteit te stoppen door een samenhangend netwerk van natuurgebieden te creëren. Dit wordt gedaan door natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden zodat meer soorten een geschikt leefgebied vinden en populaties van veel soorten duurzaam kunnen voortbestaan. In kleine gebieden hebben soorten een groter risico op lokaal uitsterven dan in grotere gebieden. Klimaatverandering dreigt dit risico op lokaal uitsterven nog te vergroten. Door een aantal van deze natuurgebieden te vergroten en met elkaar te verbinden in een Natuurnetwerk, probeert de overheid dit risico te verkleinen. Grote eenheden natuur zijn tevens gunstig om water- en milieucondities te verbeteren. Niet alleen de grootte van natuurgebieden, maar ook deze condities zorgen voor een hoge natuurkwaliteit.
Natuurgebieden worden vergroot en met elkaar verbonden door verwerving, inrichting en beheer van aangrenzende en tussenliggende landbouwgronden. In de NNN op het land is door verwerving en functiewijziging de gemiddelde gebiedsgrootte toegenomen van 85 hectare in 1990 naar 127 hectare in 2014. In de NNN neemt het areaal van de kleine gebieden daardoor af ten gunste van het areaal van grotere gebieden. Het areaal van de grootste natuurgebieden (>1000 ha) neemt met circa 30% toe. Er maken echter ook nog altijd kleine gebieden deel uit van het NNN en soms zijn de verbindingen tussen de gebieden niet veel breder dan een watergang. Niet onderzocht is of deze smalle verbindingen op de kaart ook functioneel zijn voor planten en dieren. De versnipperende werking van infrastructuur is niet meegenomen in deze indicator.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Gebiedsgrootte terrestrische ecosystemen, 1990-2014
Omschrijving
Verdeling van ecosystemen over oppervlakteklassen.
Verantwoordelijk instituut
Alterra Wageningen UR (Marlies Sanders, Rogier Pouwels)
Berekeningswijze
Gebiedsgrootte ecosystemenDe bron van de gegevens voor de gebiedsgrootte indeling is het LGN7-databestand van Alterra, die een weergave geeft van het landgebruik in Nederland in 2012. De legendaeenheden van LGN7 zijn toegekend aan vijf ecosysteemtypen: moeras, heide, bos, open duin en (half)natuurlijk grasland.
Moeras omvat de legenda-eenheden Overige moerasvegetatie (41) en Rietvegetatie (42).
Heide omvat in deze analyse de legenda-eenheden Open stuifzand en/ of rivierzand (35), Heide (36), Matig vergraste heide (37), Sterk vergraste heide (38) en Hoogveen (39). Er is een extra GIS-bewerking gedaan om het rivierzand niet mee te nemen in de analyse. Daarmee is een splitsing aangebracht van de terreinen met het type Open stuifzand en/of rivierzand (35) die liggen binnen het FGR-type Rivierengebied en daarbuiten. Terreinen die liggen binnen het Rivierengebied zijn niet meegenomen in de analyse. Duinheide (34) is vanwege gebiedsgrootte op ecosysteemniveau ingedeeld bij 'open duin'
Bos omvat in deze analyse de legenda-eenheden Loofbos (11), Naaldbos (12), Bos in hoogveengebied (40) en Bos in moerasgebied (43).
Open duin omvat de legenda-eenheden Open zand in kustgebied (31), Duinen met lage vegetatie (32), Duinen met hoge vegetatie (33) en Duinheide (34).
(Half)natuurlijk grasland omvat de legenda-eenheden Natuurlijk grasland (45 ) en Kwelders (30)
Ecosystemen die op minder dan 50 meter van elkaar gelegen zijn, zijn als aaneengesloten beschouwd. Hierdoor worden wegen niet als barrières beschouwd voor gebiedsgrootte. De wegen zorgen wel voor versnippering, zie indicator Ontsnipperende maatregelen bij infrastructuurKaarten hebben een nauwkeurigheid afhankelijk van de schaal waarop de gegevens ingewonnen zijn. De toepassingsschaal van LGN is 1:50.000. Dat betekent dat de kleinste gebiedjes tot ca 1 ha. niet nauwkeurig en betrouwbaar zijn. De gebiedjes kleiner dan 1 ha zijn daarom niet meegenomen in deze analyse. De oppervlakten en aantallen van de ecosysteemeenheden op de kaart zijn gesommeerd per oppervlakteklasse.
Gebiedsgrootte natuur binnen de NNNDe gebiedsgrootte van natuur binnen de NNN in 2014 is berekend op basis van de GIS-bestanden van LGN7, de NNN (IPO 2015), aangevuld met verwerving en functiewijziging (IPO 2015, NOK 2014) en de Basiskaart Natuur 2009.
De gebiedsgrootte van natuur binnen de NNN voor 1990 is berekend op basis van het oppervlakte natuur binnen de NNN 2014 waarvan verwerving en functiewijziging sinds 1990 is verminderd. Hierdoor staat alleen de bijdrage van verwerving en functiewijziging aan de gebiedsgrootte van natuur binnen de NNN in deze indicator.
Basistabel
LGN7 (Alterra).
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Vijfjaarlijks; afhankelijk van update LGN
Achtergrondliteratuur
Hazeu, G.W., C. Schuiling, G.J. Dorland, G.J. Roerink, H.S.D. Naeff & R.A. Smidt (2014) Landelijk Grondgebruiksbestand Nederland versie 7 (LGN7); Vervaardiging, nauwkeurigheid en gebruik, Wageningen, Alterra Wageningen UR. Alterra-rapport 2548.
Sanders, M.E., G.W.W Wamelink, R.M.A. Wegman, J. Clement (in prep). Indicatoren realisatie beleidsdoelen voor natuur; Subtitel. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report
Opmerking
Ten aanzien van areaal Moeras: De vorige versie (2008) was gebaseerd op LGN6. In LGN7 is de oppervlakte moeras kleiner. Er is met name een grote verschuiving opgetreden tussen beide landgebruikstypen die moeras weergeven. De oppervlakte Rietvegetatie is ruim 18 duizend ha minder geworden, terwijl de oppervlakte Overige moerasvegetatie met bijna 18 duizend ha is toegenomen. Over beide typen is er een afname van bijna 1000 ha (Hazeu et al. 2014). Ook de oppervlakte bos in moerasgebied is met ruim 2000 ha toegenomen, maar dit wordt toegekend aan het areaal bos en niet aan het areaal moeras.
Ten aanzien van areaal Heide: In LGN7 is de oppervlakte heide groter. Er is met name toename van Heide van enkele duizenden ha ten koste van Naaldbos. Ook is er een afname van Matig vergraste heide en Sterk vergraste heide van enkele honderden ha.
Ten aanzien van areaal Bos: De vorige versie (2011) was gebaseerd op het bestand LULUCF (2009). Er is grote overlap tussen het LGN-bestand aan het LULUCF, maar er zijn zeker op detail verschillen. Verschillen zijn daarom niet eenduidig te plaatsen, omdat beide invoerbestanden niet vergeleken zijn met elkaar. Wanneer het huidige gebruikte bestand, LGN7, vergeleken wordt met het LGN6- (2008) bestand blijkt de oppervlakte Bos met bijna 500 ha te zijn afgenomen. Er blijkt een toename te zijn van Loofbos en Bos in moerasgebied van enkele duizenden ha terwijl er afname is van Naaldbos.
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CLO (2016). Gebiedsgrootte terrestrische ecosystemen, 1990-2014 (indicator 1588, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.