Zeevissen, 1990-2021

De populatieomvang van zeevissen is sinds 1990 gemiddeld in omvang toegenomen; de trend over de laatste 12 jaar is stabiel.

Trends in zeevissen

Sinds 1990 nemen de zeevissen in de Noordzee (buiten de kustzone) als groep gemiddeld toe in populatie-aantallen. Er gaan meer soorten vooruit (14) dan achteruit (8). Van acht soorten is de populatie-omvang sinds 1990 stabiel. Soorten die vanaf 1990 vooruit zijn gegaan zijn hondshaai, tongschar en dwergtong. Ook stekelrog en gevlekte rog gaan vooruit, maar sterrog gaat juist achteruit. Andere afnemende soorten zijn haring en kabeljauw. Veel veranderingen in de visstand van de Noordzee traden al ver vóór 1990 op, waaronder de achteruitgang van haaien en roggen in de 20e eeuw.

Oorzaken

De visstand staat onder de invloed van visserij en meer recent ook van klimaatverandering. Overbevissing van diverse vissoorten na 1960 heeft geleid tot herstelplannen en -maatregelen, waardoor de visserijdruk is afgenomen. Een aantal commerciële soorten, zoals haring, heeft daarvan geprofiteerd, maar bijvoorbeeld de kabeljauw zit nog steeds op een lager niveau dan voorheen. Mogelijk is de visserijdruk voor sommige soorten nog te hoog voor herstel, maar ook klimaatverandering kan herstel van de stand van bepaalde vissoorten bemoeilijken. Er is meer dat de visstand op de Noordzee beïnvloedt: buiten de kustzone gaat het bijvoorbeeld om de aanleg van olie- en gasinstallaties en de aanleg van windparken.

Bronnen

  • Daan, N. (2000). De Noordzee-visfauna en criteria voor het vaststellen van doelsoorten voor het natuurbeleid. RIVO-rapport, C031/00, IJmuiden.
  • Fernandes, P.G. en R.M. Cook (2013). Reversal of fish stock decline in the Northeast Atlantic. Current Biology 23: 1432-1437.
  • Heessen, H.J.L., Daan, N. en J.R. Ellis (2015). Fish atlas of the Celtic Sea, North Sea, and Baltic Sea. Wageningen Academic Publishers, Wageningen en KNNV Publishing, Zeist.
  • Heessen, H.J.L. en R. ter Hofstede. 2005. Time series of 60 North Sea Fish species based on data from the ICES coordinated International Bottom Trawl Survey IBTS. Rapport C013.05. RIVO-Netherlands Institute for Fisheries Research, IJmuiden.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Trend in populatie-aantallen van zeevissen
Omschrijving
Ontwikkeling populatie-aantallen van zeevissen buiten de kustzone
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Soorten De indicator bestaat uit de trends van alle soorten die volgens de Visatlas (Heessen et al., 2015) in het Nederlands Continentaal Plat (NCP) voorkomen en waarvan er voldoende gegevens zijn om een trend te kunnen berekenen. De gebruikte data zijn echter niet beperkt tot het NCP, omdat de data dan voor veel soorten te schaars zijn om een trend in populatie-aantal te kunnen berekenen. Soorten waarvan Heessen et al. (2015) de tijdreeksen niet betrouwbaar achten zijn weggelaten uit de indicator, waaronder tarbot, griet, smelt en zeebaars.GegevensbronnenDe gegevens zijn ontleend aan de International Bottom Trawl Survey (IBTS) en de Beam Trawl survey (BTS). Beide programma's worden gecoördineerd door het International Council for the Exploration of the Sea (ICES, Kopenhagen). De data zijn gedownload van de DATRAS database van ICES in het najaar van 2022. Niet alle vissoorten kunnen met IBTS en BTS worden gevangen; zeldzame soorten, kustgebonden soorten, soorten die bij wrakken en dergelijke leven en snel zwemmende soorten zijn ondervertegenwoordigd. IBTS-dataBij de IBTS wordt de gehele Noordzee buiten de kustzone jaarlijks door onderzoeksschepen bemonsterd. De bemonsteringseenheden zijn ICES-hokken van circa 56 bij 56 km. In elk hok wordt in principe twee keer per jaar met een standaardnet (ottertrawl) de onderste vijf meter van de waterkolom bevist over een breedte van 70-90 meter. De meting levert het aantal individuen per lengteklasse per soort per 60 minuten vistrek op. Alleen hokken met een diepte van minder dan 200 meter en ten noorden van het Kanaal zijn gebruikt in de analyse. Voor de meeste vissoorten zijn de gegevens vanaf 1990 van het eerste kwartaal gebruikt. Voor makreel, horsmakreel en mul zijn data van het derde kwartaal gebruikt, omdat die daarin meer worden gevangen. IBTS-data uit het derde kwartaal zijn voor het eerst voorhanden vanaf 1991. BTS-dataBij de BTS wordt alleen het zuidelijke deel van de Noordzee, buiten de kustzone, door onderzoeksschepen met een boomkor bevist. Daarmee worden platvissen en een aantal andere soorten gevangen die op of in de bodem leven. De breedte van de boomkor en de vaarsnelheid variëren. De data uit het derde kwartaal van hokken ten noorden van het Kanaal zijn gebruikt. Analyse per soortPer soort zijn jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM). Alle soorten zijn geanalyseerd met het standaardmodel met jaar- en meetpunteffecten (hier ICES-hokken). Bij IBTS is rekening gehouden met het aantal trekken per jaar per ICES-hok door deze als offset in de analyse mee te nemen. Bij BTS is gecorrigeerd voor de variatie in beviste oppervlakte per ICES-hok en per jaar. Er is tevens gecorrigeerd voor het verschillend aantal bemonsterde gridcellen per jaar. Van een aantal soorten zijn er zowel indexen op basis van IBTS als op basis van BTS. Deze zijn gewogen gemiddeld door te wegen met de inverse van de variantie (1/variantie) van de reeks indexcijfers. De samengestelde indexen per soort zijn vervolgens in de indicator gebruikt.IndicatorOm de indicator te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen meetkundig gemiddeld (Van Strien et al., 2016). Voor de middeling is het laatste jaar van de indexen per soort op 100 gezet en zijn de overige jaren geïndexeerd ten opzichte van dat basisjaar. Door de gemiddelde indexen is een flexibele trend berekend met een 95% betrouwbaarheidsinterval. De trendwaarde (de lijn) voor het eerste jaar is vervolgens op 100 gezet. Het betrouwbaarheidsinterval is gebaseerd op de betrouwbaarheid van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., 2017). Een breed betrouwbaarheidsinterval betekent dat er enkele of meerdere soorten zijn met minder betrouwbare indexcijfers (grote standaardfouten). Daardoor zal ook het jaarcijfer van de indicator minder betrouwbaar zijn en is het precieze verloop van de trendlijn minder goed te bepalen. Een smal betrouwbaarheidsinterval betekent dat de indexcijfers van de meeste soorten heel betrouwbaar zijn (kleine standaardfouten). Ook indexcijfers van soorten die sterke jaar-op-jaar schommelingen vertonen, kunnen heel betrouwbaar zijn.Uit de betrouwbaarheidsintervallen zijn trendklassen afgeleid.
Basistabel
Zie de tabel met indexcijfers van afzonderlijke soorten onder 'Download data'.
Geografische verdeling
IBTS-gegevens: Noordzee, van het noorden van het Kanaal tot en met het zuiden van Noorwegen, buiten de kustzone. BTS-gegevens: zuidelijke helft van de Noordzee, buiten de kustzone. Vangstgegevens uit het Kattegat, het Skagerrak, en de wateren ten westen van Noorwegen, daar wordt gevist in het kader van IBTS, zijn niet meegenomen. In het kader van BTS wordt ook wel gevist in de Ierse zee en in de wateren ten noorden van Schotland, ook die gegevens worden niet meegenomen bij het berekenen van indexcijfers en trends.
Verschijningsfrequentie
Eens per 2-3 jaar
Achtergrondliteratuur
Heessen, H.J.L., Daan, N. en J.R. Ellis (2015). Fish atlas of the Celtic Sea, North Sea, and Baltic Sea. Wageningen Academic Publishers, Wageningen en KNNV Publishing, Zeist.Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81:340-347. Strien, A.J. van, A.W. Gmelig Meyling, J.E. Herder, H. Hollander, V.J. Kalkman, M.J.M. Poot, S. Turnhout, B. van der Hoorn, W.T.F.H. van Strien-van Liempt, C.A.M. van Swaay, C.A.M. van Turnhout, R.J.T. Verweij en N.J. Oerlemans (2016). Modest recovery of biodiversity in a western European country: The Living Planet Index for the Netherlands. Biological Conservation 200: 44-50.
Opmerking
Ten opzichte van de vorige versie van deze indicator is er een belangrijk verschil. Bij de vorige versies zijn bij het berekenen van de aantalstrends tellingen meegenomen uit gebieden die niet tot de Noordzee behoren. Het gaat wat betreft tellingen in het kader van IBTS om gegevens uit het Kattegat, het Skagerrak, en de wateren ten westen van Noorwegen. In het kader van BTS wordt ook wel gevist in de Ierse zee en in de wateren ten noorden van Schotland. Die gegevens zijn bij vorige versies van de indicator wel meegenomen bij het berekenen van indexcijfers en trends, bij deze versie van de indicator niet.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schattingen van trends in populatie-aantallen zijn gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2023). Zeevissen, 1990-2021 (indicator 1584, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.